ECLI:NL:RBZWB:2022:1187

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
02-180750-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor uitvoer van heroïne met verborgen ruimte in voertuig

Op 11 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 9 kilo heroïne. De verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht, werd bijgestaan door raadsman mr. F.J.E. Hogewind. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 februari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die was gewijzigd volgens artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne in de verborgen ruimte van zijn auto, die professioneel was aangebracht. De verdachte had verklaard niets te weten van de drugs, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de feitelijke beschikkingsmacht had over de drugs en dat hij opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 8 juli 2021 te Hazeldonk, gemeente Breda, opzettelijk ongeveer 9 kilo heroïne buiten het grondgebied van Nederland had gebracht.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten van het LOVS en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en stabiele relatie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 39 maanden en een geldboete van €21.750. Daarnaast werd de in beslag genomen Citroën DS3 verbeurd verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 11 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/180750-21
vonnis van de meervoudige kamer van 11 maart 2022
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1993 te [Geboorteplaats- en Land]
wonende aan [Adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 februari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ongeveer 9 kilo heroïne buiten Nederlands grondgebied heeft gebracht, dan wel dat heeft geprobeerd te doen, dan wel die hoeveelheid heroïne aanwezig heeft gehad en/of vervoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de 9 kilo heroïne buiten Nederlands grondgebied heeft gebracht. De verborgen ruimte in de auto betrof een professionele ruimte die alleen van binnen met een speciale combinatie aan handelingen geopend kon worden met daarin drugs met een straatwaarde van minstens 180.000 euro.
Het is dan ook onwaarschijnlijk dat iemand anders deze drugs in de auto heeft gedaan buiten medeweten van verdachte, zodat de officier van justitie uitgaat van wetenschap van verdachte. Verdachte was al geruime tijd eigenaar van de auto en was als bijrijder in die auto ook aanwezig op het moment van aantreffen van de drugs zodat er ook sprake was van beschikkingsmacht over de drugs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het ontbreken van bewijsmiddelen dat verdachte wetenschap had van de drugs in de verborgen ruimte in zijn auto. De enkele ervaringsregel dat de eigenaar ook wetenschap moet hebben van hetgeen zich in de auto bevindt, is ontoereikend nu er meerdere personen gebruik maakten van de auto van verdachte. Het is niet uitgesloten dat de drugs in de auto zijn geplaatst door deze mensen. Ook is het niet onmogelijk om onderzoek te verrichten naar de eerdere eigenaar van de auto waarvan verdachte stelt dat deze hem mogelijk erin heeft geluisd, maar een dergelijk onderzoek is niet verricht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 8 juli 2021 8.30 uur was er een zogenaamde ANPR hit op een auto, een Citroën DS3 met Belgisch kenteken [Kenteken] op de A16 ter hoogte van de Brienenoordbrug in Rotterdam. Kort hierna, om 8.58 uur werd de auto gezien in Breda Noord. Verbalisanten zagen dat de auto de Belgische grens naderde en hebben het voertuig laten stil staan bij Hazeldonk-West. De bestuurder was [Naam] , de vriendin van verdachte, en verdachte bevond zich als bijrijder in het voertuig. In een professioneel aangebrachte verborgen ruimte achter de kentekenplaat trof de politie verpakte blokken aan waar later circa 9 kilo heroïne in bleek te zitten.
Verdachte heeft verklaard onderweg te zijn geweest naar Antwerpen en niets te weten van de heroïne of van de verborgen ruimte in zijn auto. Zijn auto zou wel eens door een ander worden gebruikt, maar hij wilde niet vertellen door wie.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de eigenaar was van deze auto. In het verhoor bij de politie verklaarde verdachte de auto al anderhalf jaar in zijn bezit te hebben. Ter zitting verklaarde hij dat het slechts negen maanden waren. Het is vaste rechtspraak dat de eigenaar bekend wordt verondersteld met de aanwezigheid van de in de auto aanwezige goederen, behoudens contra-indicaties. Dat verdachte ‘slechts’ negen maanden de eigenaar was van de auto, is geen contra-indicatie. Negen maanden is immers nog steeds een behoorlijke periode. Daarnaast was de aangetroffen ruimte een uiterst professionele ruimte die slechts van binnen opengemaakt kon worden door een combinatie van handelingen. Dat verdachte geen weet had van deze ruimte, acht de rechtbank niet aannemelijk. In de ruimte bevond zich bovendien ruim 9 kilo heroïne met een straatwaarde van ten minste 180.000 tot 200.000 euro. Dat iemand anders een dergelijke hoeveelheid harddrugs zou achterlaten bij verdachte zonder dat deze hiervan wist, is gelet op de grote waarde hiervan niet aannemelijk.
De daarop volgende verklaring van verdachtes ter zitting dat ‘een kennis’ waarvan hij de naam niet wil noemen, de auto aan hem heeft verkocht voor een gunstige prijs in ruil voor het af en toe gebruik mogen maken van de auto, acht de rechtbank in dit kader ook onvoldoende. Verdachte heeft immers geen andere gegevens of details gegeven waardoor deze verklaring voldoende concreet en verifieerbaar is geworden. Zo noemt hij geen naam of andere gegevens van deze kennis, en evenmin data, plaatsnamen en redenen waarom het zo gebeurd zou zijn. Ook legt hij niet uit waarom hij angstig is om te verklaren over die persoon, anders dan dat deze kennis weet wie verdachte is en waar hij woont. Bovendien is in dat verhaal niet verklaarbaar dat die ‘kennis’ verdachte in de auto zou laten rijden met daarin 9 kilo drugs zonder blijkbaar controle te houden op de auto of nadere afspraken te maken met verdachte.
Nu een aannemelijke, verifieerbare verklaring van verdachte ontbreekt, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte een verklaring heeft afgelegd om te verhullen dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in de auto in de hoop zo zijn straf te ontlopen. Verdachte was de eigenaar van de auto en was op 8 juli 2021 de bijrijder van de auto, zodat verdachte ook de feitelijke beschikkingsmacht had over de drugs. Verdachte heeft verklaard van Den Haag naar Antwerpen onderweg te zijn geweest, zodat bewezen kan worden dat verdachte de drugs buiten het grondgebied van Nederland ging brengen in de zin van de Opiumwet.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de uitvoer van circa 9 kilo heroïne.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 8 juli 2021 te Hazeldonk, gemeente Breda, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 9 kilo heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 41 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest en daarnaast een geldboete ter hoogte van 21.750 euro. Tot verhaal van een geldboete is er conservatoir beslag gelegd op de Mini Cooper van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt in het kader van de strafmaat dat het opleggen van langdurige gevangenisstraffen bij Opiumwet feiten geen enkel redelijk doel dient en zinloos is. Het kost de maatschappij veel geld en het haalt de levens van verdachte en zijn naasten overhoop. De raadsman verwijst naar andere uitspraken waarin (aanzienlijk) lagere gevangenisstraffen zijn opgelegd dan de straffen zoals deze in de Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) staan vermeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de uitvoer van een aanzienlijke hoeveelheid heroïne. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid en vormen als zodanig een bedreiging voor de volksgezondheid. Het gebruik van verdovende middelen leidt ook tot allerlei vormen van criminaliteit, overlast en andere maatschappelijke problemen. Verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging in aanmerking de oriëntatiepunten zoals deze zijn vastgesteld door het LOVS, en die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij uitvoer van een hoeveelheid harddrugs met een gewicht van tussen de 8 en de 9 kilo, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 44 tot 46 maanden. De rechtbank heeft gezien dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat hij een stabiele relatie en werk heeft. De rechtbank zal om die reden uitgaan van de ondergrens, een gevangenisstraf 44 maanden. Nu de rechtbank naast een onvoorwaardelijk gevangenisstraf ook aanleiding ziet om een geldboete op te leggen, zoals is gevorderd door de officier van justitie, zal zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 39 maanden. Daarbij is ook rekening gehouden met de verbeurdverklaring van de Citroën DS3, die hierna zal worden uitgesproken. De rechterlijke uitspraken waar de raadsman naar heeft verwezen betroffen situaties waar de verdachte een loods had gehuurd, al dan niet als katvanger, dan wel waar de verdachte slechts de bestuurder (niet-eigenaar) was van het voertuig, zodat deze uitspraken om die redenen niet vergelijkbaar zijn.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen Citroën DS3 is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de Citroën DS3 aan verdachte toebehoort, dat het feit is begaan met betrekking tot dit voorwerp en dat de opsporing van het misdrijf is belemmerd met behulp van dit voorwerp (verborgen ruimte in de auto).
Het beslag dat blijkens het proces-verbaal van pagina 19, voor de waarheidsvinding is gelegd op de Mini Cooper, is op 30 juli 2020 via een machtiging van de rechter-commissaris gehandhaafd als conservatoir beslag tot verhaal van een geldboete.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 39 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 21.750,=;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
143 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten
1. Personenauto Citroën met kenteken [Kenteken] , grijs, chassisnr: [Chassisnummer] , goednummer G2352474.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Veldhuizen, voorzitter, mr. P. Kooijman en mr. B.A.S.E. Maandag, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.P.A.J. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 maart 2022.
Mr. Veldhuizen en mr. Joosen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.