ECLI:NL:RBZWB:2022:1112

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 20_9659
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beëindiging WIA-uitkering en medische beoordeling door UWV

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 4 maart 2022, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV over de beëindiging van haar WIA-uitkering behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Igdeli, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 oktober 2020, waarin het UWV haar uitkering per 26 november 2020 introk op basis van de beoordeling dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft op 21 januari 2022 een zitting gehouden, waarbij eiseres aanwezig was en het UWV vertegenwoordigd werd door mr. B. Drossaert. De derde partij, de werkgever van eiseres, heeft zich afgemeld voor de zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het UWV onvoldoende zorgvuldig en volledig is uitgevoerd. Eiseres heeft in bezwaar diverse gronden aangevoerd met betrekking tot zowel psychische als fysieke beperkingen, maar de verzekeringsarts b&b heeft deze onvoldoende onderbouwd. De rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b verweten dat hij niet is ingegaan op de bijlagen van de behandelaar van eiseres en dat er geen gericht onderzoek is gedaan naar de fysieke klachten die eiseres heeft aangevoerd.

De rechtbank heeft besloten om het UWV de gelegenheid te geven om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van de bevindingen in deze tussenuitspraak. Het UWV moet binnen acht weken na verzending van deze uitspraak rapporteren over de belastbaarheid van eiseres en, indien nodig, een nieuwe arbeidsdeskundige beoordeling uitvoeren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9659 WIA

tussenuitspraak van 4 maart 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. S. Igdeli,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde partij], te [plaatsnaam 2] ,
gemachtigde: [naam gemachtigde derde partij] .

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 oktober 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 21 januari 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Drossaert. De derde partij heeft zich afgemeld voor de mondelinge behandeling.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als Verzorgende IG voor 28,02 uur per week. Voor dat werk is zij op 8 april 2015 uitgevallen door fysieke klachten. In het besluit van 22 februari 2017 heeft het UWV aan eiseres vanaf 5 april 2017 tot 20 februari 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Bij besluit van 6 december 2018 is eiseres, vanaf 20 februari 2019, een loonaanvullingsuitkering toegekend. Aan beide genoemde besluiten ligt ten grondslag dat het UWV geen benutbare mogelijkheden bij eiseres heeft aangenomen.
Op 17 juli 2019 heeft de derde partij (verder: werkgever) het UWV verzocht om de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw te beoordelen. Het UWV heeft in het besluit van
20 september 2019 (primair besluit) besloten de loonaanvullingsuitkering – bij gebrek aan benutbare mogelijkheden – voort te zetten. [naam gemachtigde derde partij] (hierna werkgever) heeft bezwaar gemaakt tegen het primair besluit.
Tijdens de bezwaarprocedure heeft het UWV op 20 juli 2020 aangegeven voornemens te zijn de loonaanvullingsuitkering vanaf 21 september 2020 in te trekken, omdat eiseres als minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt beschouwd. Eiseres heeft tegen dit voornemen zienswijzen ingediend.
In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van de werkgever tegen het primair besluit gegrond verklaard en de loonaanvullingsuitkering van eiseres op 26 november 2020 ingetrokken, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 26 november 2020.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiseres op 13 mei 2019 onderzocht tijdens het spreekuur. Vooraf heeft de verzekeringsarts het dossier bestudeerd. Er heeft geen lichamelijk onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat de situatie van eiseres, ondanks de behandelingen en medicatie, niet is verbeterd. De verzekeringsarts heeft zoals eerder geen benutbare mogelijkheden aangenomen.
In de bezwaarprocedure tegen het primair besluit heeft verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] eiseres op 11 februari 2020 lichamelijk en psychisch onderzocht op het spreekuur. Verder heeft hij Psyon opdracht gegeven voor een psychiatrische expertise, inclusief de opdracht om de psychiatrische bevindingen te vertalen naar een verzekeringsgeneeskundige beoordeling van de belastbaarheid.
In de rapportage van 20 april 2020 van Psyon heeft psychiater [naam psychiater] een andere diagnose aangenomen dan waar eerder vanuit is gegaan. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts Psyon] van Psyon heeft op basis hiervan aangegeven dat eiseres aangewezen is op een werksituatie zonder hectiek, chaos, veelvuldige storingen en veelvuldige deadlines en op werk zonder hoog handelingstempo. Tevens is zij beperkt voor het deelnemen aan gemotoriseerd verkeer.
De verzekeringsarts b&b heeft op 8 juni 2020 gerapporteerd naar aanleiding van het expertiserapport van Psyon. De verzekeringsarts heeft hierin de door Psyon aangegeven beperkingen overgenomen en nog verder aangevuld met een aantal fysieke beperkingen.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 juni 2020.
Eiseres heeft op 24 augustus 2020 en 4 september 2020 zienswijzen ingediend tegen het voornemen van het UWV om de WIA-uitkering in te trekken. Bij de zienswijzen was een recente brief van de behandelaar van eiseres gevoegd. Kort zakelijk weergegeven, voert eiseres aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met al haar klachten en relevante beperkingen noch met de gewijzigde medicatie. Zij claimt extra beperkingen en kan zich verder niet vinden in de gewijzigde diagnose op basis van de door het UWV gelaste expertise.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft de hoorzitting van 29 september 2020 bijgewoond en nader gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b heeft de aangevoerde zienswijzen besproken en weerlegd, en de beoordeling van 8 juni 2020 gehandhaafd.
4.2
Eiseres heeft in beroep tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd – onder verwijzing naar de ingediende zienswijzen – dat verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] niet is ingegaan op de bij de zienswijzen meegestuurde bijlage van de behandelaar en de aangevoerde wijziging van de medicatie. Meerdere verzekeringsartsen oordelen verschillend over het al dan niet bestaan van benutbare mogelijkheden, waarbij de thans aangenomen benutbare mogelijkheden onvoldoende onderbouwd zijn. Ook is de verzekeringsarts b&b niet ingegaan op de in de zienswijzen aangegeven fysieke beperkingen en er is ten onrechte geen urenbeperking aangenomen.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig en volledig is geweest. De rechtbank betrekt bij dit oordeel dat eiseres in bezwaar gronden heeft aangevoerd ter zake zowel psychische als fysieke beperkingen. De rechtbank leidt uit het dossier af dat eiseres de fysieke klachten deels al in 2017 heeft benoemd in een vragenlijst. Deze vragenlijst maakte ook onderdeel uit van de onderzoeksbevindingen van arts [naam arts] . Tevens zijn de fysieke klachten in de bezwaarprocedure aangevoerd. De overweging van de verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] dat deze klachten reeds in het eerdere onderzoek zijn gewogen, is naar het oordeel van de rechtbank niet juist. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 11 februari 2020 volgt namelijk niet dat er gericht onderzoek is uitgevoerd naar de in bezwaar aangevoerde fysieke klachten. Ook in eerdere verzekeringsgeneeskundige onderzoeken is dit niet onderzocht.
Daarnaast constateert de rechtbank dat de verzekeringsarts b&b niet is ingegaan op de door eiseres overgelegde bijlage bij de zienswijzen. Het had op de weg van de verzekeringsarts b&b gelegen om hier wel op in te gaan, nu het recente informatie van de behandelaar betreft. De bijlage was weliswaar niet goed leesbaar, maar eventueel had de verzekeringsarts b&b contact kunnen opnemen met de gemachtigde van eiseres om een leesbaar exemplaar van de bijlage te ontvangen.
Bestuurlijke lus
5.1
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om met inachtneming van wat onder 4.3 staat vermeld, de belastbaarheid van eiseres volledig te beoordelen en hierover te rapporteren. Indien nodig dient daarop ook een nieuwe arbeidsdeskundige beoordeling plaats te vinden.
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven. . 5.2 De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op acht weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak, met in achtneming van hetgeen in overweging 4.3 en 5.1 van deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, al geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 4 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.