ECLI:NL:RBZWB:2022:1108

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
02/248830-20, 02/058673-21, 02/166439-21, 02/186426-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal, geweld en benzinediefstal

Op 4 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die betrokken was bij meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, openlijk geweld en benzinediefstal. De rechtbank heeft de zaken inhoudelijk behandeld op 18 februari 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere inbraken in eetcafés, overvallen op lachgaskoeriers en benzinediefstallen. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van deze feiten, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig waren en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging zich op het standpunt stelde dat er onvoldoende bewijs was voor enkele van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen, openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, en diefstal met geweld. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 113 dagen opgelegd, met een voorwaardelijke jeugddetentie van twaalf maanden en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/248830-20, 02/058673-21, 02/166439-21, 02/186426-21
vonnis van de meervoudige kamer van 4 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
wonende te [adres verdachte]
raadsman mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 18 februari 2022, waarbij de officier van justitie mr. Simpelaar en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging onder parketnummer 02/248830-20 is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De (gewijzigde) tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer
02/058673-21
feit 1
dat verdachte op oudjaarsavond 2019 in Breda samen met anderen heeft ingebroken in meerdere bergingen van een flat, door de deuren van deze bergingen in te trappen, en hier vervolgens spullen uit weg te nemen. Dit is in verschillende juridische varianten ten laste gelegd;
feit 2
dat verdachte op oudjaarsavond 2019 betrokken is geweest bij rellen in de wijk Hoge Vucht te Breda waarbij cameramasten en hekken van de gemeente zijn vernield;
02/248830-20
feit 1 (onderzoek Kruth)
dat verdachte op 19 september 2020 in Breda samen met anderen onder meer flessen lachgas heeft gestolen van [naam 1] en/of [naam 2] en daarbij geweld heeft gebruikt tegen [naam 2] ;
feit 2 (onderzoek Épinal)
dat verdachte op 2 juli 2020 in Breda samen met anderen onder meer flessen lachgas en andere spullen heeft gestolen van [bedrijf 1] en/of [naam 3] en daarbij geweld heeft gebruikt;
feit 3 (onderzoek Embrun)
dat verdachte op 1 juli 2020 in Geertruidenberg samen met anderen onder meer lachgascilinders heeft gestolen van [naam 4] en daarbij geweld heeft gebruikt;
02/166439-21
feiten 1 en 2
dat verdachte twee keer heeft ingebroken in eetcafé [eetcafe] waarbij hij beide keren twee gokautomaten heeft open gebroken en geld daaruit heeft weggenomen;
02/186426-21
dat verdachte zes keer benzine heeft getankt bij verschillende tankstations en zonder te betalen is weggereden.

3.De voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02/058673-21
feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen bergingsdeuren in een flat aan de Wensel Cobergherstraat te Breda heeft intrapt en vervolgens spullen uit deze bergingen heeft weggenomen.
feit 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd door samen met anderen aan hekken te trekken en twee cameramasten te vernielen. De officier van justitie gaat er hierbij vanuit dat de wezenlijke bijdrage van verdachte daaruit bestond dat hij onderdeel uitmaakte van een groep van een man of twaalf en dat hij aan een hek heeft getrokken en tegen de lens van een camera heeft getrapt.
02/248830-20
feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met vier anderen, met geweld en met dreiging met geweld, in Breda [naam 2] (hierna: [naam 2]) heeft overvallen. Zij baseert zich daarbij in het bijzonder op de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij bij de overval aanwezig was, de verklaringen van [naam 2] en [naam 1] (hierna: [naam 1]) bij de rechter-commissaris, de verklaring van getuige [getuige 1] en de processen-verbaal waaruit volgt dat verdachte kort na de overval met enkele medeverdachten de Markflat in vlucht.
feit 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met twee anderen, met geweld en met dreiging met geweld, in Breda bezorger [naam 3] heeft overvallen. Zij baseert zich daarbij in het bijzonder op de verklaring van [naam 3] , de bevindingen van het onderzoek naar telefoongegevens en de bevindingen van het onderzoek naar de overval in Geertruidenberg (feit 3).
feit 3
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met twee anderen, met geweld en met dreiging met geweld, in Geertruidenberg [naam 4] heeft overvallen. Zij baseert zich daarbij in het bijzonder op de aangifte en de nadere verklaring van [naam 4] , de bevindingen van de politie bij de controle van de Renault Megane kort na de overval en de bevindingen van het onderzoek naar telefoongegevens.
02/166439-21
feiten 1 en 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide diefstallen van geld uit de gokautomaten in eetcafé [eetcafe] heeft gepleegd, omdat bij de eerste diefstal een pet in een van de gokkasten is achtergebleven waarop het dna van verdachte is aangetroffen en bij de tweede diefstal op het glas van de voordeur dat was ingeslagen om de zaak binnen te komen een vingerafdruk van verdachte is aangetroffen.
02/186426-21
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de zes tenlastegelegde diefstallen van brandstof heeft gepleegd, omdat verdachte op foto’s van de ‘tankende dader’ als de dader is herkend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02/058673-21
feit 1
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van dit feit.
feit 2
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van het schoppen tegen de camera aan de Wensel Cobergherstraat, omdat verdachte deze handeling alleen heeft gepleegd. Ook dient verdachte partieel te worden vrijgesproken van het plegen van openlijk geweld jegens de cameramast aan de Groenedijkplein te Breda, aangezien hiervoor wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De verdediging refereert zich ten aanzien van het overige.
02/248830-20
feit 1 (onderzoek Kruth)
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van dit feit.
feiten 2 en 3 (onderzoeken Épinal en Embrun)
De verdediging heeft onder verwijzing naar het zogeheten Prokuratuur-arrest voor deze feiten vrijspraak bepleit.
02/166439-21
feit 1
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van dit feit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Dat er in een van de opengebroken gokkasten een pet is aangetroffen met daarop het dna van verdachte is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat hij degene is geweest die heeft ingebroken. De pet kan daar terecht zijn gekomen zonder dat verdachte daar is geweest op het moment van de diefstal.
feit 2
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van dit feit.
02/186426-21
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de diefstal van brandstof bij de [tankstation 1] . Ten aanzien van de overige diefstallen is de
verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De gestelde ‘herkenningen’ in het dossier zijn van onvoldoende gewicht. Slechts eenmaal, bij de [tankstation 1] , is verdachte herkend; de conclusie van verbalisant [verbalisant 1] dat het steeds om dezelfde persoon gaat is onvoldoende overtuigend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen in de zaken met parketnummers 02/058673-21, 02/166439-21 en 02/186426-21 zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht. De vindplaats van de bewijsmiddelen in de zaak met parketnummer 02/248830-20 is middels voetnoten aangegeven.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/058673-21
feit 1
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op 31 december 2019, samen met een groep jongeren, in het souterrain van een flat aan de Wensel Cobergherstraat te Breda de bergingsdeur van aangever [naam 5] heeft ingetrapt en hieruit spullen heeft weggenomen, waaronder een roestvrijstalen wasrek, twee banden, twee tapijten, drie boodschappentassen met gereedschap, een tuinstoel en een dakkoffer. De rechtbank acht hiermee de onder feit 1 primair tenlastegelegde diefstal in vereniging door middel van braak wettig en overtuigend bewezen.
feit 2
De rechtbank leidt voorts uit de bewijsmiddelen af dat verdachte op 31 december 2019, wederom samen met een groep jongeren, vernielingen heeft aangericht op straat in de wijk Hoge Vucht te Breda. Verdachte heeft hier samen met anderen onder andere aan hekken rondom een mobiele cameramast aan de Wensel Cobergherstraat getrokken en deze hekken open gemaakt, en vervolgens ook die mobiele cameramast omver geduwd en hiervan de lens kapot getrapt. De rechtbank leidt tevens uit de bewijsmiddelen af dat verdachte samen met diezelfde groep vervolgens een mobiele cameramast aan het Groenedijkplein heeft vernield. De rechtbank acht derhalve de onder feit 2 tenlastegelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van openlijk geweld tegen de cameramast aan de Wensel Cobergherstraat, omdat hij de handeling van het trappen tegen de lens alleen zou hebben gepleegd, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft deze handeling verricht enkele ogenblikken na het omver gooien van genoemde cameramast, waarbij verdachte als deel van de groep aanwezig was. Hierna heeft hij met die anderen de andere cameramast aan het Groenedijkplein vernield. Verdachte heeft de handeling van het trappen weliswaar alleen verricht, maar wel in de context van het plegen van de vernielingen als groep. De rechtbank is van oordeel dat de handeling van het geven van een trap tegen de lens hierdoor geplaatst dient te worden in het perspectief van de rellen die die avond plaatsvonden en waarbij verdachte deel uitmaakte van de groep die de tenlastegelegde vernielingen heeft gepleegd. Het is hierbij niet zozeer van belang welke geweldshandeling precies door welke verdachte is verricht. Vast is komen te staan dat het tenlastegelegde geweld is gepleegd, dat verdachte hieraan door onder meer te trappen een voldoende wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd en dat deze handeling van verdachte – gezien de camerabeelden waaruit volgt dat kort erna en kort ervoor sprake is van groepsgeweld – niet als een geïsoleerde handeling kan worden gezien, wat tot een vrijspraak voor openlijk geweld zou moeten leiden. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
02/248830-20
Op 1 en 2 juli 2020 en op 19 september 2020 hebben in totaal drie overvallen plaatsgevonden waarbij lachgascilinders zijn buitgemaakt. Bij elke overval is het slachtoffer een bezorger van lachgas die na een telefonische bestelling op een afgesproken plaats is verschenen en beroofd. Andere overeenkomsten bij de overvallen zijn dat deze gepleegd zijn door meerdere daders en dat gebruik is gemaakt van een vuurwapen. De rechtbank overweegt over deze feiten het volgende.
feit 1 (onderzoek Kruth)
Verdachte heeft verklaard dat hij bij de overval op 19 september 2020 aanwezig was en dat [naam 2] toen is overvallen. [1]
Slachtoffer [naam 2] heeft daarover het volgende verklaard. [2] Hij werd die nacht rond 02:50 uur gebeld door een jongen die zich bij [voetbalvereniging] bevond en die 4 kilogram lachgas bestelde. [naam 2] is daarop met zijn bus naar de voetbalvereniging gereden en zag daar een rode Fiat en een zwarte Polo. Hij is in de richting van de Polo gereden, uitgestapt en zag toen een jongen zonder gezichtsbedekking die de bestelling kwam afnemen. [naam 2] wilde vervolgens de bus aan de achterzijde openen toen hij van achteren bij zijn nek werd vastgepakt en naar de grond werd getrokken. Terwijl de jongen zonder gezichtsbedekking een wapen op [naam 2] gericht hield, zijn andere jongens uit de Polo gestapt en hebben lachgasflessen uit de bus overgeladen in de Polo. Eén jongen is in de Polo blijven zitten. [3] Getuige [getuige 1] die in de Fiat zat, heeft verklaard dat een geweer werd gericht op degene die op de grond lag. [4] Naast lachgasflessen zijn een pet, slippers, een nektas met daarin € 800,- (waarvan € 500,- van zijn broer [naam 1] was) en een zwarte en een gele jas (merk: Peuterey) van [naam 2] weggenomen. [5] Verder is nog een identiteitsbewijs weggenomen. [6] Vervolgens zijn de overvallers met de Polo weggereden.
[naam 1] heeft verklaard dat zijn broertje
(rechtbank: [naam 2] )hem na de overval heeft gebeld. [7] Hij is toen naar [naam 2] toegegaan en heeft het kenteken en de vluchtrichting van de Polo doorgegeven aan de politie.
Om 03.18 uur werden verbalisanten naar de plaats gestuurd waar volgens een melding kort tevoren een lachgasverkoper is overvallen. [8] Rijdend over de Graaf Hendrik III-laan in de richting van de Willem van Oranjelaan in Breda, zagen zij een zwarte Volkswagen Polo hen tegemoetkomen. Hierop keerden de verbalisanten, volgden zij de Polo en zagen zij dat het kenteken overeenkwam met het kenteken van de vluchtauto dat aan hen was doorgegeven. Toen de Polo op de Boeimeersingel vaart minderde, zagen de verbalisanten vier personen uit die auto wegrennen en hielden zij de bestuurder, [medeverdachte 1] , aan. [9] In de Polo troffen zij een spijkerjas [10] , een autosleutel, sandalen en dertien [11] lachgasflessen aan. Kort hierna wees een krantenbezorger de verbalisanten in de richting van de nabijgelegen Markflat aan de Jan Nieuwenhuyzenstraat, waar hij een gele jas en een witte pet op de galerij had zien liggen. [12] [naam 1] heeft op foto’s de in de Polo aangetroffen slippers (ook aangeduid als sandalen) en een in de Markflat gevonden gele jas en wit petje herkend. [13] Op het dak van deze flat werd even later [medeverdachte 2] aangetroffen [14] en onder hem, op het gras bij die flat, vond de politie een zwart schoudertasje. [15] Ook dat is door [naam 1] herkend.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] herkend op camerabeelden van die eerder genoemde Markflat. [16] Zij - en een onbekend gebleven vierde man - komen in een tijdsbestek van 18 seconden - tussen 03:20:05 en 03:20:23 uur - de flat binnen. [17] Eerst volgt de onbekend gebleven man verdachte wanneer hij de trap opgaat [18] en kort daarna komen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de flat binnen, kijkt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] en wijst naar de trap, waarna ook zij samen de trap oplopen. [19]
Rond 08.00 uur die ochtend trof een verbalisant op aanwijzingen van een getuige op het wegdek van de Graaf Hendrik III-laan een vuurwapen, zwart met bruine kolf, en munitie aan. [20] Dit was op het punt op de vluchtroute waar de politie de Polo in het oog kreeg en ging achtervolgen. Uit onderzoek naar het wapen en de munitie blijkt dat deze echt zijn. [21] Het aangetroffen vuurwapen vertoont grote overeenkomsten met op de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen afbeeldingen [22] , terwijl het een vrij specifiek vuurwapen is, gelet op de bruine kolf.
De verbalisant ziet op de camerabeelden dat [medeverdachte 2] naar verdachte keek en naar een trap in de flat wees en hij merkt daarbij op dat het leek alsof beiden elkaar kenden. [23]
De rechtbank acht op grond van het voorgaande het medeplegen van de diefstal met geweld zoals tenlastegelegd onder feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
feiten 2 en 3 (onderzoeken Épinal en Embrun) - Prokuratuur-verweer
De verdediging heeft onder verwijzing naar het Prokuratuur-arrest van het Hof van Justitie van de EU (ECLI: EU:C:2021:152) aangevoerd dat in deze zaken zonder voorafgaande toetsing door een rechterlijke instantie of onafhankelijke bestuurlijke entiteit toegang is verleend tot historische (telefoon)gegevens en anpr-gegevens, wat in strijd is met het Unierecht, en dat deze gegevens vervolgens in het strafrechtelijk onderzoek zijn gebruikt.
Door het ontbreken van die voorafgaande, onafhankelijke toets is onduidelijk of de gegevens bruikbaar en betrouwbaar zijn, waarbij de verdediging wijst op het ontbreken van mutatienummers in het eindproces-verbaal. Subsidiair stelt de verdediging dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim en dat daardoor het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is geschonden. Het gevolg van zowel het primaire als het subsidiaire standpunt is dat de gegevens van het bewijs moeten worden uitgesloten. Het dan nog resterende bewijs is onvoldoende om het tenlastegelegde onder feit 2 en 3 wettig en overtuigend te bewijzen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank kan volstaan met de enkele vaststelling dat er sprake is van een vormverzuim.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het zogeheten Prokuratuur-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 2 maart (ECLI:EU:C:2021:152) volgt dat het voor strafrechtelijke doeleinden verlenen van toegang tot de in het arrest bedoelde communicatiegegevens slechts is toegestaan in het kader van procedures - voor zover ter beoordeling van deze zaak relevant - ter bestrijding van zware criminaliteit. Daarvan is, zoals ook door de verdediging erkend, in dit geval sprake.
Verder volgt uit het arrest van het HvJ EU dat het aan de nationale wetgever is om de voorwaarden vast te stellen waaronder de aanbieders van elektronische communicatiediensten aan de bevoegde nationale instanties toegang moeten verlenen tot de persoonsgegevens waarover zij beschikken. Van belang is dat die toegang onderworpen is aan een voorafgaande toetsing door een rechterlijke instantie of een andere onafhankelijke bestuurlijke entiteit. Gelet op de vereiste onafhankelijkheid mag de instantie die die toetsing verricht niet betrokken zijn bij de uitvoering van het betrokken strafrechtelijke onderzoek en moet zij neutraal zijn ten opzichte van de partijen in de strafprocedure. Dat is niet het geval bij een Openbaar Ministerie dat strafrechtelijke onderzoeken leidt en in voorkomend geval ook optreedt als openbaar aanklager tijdens strafprocedures. Een latere toetsing van het besluit van de officier van justitie is niet voldoende om aan het onafhankelijkheidsvereiste te voldoen, omdat de controle door een onafhankelijke autoriteit moet plaatsvinden voorafgaand aan de machtiging.
In de zaken van verdachte zijn voor meerdere telefoonnummers en imei-nummers vorderingen tot verstrekking van de verkeers- en locatiegegevens afgegeven, voor periodes variërend van enkele dagen tot zes maanden. Die vorderingen zijn gedaan in overeenstemming met de voorschriften uit het Wetboek van Strafvordering, maar hadden
- gelet op het hiervoor geschetste toetsingskader - achteraf gezien niet door een officier van justitie gevorderd mogen worden zonder voorafgaande onafhankelijke toetsing door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke entiteit. De gegevens die op grond van deze vorderingen zijn verstrekt, zijn daarom onrechtmatig verkregen.
Vervolgens moet worden nagegaan welke rechtsgevolgen moeten worden verbonden aan dit vormverzuim. Het HvJ EU heeft in het arrest La Quadrature du Net e.a. van 6 oktober 2020 een beoordelingskader gegeven voor de vraag hoe omgegaan moet worden met processen-verbaal die zijn opgesteld op basis van informatie die in strijd met de voorschriften van het Unierecht zijn verkregen. Het HvJ EU overweegt daarin dat het volgens het beginsel van procedurele autonomie een zaak van het nationale recht is om de regels vast te stellen met betrekking tot de toelaatbaarheid van (onrechtmatig verkregen) informatie/bewijs, met dien verstande dat deze regels moeten voldoen aan het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en doeltreffendheidsbeginsel. De rechtbank zal daarom aansluiting zoeken bij het beoordelingskader van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
In zijn arrest van 1 december 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1889) overweegt de Hoge Raad dat aan de rechtspraak over de verschillende in artikel 359a Sv genoemde rechtsgevolgen als uitgangspunt ten grondslag ligt dat het rechtsgevolg in verhouding moet staan tot de aard en de ernst van het vormverzuim en het door de verdachte als gevolg van het vormverzuim geleden nadeel. Dat betekent tevens dat, waar mogelijk, wordt volstaan met het – vanuit het perspectief van de met vervolging en berechting van strafbare feiten gemoeide belangen bezien – minst verstrekkende rechtsgevolg.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verdediging in de gelegenheid geweest om doeltreffend commentaar te leveren op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, waaronder de betreffende gegevens, en is het recht van hoor en wederhoor geëerbiedigd zodat van een inbreuk op artikel 6 EVRM geen sprake is. Ook is de inbreuk van de in artikel 8 EVRM gewaarborgde privacyrechten niet zo aanzienlijk geweest dat bewijsuitsluiting het enig passende rechtsgevolg is. Niet kan immers worden gezegd dat op grond van de verstrekte historische verkeersgegevens een min of meer compleet beeld van het privéleven van verdachte is verkregen. Voor het overige is door de verdediging niet onderbouwd, noch is op andere wijze daarvan gebleken, welk concreet nadeel verdachte van de inbreuk op zijn privéleven heeft ondervonden. Tot slot merkt de rechtbank op dat de enkele stelling dat de helft van de mutatienummers ontbreekt, niet zonder meer tot het oordeel leidt dat de (wel) in het dossier opgenomen informatie niet bruikbaar noch betrouwbaar zou zijn. De rechtbank acht in dat verband mede van belang dat onduidelijk is gebleven welke informatie volgens de verdediging als zodanig zou moeten worden aangemerkt.
Voorgaande brengt met zich dat de rechtbank zal volstaan met de constatering dat er sprake is van een vormverzuim zonder dat daar een rechtsgevolg aan wordt verbonden.
feit 2 (onderzoek Épinal) - bewijsoverwegingen
Getuige [getuige 2] , eigenaar van het bedrijf [bedrijf 1] , heeft verklaard dat hij op 2 juli 2020 via het telefoonnummer eindigend op - [telefoonnummer 1] een bestelling van vier kilogram lachgas en twee flessen drank ontving. [24] Aangever [naam 3] heeft verklaard dat hij het verzoek van zijn baas [getuige 2] kreeg om de bestelling te bezorgen. [25] De afleverlocatie was het parkeerterrein van [voetbalvereniging] Breda. Toen [naam 3] daar aankwam, zag hij dat een tengere man van begin 20, 1.80 meter lang en met kort, opgeschoren zwart haar en een snorretje al uit een geparkeerde auto was gestapt en op hem afkwam. Deze man vroeg [naam 3] waar het lachgas en de drank waren en voordat [naam 3] antwoord gaf, riep de man iets in een buitenlandse taal in de richting van de geparkeerde auto. [naam 3] antwoordde dat de spullen onder zijn stoel lagen, waarna een tweede man uit de geparkeerde auto kwam, zijn capuchon op deed en uit zijn binnenzak een vuurwapen haalde. De man laadde het vuurwapen door door het bovenste gedeelte naar achteren te trekken, waarbij [naam 3] ook een metaalachtig klikgeluid hoorde, en richtte het vervolgens op [naam 3] . Vervolgens begon de man te schelden in de richting van [naam 3] en sloegen beide mannen op [naam 3] in. [naam 3] belandde op de grond. Er voegde zich nog een derde persoon bij de belagers die meerdere malen tegen [naam 3] hoofd schopten. [naam 3] wist zich hieraan te ontworstelen, vluchtte, viel tijdens zijn vlucht en werd nogmaals getrapt en wist uiteindelijk te ontkomen. Na ziekenhuisbezoek vond hij zijn auto terug en zag dat de lachgastanks, flessen drank en zijn portemonnee waren verdwenen.
Bij de bestelling op 2 juli 2020 werd het telefoonnummer eindigend op - [telefoonnummer 1] in combinatie met de telefoon met imei-nummer eindigend op - [imei-nummer] gebruikt. [26] Een dag eerder, op 1 juli 2020, is lachgas besteld met het telefoonnummer eindigend op - [telefoonnummer 2] in combinatie met hetzelfde imei-nummer. Na die bestelling op 1 juli is op vergelijkbare wijze de bezorger van het lachgas overvallen. [27] Verdachte wordt bij feit 3 ook van die overval beschuldigd (onderzoek Embrun).
Uit de historische verkeersgegevens van imei-nummer - [imei-nummer] blijkt dat in de desbetreffende telefoon in de periode van 17 januari 2020 tot en met 17 juli 2020 vijf telefoonnummers zijn gebruikt: [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] , [telefoonnummer 3] , [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 5] . Uit de belcontacten zoals deze blijken uit de historische gegevens van deze telefoonnummers valt af te leiden dat vier van de vijf telefoonnummers veel gezamenlijke belcontacten hebben, waaronder familieleden van verdachte. Daarbij komt dat voor telefoonnummer - [telefoonnummer 4] beltegoed is betaald vanaf een rekening op naam van de stiefmoeder van verdachte [28] en voor telefoonnummer - [telefoonnummer 5] het beltegoed is opgewaardeerd met een e-voucher die is aangekocht door verdachte, zo heeft de politie op camerabeelden gezien. [29]
Daarnaast is uit een vergelijking van het imei-nummer met anpr-gegevens van de Renault Megane, die op 1 juli 2020 (onderzoek Embrun) door de politie is gecontroleerd en waarin toen verdachte zat, af te leiden dat de telefoon met het imei-nummer zich op de middag van 2 juli 2020 in genoemde auto bevond. [30]
Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden in samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte op 2 juli 2020 in Breda, met behulp van een vuurwapen en samen met twee andere personen, [naam 3] heeft overvallen.
Feit 3 (onderzoek Embrun)- bewijsoverwegingen
Aangever [naam 4] heeft verklaard dat hij op 30 juni 2020 in de avond per sms een bestelling voor 6 kilogram lachgas ontving. [31] Enkele uren later ontving hij een sms met daarin de locatie van de Standhazensedijk in Geertruidenberg waar de levering moest plaatsvinden. [32] Op 1 juli 2020 omstreeks 00.10 uur, reed [naam 4] op deze dijk en zag hij een donkere vijfdeurs Renault Megane model station. [33] Toen hij naar zijn kofferbak liep, stapten twee mannen uit de Megane en even later nog één. De eerste droeg op dat moment een bivakmuts over zijn hoofd, de tweede een capuchon en was kleiner dan [naam 4] eigen lengte van 1.90 meter.
De eerste twee personen riepen naar [naam 4] dat hij op de grond moest gaan liggen waarna een worsteling ontstond. Hierbij wist [naam 4] zich los te rukken en zag hij vervolgens dat één van de personen een vuurwapen vasthield. [naam 4] rende daarop weg en hoorde een knal en zag een lichtflits. Nadat hij richting een weiland was gerend en daarbij in een sloot terecht was gekomen, zag [naam 4] dat de persoon met het wapen terugliep naar de Megane waarna de Megane wegreed. Teruggekomen bij zijn auto zag [naam 4] dat er ruiten kapotgeslagen waren, dat één van zijn telefoons en twee lachgascilinders waren meegenomen. [naam 4] heeft later verklaard dat ook een jas, een zonnebril van en airpods zijn verdwenen [34] en dat zijn rechterschouder en nek pijn doen als gevolg van de worsteling. [35]
Omstreeks 00.30 uur die nacht zagen verbalisanten in Breda op de Groenedijk in de richting van de Terheijdenseweg een zwarte personenauto met gedoofde verlichting de rijsnelheid verhogen. [36] Zij volgden de auto tot op een parkeerterrein naast de Terheijdenseweg en zagen vervolgens dat het een Renault Megane [37] betrof waaruit een in zwart met capuchon geklede persoon van ongeveer 1.75 / 1.80 meter lang uitstapte en wegrende. Twee andere personen stapten ook uit en bleven staan. Zij bleken na controle te zijn verdachte en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] is ongeveer 1.80 meter lang en was op dat moment ook in het zwart gekleed met een capuchon. [38] Verdachte en [medeverdachte 2] wilden niet zeggen wie de weggerende persoon was.
Uit bevindingen van de politie blijkt dat de afstand van de Standhazensedijk in Geertruidenberg naar de Groenedijk in Breda 21,7 kilometer is en met inachtneming van de maximumsnelheid in 22 minuten te bereizen is. [39]
Uit onderzoek naar de historische gegevens en zendmastgegevens van het telefoonnummer eindigend op - [telefoonnummer 2] , waarmee volgens [naam 4] de lachgasbestelling is geplaatst, blijkt dat met dat telefoonnummer contact is opgenomen met het telefoonnummer van verdachtes tante, [naam 6] , en met het telefoonnummer dat in de Basis Voorziening Handhaving was gekoppeld aan [medeverdachte 2] voornoemd. [40] Eerstgenoemd telefoonnummer straalde op 30 juni 2020 diverse zendmasten in Breda aan en om 23.54 uur en op 1 juli 2020 om 00.17 uur straalde het de zendmast aan de Burgemeester Allardstraat in Geertruidenberg aan. [41]
Daarnaast heeft het opsporingsonderzoek naar feit 2 (onderzoek Epinal) uitgewezen dat het telefoonnummer - [telefoonnummer 2] ten tijde van feit 3 in een telefoon zat met een imei-nummer dat eindigt op - [imei-nummer] en waarin vier aan verdachte te linken telefoonnummers hebben gezeten. [42]
Voornoemde omstandigheden zijn redengevend voor het bewijs. Verdachte heeft hiervoor geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring afgelegd. De rechtbank zal dit in haar overwegingen betrekken.
Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden in samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte, [medeverdachte 2] en een derde, onbekend gebleven persoon op 1 juli 2020 in Geertruidenberg met behulp van een vuurwapen [naam 4] hebben overvallen, waarna zij naar Breda reden. De bestelling is gedaan vanaf een telefoonnummer dat aan verdachte is te koppelen. Het door [naam 4] beschreven aantal van drie overvallers komt overeen met het aantal van drie personen dat even later door de politie wordt gezien, bij de door zowel [naam 4] als de politie beschreven Renault Megane. De genoemde tijdstippen van de overval en de politiecontrole zijn dusdanig dat het afleggen van de route tussen de plaats delict en de Groenedijk in Breda daar binnen past.
02/166439-21
feiten 1 en 2
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op zowel 30 maart 2020 als 17 augustus 2020 zich de toegang tot eetcafé [eetcafe] in Breda heeft verschaft door het rolluik voor de voordeur omhoog te duwen - en op 17 augustus 2020 ook het glas van deze voordeur te breken - waarna hij in het eetcafé twee gokkasten heeft opengebroken en geld hieruit heeft weggenomen.
De verdediging heeft ten aanzien van de verdenking van de diefstal op 30 maart 2020 betoogd dat het spoor dat naar verdachte leidt - de in één van de gokkasten aangetroffen pet met daarop dna van verdachte - een verplaatsbaar object is, en dat op grond daarvan niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die die diefstal heeft gepleegd.
Dit verweer verwerpt de rechtbank gelet op het volgende.
Op zowel 30 maart 2020 als 17 augustus 2020 is tot het bedrijfspand op eenzelfde wijze toegang verschaft door de dader, namelijk door het omhoog duwen van het rolluik voor de voordeur. Vervolgens zijn op beide data twee gokkasten opengebroken en is daaruit geld weggenomen. Hier komt bij dat na beide inbraken sporen zijn aangetroffen die leiden naar verdachte. Op 30 maart 2020 is namelijk de genoemde pet met daarop dna van verdachte aangetroffen in een door de dader opengebroken gedeelte van een gokkast, en op 17 augustus 2020 is op een scherf van het gebroken glas van de voordeur een vingerafdruk van verdachte aangetroffen. Deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien zijn redengevend voor het bewijs. Bij de beoordeling van de rechtbank speelt voorts een rol dat verdachte geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven.
De rechtbank acht gelet op voorgaande de diefstallen door middel van braak zoals tenlastegelegd onder feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
02/186426-21
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte op meerdere momenten in augustus 2020 en september 2020 met een Volkswagen Polo (kenteken [kenteken] ) bij diverse tankstations benzine heeft getankt, waarna hij is weggereden zonder deze benzine te betalen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op de volgende data de volgende hoeveelheden benzine heeft weggenomen bij genoemde tankstations.
  • Op 27 augustus 2020 39,73 liter benzine bij [tankstation 1] ;
  • Op 1 september 2020 19,77 liter benzine bij [tankstation 2] ;
  • Op 2 september 2020 31,24 liter benzine bij [tankstation 3] ;
  • Op 9 september 31,28 liter benzine bij [tankstation 4] .
De rechtbank acht genoemde diefstallen wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van de tenlastegelegde benzinediefstallen op 28 en 30 augustus 2020 overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet is af te leiden dat verdachte degene is geweest die deze diefstallen heeft gepleegd, aangezien er zich geen foto’s van deze diefstallen in het dossier bevinden en derhalve ook geen herkenning van verdachte heeft kunnen plaatsvinden. De rechtbank zal verdachte hiervan partieel vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/058673-21
1
op 31 december 2019 te Breda, tezamen en in vereniging met anderen, meerdere goederen te weten:
een wasrek en twee banden en twee tapijten en drie boodschappentassen met daarin gereedschap en een stoel en een dakkoffer die aan [naam 5] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2
op 31 december 2019 te Breda, openlijk, te weten, aan de Wensel Cobergherstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere goederen te weten een mobiele cameramast merk De Groot, type VMCU114 en een mobiele cameramast merk De Groot, type VMU116 en hekken, door meermalen aan de hekken rondom voornoemde mobiele cameramasten te trekken en open te maken en tegen voornoemde mobiele cameramasten te duwen en voornoemde mobiele cameramasten om te gooien en tegen de cameralens te trappen;
02/248830-20
1
op 19 september 2020 te Breda tezamen en in vereniging met anderen, dertien flessen lachgas en een nektasje (inhoudende circa 800 euro) en een pet en een paar sandalen en twee jassen en een identiteitsbewijs en een sleutel, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
-die [naam 2] bij zijn nek vast te pakken en die [naam 2] vervolgens naar de grond te werken en
-een vuurwapen, op die [naam 2] te richten;
2
op 2 juli 2020 te Breda, aan de openbare weg Ruitersboslaan, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee flessen lachgas en twee flessen drank en een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [bedrijf 1] en/of M. [naam 3] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededaders op die [naam 3] zijn afgelopen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [naam 3] hebben gericht en daarbij een doorladende beweging met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben gemaakt en vervolgens die [naam 3] meermalen tegen diens hoofd en lichaam hebben geschopt en geslagen;
3
op 1 juli 2020 te Geertruidenberg, op de openbare weg Standhazensedijk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee lachgascilinders en een telefoon merk Motorola en een jas en een zonnebril en airpods, toebehorende aan E.R. [naam 4] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededaders op die [naam 4] zijn afgerend en tegen die [naam 4] – zakelijk weergegeven –hebben geroepen dat hij op de grond moest gaan liggen en die [naam 4] bij zijn rechterschouder, hebben vastgepakt en een vuurwapen, aan die [naam 4] hebben getoond en dit vuurwapen, hebben afgevuurd en diverse ruiten van de auto van die [naam 4] hebben kapot vernield;
02/166439-21
1
omstreeks 30 maart 2020 te Breda een geldbedrag, dat aan [naam 7] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2
op 17 augustus 2020 te Breda een geldbedrag, dat aan [naam 7] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
02/186426-21
op meerdere tijdstippen, in de periode van 27 augustus 2020 tot en met 9 september 2020 in na te noemen plaatsen, telkens een hoeveelheid brandstof, toebehorende aan na te noemen rechthebbenden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen:
- bij tankstation [tankstation 1] (Zevenbergen, gemeente Moerdijk) 29,73 liter benzine, en
,
- bij tankstation [tankstation 2] (te Breda), 19,77 liter benzine, en
,
- bij tankstation [tankstation 3] (te Breda) 31,24 liter benzine, en
- bij tankstation [tankstation 4] (te Breda) 31,28 liter benzine.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen, met inachtneming van toepassing van het jeugdstrafrecht, een jeugddetentie voor de duur van 118 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een jeugddetentie van twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een taakstraf van 200 uren. De officier van justitie vordert als bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen begeleiding door de jeugdreclassering, hulpverlening van Up 2 You en Stichting Open Door.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. De jeugdige persoonlijkheid van verdachte en de ontwikkelingsfase waarin verdachte zich bevindt, geven daartoe aanleiding. Verdachte heeft baat bij een strak georganiseerde setting met veel toezicht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in 2019 op oudejaarsavond samen met anderen in de wijk Hoge Vucht schuldig gemaakt aan diefstal met braak en heeft daarbij diverse spullen van [naam 5] vernield, weggenomen en in brand gestoken. Verdachte heeft diezelfde avond samen met anderen ook cameramasten vernield. Deze handelingen van verdachte en de groep waarin hij opereerde, hebben bij buurtbewoners gevoelens van onveiligheid verder aangewakkerd op een avond die in de wijk al in het teken stond van rellen. Verdachte heeft ter zitting zijn gedrag verklaard als meeloopgedrag. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte niet heeft stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen. Pas toen hij zichzelf herkende op beelden van het geweld die publiekelijk werden getoond is hij zich na overleg met zijn vader gaan melden.
Verdachte heeft zich in april en augustus 2020 ook schuldig gemaakt aan twee inbraken in café [eetcafe] waarbij hij beide keren onder meer speelautomaten heeft vernield en het geld daaruit heeft weggenomen. De schade was steeds aanzienlijk. Verdachte heeft over beide inbraken geen verklaring willen afleggen. Bij deze vermogensdelicten is het niet gebleven, omdat verdachte eind augustus en begin september 2020 viermaal brandstof heeft getankt zonder te betalen. Verdachte heeft ter zitting één van de brandstofdiefstallen bekend. Van de andere brandstofdiefstallen heeft hij verklaard niets af te weten. De rechtbank stelt vast dat verdachte slechts die brandstofdiefstal heeft bekend waarin hij gezien het voorhanden zijnde bewijs niet anders kon. Verdachte heeft voor de desbetreffende pomphouders financiële schade en overlast veroorzaakt. Zijn handelen getuigt bovendien van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van een ander. Verdachte heeft bij de rechtbank niet de indruk gewekt dat hij berouw heeft van dit feit noch van enig ander feit waarover hij wel verklaringen heeft afgelegd.
Verdachte heeft zich tot slot in juli en september 2020 samen met anderen schuldig gemaakt aan drie brutale, gewapende overvallen op lachgasverkopers [naam 4] , [naam 3] en [naam 2] . Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten steeds in de nachtelijke uren afgesproken om lachgasflessen ‘te kopen’. Daarbij hebben zij de slachtoffers, die steeds alleen waren, op afgelegen plaatsen opgewacht en hen bij aankomst naar de grond gewerkt en een vuurwapen op hen gericht (en in het geval van [naam 4] daar ook daadwerkelijk mee geschoten), om er vervolgens met het lachgas en diverse andere goederen vandoor te gaan. Dat moet voor de slachtoffers bijzonder traumatisch zijn geweest. Zo blijkt uit de toelichting op de schadevergoedingsvordering van [naam 2] dat hij werd overdonderd en doodsangsten heeft uitgestaan tijdens de overval. Hij voelde zich ook machteloos omdat hij werd bedreigd met een vuurwapen en dacht dat hij zou worden doodgeschoten of ontvoerd. Hij heeft nog steeds nachtmerries waarin hij droomt dat hij wordt doodgemaakt. Deze gevolgen moeten voor verdachte en zijn medeverdachten voorzienbaar zijn geweest, maar dat heeft hen kennelijk niet weerhouden van de overval. De buit waar zij op uit waren, telde blijkbaar zwaarder.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 8 februari 2022 volgt onder meer dat verdachte is gestopt met zijn stukadoorsopleiding. Het gebrek aan dagbesteding en verdachtes beïnvloedbaarheid vormen een belangrijke risicofactor voor het gevaar voor herhaling. Er is hulpverlening door Up 2 You om verdachtes zelfredzaamheid te vergroten, om hem te leren zijn emoties te reguleren en om ondersteuning te bieden bij praktische en financiële zaken. Verdachte heeft deze hulp nog steeds nodig. Ter zitting heeft de jeugdreclasseerder toegelicht dat de eerder geadviseerde gedragsbeïnvloedende maatregel - met name vanwege de verstreken tijd - niet langer passend wordt gevonden. De Raad adviseert aan verdachte op te leggen een werkstraf in combinatie met voorwaardelijke jeugddetentie, met als bijzondere voorwaarden actieve inzet van verdachte voor het vinden van school, werk en/of dagbesteding, begeleiding door de jeugdreclassering en openstelling door verdachte voor hulpverlening van Up 2 You en Stichting Open Door.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande het jeugdstrafrecht toepassen.
Bij haar beslissing over de strafmaat zoekt de rechtbank aansluiting bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting van minderjarigen. Ook zal de rechtbank rekening houden met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat verdachte al meerdere keren is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alles afwegend acht de rechtbank, met de officier van justitie, jeugddetentie voor de duur van 113 dagen, met aftrek van voorarrest, daarnaast jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 200 uren passend en geboden. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan verdachte, om te voorkomen dat hij zich opnieuw schuldig maakt aan strafbare feiten. De rechtbank zal als bijzondere voorwaarden opleggen begeleiding door de jeugdreclassering en begeleiding door Up 2 You en Stichting Open Door.

7.De benadeelde partij

02/058673-21
feit 1-
[naam 5]
De benadeelde partij [naam 5] vordert een schadevergoeding voor feit 1. Hij heeft echter geen bedrag ingevuld in zijn verzoek tot schadevergoeding. Wel heeft hij verwezen naar de goederenbijlage bij zijn aangifte, waarop de gestolen goederen zijn vermeld, waarbij hij opmerkt dat hij niet meer weet hoeveel de goederen hebben gekost. De rechtbank vat dit op als een verzoek aan de rechtbank om de schade te schatten.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank schat de materiele schade op een bedrag van € 250,00, en acht dit toewijsbaar.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling vervangende jeugddetentie kan worden toegepast.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
02/248830-20
feit 1 – [naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] vordert een schadevergoeding van € 7.324,- voor feit 1, waarvan € 5.500,- immateriële schade betreft en € 1.824,- materiële schade.
De rechtbank overweegt dat [naam 1] geen direct slachtoffer is bij feit 1. Niet hij maar zijn broertje [naam 2] werd immers overvallen. De rechtbank is daarom van oordeel dat voldoende verband tussen de gestelde immateriële schade en het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt, zodat geen sprake is rechtstreeks toegebrachte schade. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
De rechtbank overweegt verder dat dat de behandeling van het materiële gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Er bestaat onduidelijkheid over diverse posten. Zo is onduidelijk of en zo ja welk deel van het weggenomen geldbedrag de benadeelde partij inmiddels heeft teruggekregen en is onduidelijk hoe de rechtbank de post met kosten van een id-bewijs van een derde precies moet begrijpen. De benadeelde partij is niet ter zitting aanwezig geweest om de vordering toe te lichten. De aangifte waarin de materiële posten voor het eerst zijn genoemd is bovendien gedeeltelijk in strijd met de waarheid gedaan en de verdediging heeft de posten ook gemotiveerd betwist. Gelet op het voorgaande zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
feit 1 – [naam 2]
De benadeelde partij [naam 2] vordert een schadevergoeding van € 5.800,- voor feit 1, waarvan € 5.500,- immateriële schade betreft en € 300,- materiële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Een vergoeding voor immateriële schade kan slechts worden toegekend in één van de in artikel 6:106 BW genoemde gevallen. De vraag die in dit concrete geval voorligt is of de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. Daarvan is in ieder geval sprake als de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo’n geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Gelet op de omstandigheid dat de benadeelde partij in dit concrete geval door meerdere personen in het donker en op een afgelegen plek is overvallen en daarbij met een vuurwapen is bedreigd en gelet op onder meer de angstklachten als gevolg daarvan, acht de rechtbank het zeer aannemelijk dat de overval een grote impact op het slachtoffer heeft gehad. Redelijkerwijs kan dan ook worden verondersteld dat sprake is geweest van een schokkende ervaring, waarmee de rechtbank van oordeel is dat sprake is geweest van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’.
Op grond van het voorgaande, zal de rechtbank de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid begroten op € 2.500,00,-. Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het materiële schadebedrag voldoende is onderbouwd. Uit de verklaring van de benadeelde partij, afgelegd bij de rechter-commissaris, volgt dat van het contante geld dat hem bij feit 1 is afgenomen € 300,- aan hem zelf toebehoorde.
In totaal zal de rechtbank dan ook een bedrag toewijzen van € 2.800,-. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende bedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd, zodat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
02/166439-21
feiten 1 en 2 – [bedrijf 2]
De benadeelde partij [bedrijf 2] vordert middels twee afzonderlijke verzoeken tot schadevergoeding € 2.836,81 en € 2.636,80 aan materiële schade voor feiten 1 en 2. Beide verzoeken worden gedaan namens een natuurlijk persoon, Als natuurlijk persoon staat genoemd [bedrijf 2] . Hierover wordt weer aangegeven dat het een eenmanszaak betreft. Beide verzoeken zijn vervolgens ondertekend door [naam 8] .
De rechtbank kan uit de verzoeken niet afleiden wie degene is die de daadwerkelijke schade heeft geleden en namens wie er wordt gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat voor beantwoording van deze vraag nader onderzoek nodig is en de behandeling van de onderhavige strafzaak, waarin meerdere parketnummers zijn gevoegd, reeds eerder is uitgesteld. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen hennep is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. De hennep behoorde aan verdachte toe en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen geldbedrag aan verdachte, aangezien het geldbedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 47, 63, 77c, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 141, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/058673-21
feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
feit 2:openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen
02/248830-20
feit 1:medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 2:medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 3:medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
02/166439-21
feit 1:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
feit 2:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
02/186426-21
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 113 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering uit te voeren door de William Schrikker Groep als gecertificeerde instelling;
* dat verdachte zich actief inzet voor het vinden van school, werk en/of dagbesteding en dat hij inzicht geeft aan de jeugdreclassering waar en met wie hij optrekt in zijn vrije tijd;
* dat verdachte zich open blijft stellen voor hulpverlening van Up 2 You of vergelijkbare hulpverlening;
* dat verdachte actief meewerkt aan de dagbesteding van Stichting Open Door;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten William Schrikker jeugdbescherming en jeugdreclassering te Amsterdam opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
100 dagen;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten hennep (goednummer G2251568);
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten € 720,00 (goednummer G2251548);
Benadeelde [naam 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 5] van € 250,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 31 december 2019 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 5] , € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 31 december 2019 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde [naam 1]
- verklaart de benadeelde partij [naam 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk;
Benadeelde [naam 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] van € 2.800,00, waarvan 300,00 aan materiële schade en 2.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 19 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij [naam 2] voor het overige gedeelte van zijn vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat dat gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 2] , € 2.800,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 19 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 38 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde [bedrijf 2]
- verklaart de benadeelde partij [bedrijf 2] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. I.M.L. Felix en mr. M.J. Schouw, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. van Dijke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 maart 2022.
Mr. Felix en mr. Schouw zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummers 2020247636, 2020168829 en 2020169872 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 1818.
2.Proces verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van 21 december 2021.
3.Los proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 23 juli 2021, p. 2.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 666 e.v.
5.Proces verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van 21 december 2021, p. 4.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 669.
7.Los proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 1] van 16 september 2021.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 683 e.v.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 705 e.v.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 684.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 758.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 708 e.v.
13.Proces-verbaal van verhoor van (aangever) [naam 1] , p. 621 e.v.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 710 e.v.
15.Procesverbaal van bevindingen, p. 708 e.v.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 774 e.v.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 783.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 778.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 780.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 723.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1053 e.v.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 916 e.v.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 774 e.v.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 1137.
25.Proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , p. 1125 e.v.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1160 e.v.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1169.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1231 e.v.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1234 e.v. en p. 1239 e.v.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1244.
31.Proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , p. 1057 e.v.
32.Proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , p. 1057 e.v.
33.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 4] , p. 1061.
34.Proces-verbaal van verhoor van aangever [naam 4] , p. 1066 e.v.
35.Proces-verbaal van verhoor van aangever [naam 4] , p. 1060 e.v.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1079 e.v.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1083 e.v.
38.Proces-verbaal van bevindingen p. 1080.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1088 e.v.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1112 e.v.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1113.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1162.