ECLI:NL:RBZWB:2022:1195

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
C/02/391714 FA RK 21-4816
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van gezamenlijk gezag na eerdere beëindiging van het gezag van de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 februari 2022 uitspraak gedaan over het herstel van gezamenlijk gezag over drie minderjarige kinderen. De ouders, die eerder gehuwd waren, hebben in 2018 hun huwelijk beëindigd en sindsdien was het gezag van de vader beëindigd. De moeder had het eenhoofdig gezag over de kinderen. De rechtbank heeft het verzoek van de ouders om gezamenlijk gezag te herstellen, dat was ingediend op 12 oktober 2021, behandeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 januari 2022 waren beide ouders aanwezig, bijgestaan door hun advocaat, en was er ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De minderjarigen hebben hun mening kenbaar gemaakt aan de kinderrechter en ondersteunden het verzoek van hun ouders.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds de eerdere uitspraak van 2018 veel is veranderd in de situatie van de ouders. Er is nu sprake van een goede samenwerking tussen de ouders en een bestendige positieve verandering in hun relatie. De ouders hebben samen met de minderjarigen gewerkt aan het verbeteren van hun onderlinge communicatie en hebben gezamenlijk tijd doorgebracht met de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek toe te wijzen, omdat het in het belang van de minderjarigen is dat de ouders weer gezamenlijk het gezag uitoefenen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek om gezamenlijk gezag te herstellen toewijsbaar is, omdat de ouders in staat zijn om samen de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen te dragen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ouders per direct weer gezamenlijk het gezag over de kinderen kunnen uitoefenen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/391714 / FA RK 21-4816
datum uitspraak: 24 februari 2022
beschikking betreffende wijziging gezag
in de zaak van
[naam],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
en
[naam] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
samen te noemen: verzoekers,
advocaat namens beide verzoekers: mr. L. Rijsdam te Leiden.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 12 oktober 2021 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de brief van [minderjarige 1] , zoals door [minderjarige 2] en [minderjarige 3] overgelegd tijdens het gesprek
met de kinderrechter.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 27 januari 2022. Bij die gelegenheid zijn verschenen verzoekers, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger namens de Raad.
1.3
De hierna te noemen minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken op 24 januari 2022. Zij hebben die dag met de (kinder)rechter gepraat.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Den Haag d.d. 29 januari 2018 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 13 augustus 2018 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit het huwelijk van partijen zijn de navolgende nu nog minderjarige kinderen geboren:
-
[minderjarige 1](hierna te noemen: [naam] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
-
[minderjarige 2](hierna te noemen: [naam] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
-
[minderjarige 3](hierna te noemen: [naam] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
2.3
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.4
Bij beschikking van 23 mei 2018 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant het gezamenlijk ouderlijk gezag van partijen beëindigd en is bepaald dat de moeder belast zal zijn met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen. Het hof heeft deze beschikking op 27 juni 2019 bekrachtigd.

3.Het verzoek en de beoordeling

3.1
Verzoekers verzoeken om nadrukkelijk te bepalen dat de man en de vrouw het gezamenlijk gezag hebben over de hiervoor genoemde minderjarige kinderen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De rechtbank begrijpt dat het verzoek is gebaseerd op artikel 1:277 BW, te weten het herstel van het ouderlijk gezag na beëindiging hiervan.
3.2
Op grond van artikel 1:277 BW kan de rechtbank de ouder wiens gezag is beëindigd, op zijn verzoek in het gezag herstellen indien herstel in het gezag in het belang van de minderjarige is, en de ouder in staat is duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen.
3.3
Verzoekers hebben aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat er veel is veranderd sinds de uitspraak van deze rechtbank van 23 mei 2018 en de daarop volgende bekrachtiging van deze beslissing door het hof op 27 juni 2019. Verzoekers vinden het allebei belangrijk dat de minderjarigen onderling contact hebben, maar ook dat minderjarigen met beide ouders contact hebben. Verzoekers zijn samen met elkaar en met de minderjarigen in gesprek gegaan om te kijken hoe zij dit konden bereiken. Daarbij is uitgesproken dat het belangrijk is om respect te tonen naar elkaar, dat er onderling gepraat wordt en dat dingen in onderling overleg – zonder machtsverhouding – worden geregeld. Dit was vijftien maanden geleden en sindsdien gaat het veel beter. Er is sprake van contact, onderling overleg aangaande de minderjarigen en verzoekers brengen weekenden en vakanties gezamenlijk met hun kinderen door. De minderjarigen hebben in het gesprek met de kinderrechter en in de brief ( [minderjarige 1] ) bevestigd dat de situatie is verbeterd en dat er nu een goed onderling contact is. Zij ondersteunen het verzoek van hun ouders.
3.4
De Raad heeft naar aanleiding van hetgeen naar voren is gebracht geadviseerd om het verzoek toe te wijzen. In tegenstelling tot de situatie in 2018 lijkt er nu sprake te zijn van een goede samenwerking tussen de ouders en dit lijkt een bestendige situatie te zijn. De Raad acht het in het belang van de minderjarigen dat de ouders weer gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarigen uitoefenen.
3.5
De rechtbank stelt vast dat de situatie tussen verzoekers op een positieve manier is gewijzigd. De ouders hebben het overleg en de samenwerking met elkaar opgezocht en er is weer contact tussen de minderjarigen en hun meerderjarige broer en de beide ouders. Gelet op deze positieve verandering is de rechtbank van oordeel dat het thans wel weer in het belang van de minderjarigen is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hen uitoefenen. Het uitgangspunt is immers dat ouders na beëindiging van de relatie gezamenlijk het gezag uitoefenen en verzoekers lijken daar weer toe in staat. De man heeft zijn vaderrol weer opgepakt en heeft de wens om samen met de moeder de zorg en verantwoordelijkheid te dragen voor zijn kinderen. De moeder ondersteunt die wens van de vader en staat open voor contact. Partijen brengen de weekenden nu grotendeels met elkaar en hun kinderen door en ook in de vakanties is er intensief contact, ook tussen de moeder en de inmiddels meerderjarige zoon van partijen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de positieve verandering inmiddels geruime tijd voortduurt, naar verklaring van verzoekers reeds vijftien maanden, hetgeen doet vermoeden dat de ingezette verandering een bestendig karakter heeft. De minderjarigen hebben ook de wens dat de beide ouders weer in gezamenlijkheid de belangrijke beslissingen over hen nemen. Gelet op het voorgaande wordt er voldaan aan de vereisten die de wet stelt aan het herstel van het gezag van de ouder wiens gezag is beëindigd. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
3.6
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden. Verzoekers kunnen dan per heden (weer) het gezamenlijk ouderlijk gezag uitoefenen, zoals zijzelf en de minderjarigen wensen.

4.De beslissing

De rechtbank
herstelt het ouderlijk gezag van de man, [naam] , over:
- [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
en bepaalt dat verzoekers per heden weer gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over genoemde minderjarigen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. van Triest, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2022 in tegenwoordigheid van mr. K.M.P. van Ginneke, griffier.
KG
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.