In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 maart 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder mishandeling, poging tot zware mishandeling, en vernieling, gepleegd op 5 april 2021. Tijdens de zitting op 17 februari 2022 heeft de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar gepresenteerd, gebaseerd op een Pro Justitia rapportage van psychiater J. Marx. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten leed aan een delirium, veroorzaakt door een Covid-19 infectie. Dit delirium leidde tot een ernstig verstoord bewustzijn, waardoor de verdachte niet in staat was om zijn handelen in vrije wil te bepalen. De rechtbank heeft de verdachte van alle rechtsvervolging ontslagen, omdat de bewezen verklaarde feiten niet aan hem konden worden toegerekend. De benadeelde partij, [naam 3], die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onder feit 2 primair ten laste gelegde en de overige feiten bewezen verklaard, maar heeft geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is voor de bewezen feiten.