4.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij ruim zevenentwintig jaar geleden gedurende een periode van ongeveer zes jaren ontucht heeft gepleegd met zijn dochter [Aangeefster] (hierna: aangeefster) die toen nog geen twaalf jaar oud was, door onder meer haar clitoris te betasten en te likken en haar zijn penis te laten betasten en in haar mond te laten nemen. Aangeefster heeft hierover op 10 januari 2020 bij de politie, tijdens een zogeheten informatief gesprek, verklaard. In 2018 heeft zij haar vader (verdachte), moeder en broer hierover geïnformeerd. Verdachte heeft steeds ontkend dat hij opzettelijk ontucht heeft gepleegd met aangeefster. Wel heeft hij verklaard dat hij met aangeefster altijd samen ging douchen en dat hij aangeefster daarbij waste. Aangeefster was erg geïnteresseerd in zijn penis en kon er niet vanaf blijven. Het is een aantal malen voorgekomen dat, als hij onder de douche zijn eigen haren waste, aangeefster zijn penis betastte en zijn penis in haar mond nam. Toen aangeefster een keer daarna weer niet van zijn penis kon afblijven en hij het beu was, heeft hij zijn broek laten zakken en gezegd “hier heb je hem”. Toen was de spanning er vanaf en gebeurde het niet meer.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster toen zij nog geen twaalf jaar oud was. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de clitoris of vagina van aangeefster heeft betast en gelikt. De verklaring van aangeefster hierover vindt daarvoor geen steun in ander bewijsmateriaal. Van dit onderdeel van de tenlastelegging moet verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Wel kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat aangeefster een aantal malen de penis van verdachte heeft betast en in haar mond heeft genomen. Aangeefster heeft in haar verklaring benadrukt dat dit geen pijpen was. Zij ziet dit echter wel, gelet op haar aangifte, als misbruik.
Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat dit telkens hooguit een paar seconden duurde en dat hij dan soms al een erectie had. Hij heeft echter nimmer seksuele intenties gehad. Hij had meestal onder de douche een erectie, dat gebeurde gewoon. Als aangeefster aan zijn penis zat, deed hem dat niets en dan zei hij tegen haar dat zij daarvan af moest blijven en draaide hij zich om of zette hij haar op de gang. Hij heeft het toen ervaren als een soort ontdekkingsreis vanuit aangeefster en met zijn toenmalige vrouw, de moeder van aangeefster, besproken hoe zij dit moesten oplossen. Hoewel hij het als vervelend ervoer, is hij wel met haar blijven douchen. Hij wilde niet weglopen voor zijn eigen kind en hoopte het haar zo af te leren. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van verdachte over zijn beleving en intentie, nu deze authentiek op haar overkomt en op dit punt wordt ondersteund door de verklaring van de moeder van aangeefster. De vraag is echter of verdachte ook mocht handelen zoals hij heeft gedaan.
Artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die daartoe, gelet op hun jeugdige leeftijd, in het algemeen niet of onvoldoende in staat worden geacht te zijn. De kwetsbare positie maakt het irrelevant of toestemming is gegeven door de betrokkene en/of door degene die een bijzondere verantwoordelijkheid over het slachtoffer heeft, zoals de ouder. Wanneer sprake is van een meer dan gering leeftijdsverschil met een minderjarige zal de stelling dat er sprake was van toestemming en/of een affectieve relatie ook weinig effect hebben. Seksuele handelingen in een dergelijke relatie zullen al snel als ontuchtig worden aangemerkt. Dit geldt eveneens wanneer het initiatief van het slachtoffer uitgaat. Het slachtoffer wordt geacht niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van het eigen gedrag te overzien. Daarom biedt de wet ook bescherming tegen verleiding die van het slachtoffer zelf kan uitgaan. Dit brengt in sommige gevallen een plicht tot ingrijpen met zich.
In dat licht bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte de seksuele integriteit van aangeefster heeft geschonden door onvoldoende in te grijpen toen aangeefster zijn penis betastte en in haar mond nam, terwijl uit een oogpunt van de bescherming van haar seksuele integriteit dat ingrijpen wel geboden was. Aangeefster was nog (zeer) jong, een ouder heeft dan vooral de rol van beschermer, ook als dat betekent het beschermen van de minderjarige tegen zichzelf. Dat verdachte verklaart daarbij geen seksuele intenties te hebben gehad, maakt dit oordeel niet anders. Hoewel de rechtbank zich nog kan voorstellen dat verdachte de eerste keer verrast was door hetgeen tussen hem en aangeefster gebeurde en niet wist hoe te handelen, heeft verdachte, door zich vervolgens meermalen te blijven begeven in de situatie waarin de handelingen plaatsvonden (namelijk door met aangeefster te blijven douchen), voorwaardelijk opzet gehad op het plegen van ontucht. Verdachte heeft namelijk de aanmerkelijke kans dat aangeefster zijn penis zou betasten of in de mond zou nemen op die momenten telkens opnieuw aanvaard.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze handelingen binnen of omstreeks de ten laste gelegde periode vallen.
Aangeefster heeft in haar aangifte situaties beschreven waarbij zij de penis van verdachte heeft betast en in haar mond heeft genomen. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat deze handelingen hebben plaatsgevonden in de ten laste gelegde periode. Aangeefster verklaart in haar aangifte dat het misbruik begon rond haar zevende of achtste jaar, doch is niet concreet over de datum of de periode waarop of waarin deze handelingen hebben plaatsgevonden en ook anderszins zijn er geen concrete aanknopingspunten voor een tijdsbepaling. Aangeefster denkt dat zij voornoemde leeftijd had toen het begon, omdat zij toen rookte en verdachte haar daarmee manipuleerde en dat het stopte zo rond haar elfde of twaalfde. De moeder van aangeefster heeft verklaard dat zij zich niet meer kan herinneren wanneer de destijds door verdachte met haar besproken situatie, dat aangeefster aan zijn penis zat, heeft plaatsgevonden, noch wanneer haar gesprek met verdachte hierover is geweest. De moeder van aangeefster geeft evenwel aan dat aangeefster haar eerst heeft verteld dat het begon toen zij vier jaar oud was en daarna heeft aangegeven dat zij zeven à negen jaar oud was toen het begon. Verdachte kan zich het exacte jaartal niet meer herinneren, maar denkt dat de eerste keer was toen aangeefster net op de lagere school zat. Op zitting heeft verdachte verklaard dat aangeefster tot zijn buikhoogte kwam. Hij was toen 1.80 meter lang. Het heeft volgens hem niet langer dan een paar maanden geduurd. Het bovenstaande afwegende, levert naar het oordeel van de rechtbank meer aanwijzingen op dat aangeefster tussen de vier en vijf jaar oud is geweest toen zij voor het eerst de penis van verdachte aanraakte en dat zij vervolgens een aantal malen daarna wederom de penis heeft aangeraakt en in haar mond heeft genomen gedurende een aantal daarop volgende maanden. Voor meer handelingen of een langere periode is geen of onvoldoende bewijs in het dossier. De leeftijd van vier en vijf jaar oud valt echter ruim niet binnen de ten laste gelegde pleegperiode genoemd in de dagvaarding.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit in of omstreeks de ten laste gelegde periode heeft begaan en zal hem dan ook van het feit vrijspreken.