Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
tussenuitspraak van 4 maart 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Omvang geschil
Wettelijk kader
Medische beoordeling
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 4 maart 2022, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV over de beëindiging van haar WIA-uitkering behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Igdeli, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 oktober 2020, waarin het UWV haar uitkering per 26 november 2020 introk op basis van de beoordeling dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft op 21 januari 2022 een zitting gehouden, waarbij eiseres aanwezig was en het UWV vertegenwoordigd werd door mr. B. Drossaert. De derde partij, de werkgever van eiseres, heeft zich afgemeld voor de zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het UWV onvoldoende zorgvuldig en volledig is uitgevoerd. Eiseres heeft in bezwaar diverse gronden aangevoerd met betrekking tot zowel psychische als fysieke beperkingen, maar de verzekeringsarts b&b heeft deze onvoldoende onderbouwd. De rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b verweten dat hij niet is ingegaan op de bijlagen van de behandelaar van eiseres en dat er geen gericht onderzoek is gedaan naar de fysieke klachten die eiseres heeft aangevoerd.
De rechtbank heeft besloten om het UWV de gelegenheid te geven om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van de bevindingen in deze tussenuitspraak. Het UWV moet binnen acht weken na verzending van deze uitspraak rapporteren over de belastbaarheid van eiseres en, indien nodig, een nieuwe arbeidsdeskundige beoordeling uitvoeren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.