Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
[naam] ,
[naam] ,
FAMILIE [naam] ,
Het procesverloop
- de moeder;
De feiten
Het verzoek
De standpunten
De beoordeling
afgewezen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 februari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gecertificeerde instelling (GI) voldoende betrokken is geweest bij de zorg voor [minderjarige], maar dat het verzoekschrift dat door de GI is ingediend, van onvoldoende kwaliteit is. Er zijn geen recente gegevens over de voortgang van de kinderbeschermingsmaatregelen en er zijn verschillende fouten in de data vermeld in het verzoekschrift. Ondanks deze tekortkomingen heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden te verlengen. Dit is gedaan in het belang van [minderjarige], die zich goed ontwikkelt bij de pleegouders. De kinderrechter heeft benadrukt dat er binnen zes maanden duidelijkheid moet komen over het perspectief van [minderjarige], zodat alle betrokkenen weten waar ze aan toe zijn. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI contact moet opnemen met de Raad voor de Kinderbescherming om het gevraagde onderzoek naar de noodzaak van een gezagsbeëindigende maatregel te starten.