ECLI:NL:RBZWB:2022:1107

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
02/236629-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak overval op lachgaskoerier met geweld

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000, werd op 4 maart 2022 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan. De zaak betreft een overval op 19 september 2020 in Breda, waarbij de verdachte samen met anderen flessen lachgas zou hebben gestolen van twee slachtoffers, [naam 1] en [naam 2], en daarbij geweld zou hebben gebruikt tegen [naam 2]. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 februari 2022, waar de officier van justitie, mr. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

De tenlastelegging is gewijzigd en de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, onder andere gebaseerd op verklaringen van getuigen en de verdachte zelf. De verdediging betwistte echter dat de verdachte op de hoogte was van de overval en stelde dat zijn rol beperkt was tot het besturen van de auto, zonder dat hij wist wat er gebeurde.

Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de overval en dat zijn bijdrage niet wezenlijk genoeg was om te spreken van medeplegen. De verdachte werd vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Tevens verklaarde de rechtbank de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan. De voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/236629-20
vonnis van de meervoudige kamer van 4 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats]
wonende te [adres verdachte]
raadsman mr. R.S. Boonstra advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 februari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
verdachte op 19 september 2020 in Breda samen met anderen onder meer flessen lachgas heeft gestolen van [naam 1] en/of [naam 2] en daarbij geweld heeft gebruikt tegen [naam 2] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met vier anderen, met geweld en met dreiging met geweld, in Breda [naam 2] (hierna: [naam 2] ) heeft overvallen. Zij baseert zich daarbij in het bijzonder op de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij bij de overval aanwezig was, de verklaringen van [naam 2] en [naam 1] (hierna: [naam 1] ) bij de rechter-commissaris, de verklaring van de getuige [getuige] en de processen-verbaal waaruit volgt dat verdachte kort na de overval in de betrokken auto als bestuurder is aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, omdat er geen bewijs is dat verdachte van te voren op de hoogte was van de overval, noch dat hij heeft gezien wat er ten tijde van de overval gebeurde, noch dat er na afloop in de auto over is gesproken. Verdachte was enkel in de veronderstelling dat de anderen en hij lachgas zouden gaan halen. Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte op een gegeven moment wel op de hoogte was van de overval, dan is zijn bijdrage, enkel het besturen van auto bij de overval, niet wezenlijk genoeg om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van het tenlastegelegde medeplegen.
De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Op basis van het procesdossier kan worden vastgesteld dat verdachte de Polo heeft bestuurd vanaf een zeker moment voorafgaand aan de diefstal met geweld tot aan het moment van zijn aanhouding kort daarna. Uit het procesdossier volgt verder ook dat één van de inzittenden van de Polo tijdens de overval is blijven zitten, zoals verdachte ook zelf heeft verklaard. Naar eigen zeggen luisterde verdachte op dat moment muziek en heeft hij niets gehoord. Buiten de verklaring van getuige [getuige] , die getingel van lachgasflessen heeft gehoord bij het overladen, zijn er geen aanwijzingen dat verdachte op het moment van de overval meer moet hebben gehoord of iets moet hebben gezien. De rechtbank kan daarnaast niet vaststellen dat verdachte op enig moment voorafgaande aan zijn aanhouding van de overval op de hoogte is geraakt. Nu niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de overval en geen verdere bijdrage van hem kan worden vastgesteld dan het besturen van de Polo, zal verdachte worden vrijgesproken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] vorderen een schadevergoeding.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [naam 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk;
- verklaart de benadeelde partij [naam 2] in zijn vordering niet-ontvankelijk;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. I.M.L. Felix en mr. M.J. Schouw, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. van Dijke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 maart 2022.
Mr. Felix en mr. Schouw zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.