Op 2 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2018. De belanghebbende, moeder van een kind dat budgethouder is van een persoonsgebonden budget (PGB), heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die door de inspecteur zijn opgelegd. De inspecteur heeft een bedrag van € 10.400 als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen, wat door de belanghebbende werd betwist.
Tijdens de zitting op 16 februari 2022 in Breda is de belanghebbende niet verschenen, terwijl de inspecteur wel aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur zijn bewijslast heeft voldaan, aangezien uit de rekeningafschriften van de belanghebbende blijkt dat zij PGB-betalingen heeft ontvangen die overeenkomen met het bedrag dat door de inspecteur is gecorrigeerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht de aanslagen heeft gehandhaafd en heeft de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de uitspraak geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.