4.35Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. In de akte van huwelijkse voorwaarden van 18 juni 1999, die sedertdien ongewijzigd zijn gebleven, is, voor zover hier van belang, het navolgende bepaald:
Gemeenschap van inboedel
Artikel 1
De echtgenoten zijn gehuwd in gemeenschap van inboedel; elke andere gemeenschap van goederen is tussen hen uitgesloten.
Roerende zaken en rechten aan toonder
Artikel 5
(….)
3. Bestaat overigens tussen de echtgenoten een geschil aan wie van hen beiden een goed toebehoort en kan geen van beiden zijn recht op dit goed bewijzen, dan wordt het goed geacht aan ieder van de echtgenoten voor de helft toe te behoren.
4. Bestaat tussen de echtgenoten een geschil omtrent de grootte van ieders aandeel in een goed, dat zonder aandeelvermelding tussen hen gemeen is, dan worden zij geacht ieder voor de helft daarin gerechtigd te zijn, behoudens tegenbewijs.
Vergoedingen
Artikel 6
De echtgenoten zijn, voor zover niet anders is/wordt overeengekomen, verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot, ten bedrage van of naar de waarde ten dage van de onttrekking.
Deze vergoedingen zijn dragen geen rente en zijn terstond opeisbaar, tenzij de redelijkheid en billijkheid zich hiertegen verzetten.
Bestuur
Artikel 7
Indien de ene echtgenoot het bestuur van zijn goederen aan de andere echtgenoot overlaat, is laatstgenoemde met inachtneming van de aard van de huwelijksverhouding en de aard van de goederen, voor het door hem gevoerde bestuur aansprakelijk zoals bepaald in de artikel 7:400 en verder van het Burgerlijk Wetboek (opdracht) en is hij verplicht deswege rekening en verantwoording af te leggen op eerste aanzegging.
Inkomen en belastingen
Artikel 9
1.Inkomen
a. Onder inkomen wordt verstaan het begrip belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 verminderd met de daarover verschuldigde belasting op inkomen en premieheffing volksverzekeringen, waarbij geen rekening wordt gehouden met de fiscale toerekening van inkomsten van de ene aan de andere echtgenoot, doch als inkomen van ieder van hen geldt hetgeen hem/haar rechtens toekwam.
b. Indien één der echtgenoten met zijn werk- of opdrachtgever is overeengekomen, dat de door hem te genieten inkomsten op een ongebruikelijke wijze zullen worden verminderd dan wel op een ongebruikelijk tijdstip zullen worden genoten, wordt hiermee voor de berekening van het inkomen geen rekening gehouden.
c. Niet als inkomen worden aangemerkt inkomsten, welke in de inkomstenbelasting worden belast naar een bijzonder tarief.
d. Voorts worden niet als inkomen aangemerkt de zuivere inkomsten uit vermogen.
1. De kosten van de gemeenschappelijke huishouding, daaronder begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de uit het huwelijk geboren kinderen, van de door de echtgenoten geadopteerde kinderen, alsmede van de kinderen die met beider instemming in het gezin zijn opgenomen, wat de laatste kinderen betreft voor zover deze kosten niet ten laste van derden komen, worden voldaan uit de inkomens van de echtgenoten naar evenredigheid daarvan;voor zover deze inkomens ontoereikend zijn, worden deze kosten voldaan uit ieders vermogen naar evenredigheid daarvan.
Onder deze kosten worden mede verstaan premies voor gebruikelijke verzekeringen, huurpenningen voor de gehuurde echtelijke woning en renten van geldleningen voor de financiering van de aan (een van) hen in eigendom toebehorende echtelijke woning, de inboedel en de gezinsauto.
2. De echtgenoot die over enig kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan zijn aandeel ingevolge het hiervoor bepaalde, heeft het recht het teveel bijgedragene terug te vorderen van de andere echtgenoot.
3. Ingeval het huwelijk wordt ontbonden of tussen de echtgenoten scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, vervalt het recht het aldus teveel bijgedragene terug te vorderen, indien betaling of verrekening daarvan niet binnen een half jaar na de ontbinding van het huwelijk of ingeval van scheiding van tafel en bed, binnen een half jaar nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, heeft plaatsgehad of schriftelijk is gevorderd.
Slotverklaringen
De comparanten verklaarden dat zij zijn overeengekomen dat de artikelen uit boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het wettelijk deelgenootschap, thans de artikelen 1:132 tot en met 145 niet van toepassing (zullen) zijn op de in deze akte opgenomen verrekenbedingen, met uitzondering van het thans in artikel 1:136 bepaalde omtrent de vermogensbeschrijving.