ECLI:NL:RBZWB:2022:1094
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake rolstoelvoorziening onder de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 25 februari 2022, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op zijn bezwaar. Eiser had op 5 juli 2021 bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor vervanging van de rolstoel van zijn zoon, welke aanvraag op 15 juni 2021 was afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van verweerder is overschreden, aangezien verweerder uiterlijk op 30 november 2021 had moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 8 december 2021 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft tot op heden geen besluit genomen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien er meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling.
Daarnaast moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- vergoeden en wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.