ECLI:NL:RBZWB:2022:1203

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
C/02/393537 / JE RK 22-27
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 februari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gecertificeerde instelling (GI) voldoende betrokken is geweest bij de zorg voor [minderjarige], maar dat het verzoekschrift dat door de GI is ingediend, van onvoldoende kwaliteit is. Er zijn geen recente gegevens over de voortgang van de kinderbeschermingsmaatregelen en er zijn verschillende fouten in de data vermeld in het verzoekschrift. Ondanks deze tekortkomingen heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden te verlengen. Dit is gedaan in het belang van [minderjarige], die zich goed ontwikkelt bij de pleegouders. De kinderrechter heeft benadrukt dat er binnen zes maanden duidelijkheid moet komen over het perspectief van [minderjarige], zodat alle betrokkenen weten waar ze aan toe zijn. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI contact moet opnemen met de Raad voor de Kinderbescherming om het gevraagde onderzoek naar de noodzaak van een gezagsbeëindigende maatregel te starten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/393537 / JE RK 22-27
Datum uitspraak: 3 februari 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlening ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
[naam], hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Amsterdam.
betreffende

[naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[naam] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,

FAMILIE [naam] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 7 januari 2022.
Op 3 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- de pleegmoeder;
- een zittingsvertegenwoordiger namens de GI (via Teams).

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] verblijft bij de pleegouders.
Bij beschikking van de kinderrechter van 4 februari 2020 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 4 februari 2021. Ook is bij diezelfde beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 4 februari 2021.
Nu de maatregelen op 4 februari 2021 verlopen waren is op (spoed)verzoek van de Raad [minderjarige] bij beschikking van de kinderrechter van 12 februari 2021 voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 26 februari 2021. Ook is bij diezelfde beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 26 februari 2021.
Bij beschikking van 22 februari 2021 heeft de kinderrechter [minderjarige] vervolgens onder toezicht gesteld van de GI tot 12 februari 2022. Daarnaast is bij diezelfde beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd tot 12 februari 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de kinderrechter de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De GI handhaaft het verzoek. Sinds november 2021 is er geen betrokken jeugdzorgwerker geweest. De zittingsvertegenwoordiger is vanaf heden tevens de nieuwe jeugdzorgwerker. De GI betreurt de gang van zaken en erkent dat het verzoekschrift kwalitatief niet op orde is nu verschillende data verkeerd genoteerd staan en er geen nieuwe relevante informatie is ingebracht ter onderbouwing van het verzoek. De GI wijzigt, nu de data in het schriftelijk verzoek niet kloppen, mondeling het verzoek in die zin dat wordt verzocht om een verlenging van beide maatregelen voor de duur van een jaar, met ingang van 12 februari 2022. De GI heeft in 2021 een verzoek tot onderzoek naar de noodzaak van een gezagsbeëindigende maatregel ingediend bij de Raad voor de kinderbescherming (hierna: de Raad). De zaak staat nog op de wachtlijst. Een verlenging van de maatregelen is dus noodzakelijk.
De moeder heeft geen bezwaar tegen de verlenging van de maatregelen. De moeder weet dat [minderjarige] het heel goed doet bij de pleegouders en dat ze daar op haar plek zit. Inmiddels heeft de moeder eenmaal in de drie maanden een begeleid bezoekmoment met [minderjarige] . Deze momenten verlopen goed en de moeder zou de regeling graag uitbreiden. De moeder heeft wel last van de onduidelijkheid over de uitvoering van de maatregelen en hoopt ze dat er snel een nieuwe jeugdzorgwerker beschikbaar komt om nieuwe afspraken mee te maken. Hoewel de moeder [minderjarige] niet veel ziet is er wel veel contact tussen de moeder en de pleegmoeder en worden er foto’s en video’s gedeeld. De moeder blijft zo op de hoogte van de ontwikkelingen van [minderjarige] .
De pleegmoeder heeft verklaard dat in november 2021 de vorige jeugdzorgwerker is vertrokken. De pleegouders hebben daarna niets meer van de GI vernomen, maar de pleegzorgbegeleider heeft wel contact gehouden.
De pleegouders waren in de veronderstelling dat de maatregelen een jaar geleden voor het laatst verlengd zouden worden nu bij de Raad een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel loopt. Het gaat goed met [minderjarige] . Ze voelt zich thuis in het gezin. Ook is er goed contact met de moeder. Zij wordt door het pleegzin op de hoogte gehouden van de belangrijke zaken rondom [minderjarige] .

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Op grond van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling oordeelt de kinderrechter als volgt. Allereerst benadrukt de kinderrechter dat het aan dit verzoek ten grondslag liggende verzoekschrift ver onder de maat is. Het verzoekschrift is met knip- en plakwerk tot stand gekomen, er staan verkeerde data in en er wordt geen recente informatie gegeven over de ontwikkeling van [minderjarige] . Ook in het plan van aanpak staat geen recente informatie over de voortgang van de kinderbeschermingsmaatregelen. Dit plan is gelijk aan het plan dat bij het vorige verlengingsverzoek ( januari 2021) werd ingediend. De moeder blijkt wel contact te hebben met [minderjarige] , terwijl dit uit de stukken van de GI niet naar voren komt. Gebleken is dat er maandenlang geen jeugdzorgwerker beschikbaar is geweest en de vorige werker is blijkbaar vertrokken zonder deze zaak over te dragen of een voortgangsverslag te schrijven. Deze gang van zaken is onacceptabel en zou reden kunnen zijn om de verzoeken van de GI als zijnde onvoldoende onderbouwd af te wijzen.
De kinderrechter constateert evenwel dat [minderjarige] inmiddels al geruime tijd opgroeit bij de pleegouders waar zij zich goed ontwikkelt en waar het goed met haar gaat. Het afgelopen jaar zijn de contacten met de moeder onder begeleiding van de pleegzorg voorzichtig weer opgestart en die omgangsmomenten verlopen goed volgens de moeder. De moeder staat ook achter de plaatsing binnen het pleeggezin. De vader is, zo maakt de kinderrechter uit het verzoek op, sinds augustus 2020 buiten beeld bij [minderjarige] omdat hij niet langer mee wilde werken aan begeleide bezoeken. Hij reageerde blijkbaar niet meer op telefoontjes, mailtjes en brieven van de jeugdzorgwerker die tot november 2021 betrokken was. Ook de moeder heeft geen contact meer met hem.
Hoewel de onderbouwing van het verzoek van de GI ondermaats is, zou het afwijzen van het verzoek van de GI gezien het voorgaande niet in het belang van [minderjarige] zijn. Zij moet niet de dupe worden van de problemen die spelen bij de GI. Zij heeft het goed in het pleeggezin en een mogelijke plotse terugkeer naar een van haar ouders omdat er geen machtiging meer zou zijn om haar in het pleeggezin te laten wonen, zou als een van haar ouders haar op zou halen, haar leven op de kop zetten en haar ernstig schaden. De ouders hebben immers nog steeds het gezag over [minderjarige] , waardoor de machtiging tot uithuisplaatsing en de ondertoezichtstelling benodigd zijn om haar verblijf binnen het pleeggezin zeker te stellen. Dat maakt dat de kinderrechter het verzoek van de GI toch zal toewijzen.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het bij de Raad verzochte onderzoek tot beëindiging van het gezag tot op heden nog niet is gestart. Ook dit is betreurenswaardig, temeer nu iedereen dezelfde mening toegedaan lijkt over het verblijf en het perspectief van [minderjarige] bij de pleegouders. Het is dan ook volstrekt onnodig dat deze onduidelijkheid blijft voortduren bij zowel [minderjarige] , de ouders als de pleegouders. Er dient nu zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen zes maanden, duidelijkheid te komen over het perspectief van [minderjarige] , zodat zij, maar ook de ouders en de pleegouders, weten waar ze aan toe zijn. Gelet hierop zal de kinderrechter de maatregelen voor de duur van zes maanden verlengen, waarbij de rest van het verzoek wordt
afgewezen.
Dit betekent dat de GI contact op zal moeten nemen met de Raad over de noodzaak van het uitvoeren van het gevraagde onderzoek en dat een eventueel verlengingsverzoek na afloop van de zes maanden zal moeten worden onderbouwd met een plan van aanpak dat wel aan de vereisten voldoet.
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 12 februari 2022 tot 12 augustus 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 12 februari 2022 tot 12 augustus 2022;
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen anders of meer verzocht is.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2022 door mr. A.R. van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.A.K. Kurvink als griffier.
(sk)
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 25 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.