In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 maart 2022, is de verdachte beschuldigd van het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld en een woninginbraak. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 februari 2022, waar de officier van justitie, mr. L. van den Oever, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het medeplegen van een poging tot woningoverval en het medeplegen van een woninginbraak. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij beide feiten, waarbij de samenwerking met medeverdachten cruciaal was voor de bewezenverklaring.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte, samen met anderen, een plan had ontwikkeld om een woningoverval te plegen, waarbij hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp had aangeschaft. De verdachte was ook aanwezig tijdens de uitvoering van de woninginbraak, waarbij verschillende goederen werden gestolen. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten van voldoende gewicht om te spreken van medeplegen. De strafmaat werd vastgesteld op 24 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, en de verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.
De rechtbank hield rekening met de impact van de feiten op de slachtoffers en de samenleving, evenals met de positieve ontwikkeling van de verdachte in zijn psychosociaal functioneren. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, wat in beperkte mate werd meegewogen in de strafoplegging. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van een passende straf.