ECLI:NL:RBZWB:2022:1051

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
02-068528-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en belaging van ex-partner met gevangenisstraf en contactverbod

Op 1 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-partner en haar vader heeft bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en stalking. De feiten vonden plaats in maart en februari 2021, waarbij de verdachte zijn ex-partner herhaaldelijk heeft lastiggevallen via sms, sociale media en telefoongesprekken. De rechtbank achtte de bedreigingen en het stalken wettig en overtuigend bewezen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 136 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Als bijzondere voorwaarde werd opgelegd dat de verdachte geen contact mocht opnemen met de slachtoffers. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien de impact op de slachtoffers en het recidivegevaar van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze te complex was voor de strafprocedure. De rechtbank heeft ook het beslag op verdovende middelen verklaard en de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/068528-21
vonnis van de meervoudige kamer van 1 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Arnhem
raadsman mr. Van Rooijen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 februari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1
op 9 maart 2021 [naam 1] en [naam 2] heeft bedreigd;
Feit 2
in de periode van 6 tot en met 19 februari 2021 [naam 1] heeft bedreigd;
Feit 3
in de periode van 8 tot en met 19 februari 2021 [naam 1] heeft gestalkt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Met betrekking tot feit 1 verwijst de officier van justitie naar de aangiftes, die elkaar over en weer bevestigen. Door verdachte is geen reden gegeven om aan de betrouwbaarheid van deze aangiftes te twijfelen. Ten aanzien van feit 2 verwijst de officier van justitie naar de aangifte, de getuigenverklaringen en het proces-verbaal van bevindingen over de bedreigingen die uit de telefoon van verdachte naar voren komen. Ter zake feit 3 verwijst de officier van justitie naar de aangifte, de getuigenverklaringen en de bevindingen van de politie. Uit de bedreigingen kan worden afgeleid dat er vrees is aangejaagd en dat verdachte aangeefster gedwongen iets te doen, namelijk een mobiele telefoon terug te geven. Verdachte heeft veelvuldig – op verschillende manieren – contact met aangeefster gezocht dan wel trachten te zoeken. Gelet op de frequentie, de intensiteit en de wijze van de contact zoeken kan worden gesproken van stalking.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd. Ter zake feit 1 heeft de verdediging aangevoerd dat op belangrijke onderdelen in de aangiftes niet eensluidend wordt verklaard waardoor kan worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid c.q. geloofwaardigheid van deze verklaringen. Bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient verdachte vrijgesproken te worden. Met betrekking tot feit 3 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat van wederrechtelijkheid en/of stelselmatigheid geen sprake is alsmede dat verdachte enkel zijn telefoon terug wilde, hetgeen niet te kwalificeren valt als handelingen die leiden tot de conclusie dat sprake is van stalking. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de overtuiging ontbreekt om tot een bewezenverklaring van de stalking te komen. Aangeefster was op 21 februari 2021 kennelijk nog bij verdachte thuis. De korte periode waarin aangeefster kennelijk geen zin in contact had, kan niet worden gekwalificeerd als stalking waardoor verdachte ook van dit feit vrijgesproken dient te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 9 maart 2021 reden [naam 2] en [naam 1] in een auto over de kruising van de Wandelboslaan en de Melsbroekstraat te Tilburg. Op enig moment stond ook verdachte met zijn auto op deze kruising. [naam 2] heeft verklaard dat hij hier is klemgereden en dat hij daarna is bedreigd door verdachte. [naam 1] heeft dit in haar eerste verklaring bevestigd. In haar tweede verklaring heeft zij nader verklaard over de precieze bewoordingen van de bedreigingen. Verdachte ontkent de bedreigingen te hebben geuit.
Betrouwbaarheid van de verklaringen
De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet is of de verklaringen van [naam 2] en [naam 1] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Met de verdediging constateert de rechtbank dat er op onderdelen verschillen zijn aan te wijzen in deze verklaringen. Beide aangevers hebben niet geheel gelijkluidend verklaard en [naam 1] heeft bepaalde informatie pas in haar tweede verklaring met de politie gedeeld, zoals een nadere verklaring omtrent de exacte bewoordingen van de bedreigingen. Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank hierin echter geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen.
Hoewel de verklaringen op onderdelen niet (geheel) gelijkluidend zijn, is naar het oordeel van de rechtbank namelijk geen sprake van zodanige verschillen of tegenstrijdigheden, dat de verklaringen daarmee als onbetrouwbaar terzijde zouden moeten worden geschoven. Tegenover de verschillen staat namelijk dat de verklaringen van beide aangevers in grote lijnen en op significante punten overeenkomen en elkaar op die punten aanvullen. De kern van de verklaringen, zoals ook in eerste instantie door beiden verklaard, is dat [naam 2] op de desbetreffende dag samen met [naam 1] naar de moeder van verdachte is gegaan om met haar te praten over het gedrag van haar zoon. [naam 1] is tijdens dit gesprek in de auto blijven zitten. Toen zij hun weg hierna vervolgden verklaren zij beiden – los van elkaar – door verdachte klem te zijn gereden op voornoemde kruising. Verdachte is uitgestapt en in de richting van hun auto gelopen. Nadat hij slaande en schoppende bewegingen in de richting van de auto had gemaakt, deed hij bedreigende uitlatingen. Beide aangevers hebben hierover van meet af aan verklaard.
Het gegeven dat een in dit geval aangeefster na een eerste aangifte nog aanvullend verklaart, is niet ongebruikelijk. In dit geval valt dit tevens te verklaren door de impact die het incident op aangeefster heeft gehad. Zij verklaart dat ze in paniek was en dacht dat zij en haar vader doodgereden zouden worden. Ze kreeg een angstaanval en haar Aware-knop reageerde niet. Onder die omstandigheden ligt het voor de hand dat zij zich gaandeweg meer details heeft herinnerd. Dat de precieze bewoordingen van de bedreigingen in de verklaringen van beide aangevers niet exact overeenstemmen is inherent aan situaties als deze en doet niets af aan de overeenstemmende aard en strekking.
Bij de beoordeling van de verklaringen van aangevers betrekt de rechtbank verder dat het beeld dat wordt geschetst past bij de eerdere bedreigingen die via social media zijn geuit door verdachte. De verklaringen vinden verder steun in de verklaring van verdachte ter zitting dat hij boos was op [naam 2] en [naam 1] omdat zij bij zijn moeder waren geweest. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande kortom geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen en zal deze dan ook gebruiken voor het bewijs.
Nu de verklaringen elkaar over en weer bevestigen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 9 maart 2021 schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [naam 2] en [naam 1] .
Feit 2
Op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het onderhavige aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Van belaging (stalking) als bedoeld in artikel 285b eerste lid van het Wetboek van Strafrecht is sprake wanneer iemand opzettelijk een ander herhaaldelijk lastig valt waardoor een inbreuk wordt gemaakt op diens persoonlijke levenssfeer. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte heeft in de periode van 8 februari 2021 tot en met 19 februari 2021 veelvuldig (al dan niet bedreigende) sms-, app- en Facebook Messengerberichten, een e-mailbericht en een filmpje naar aangeefster gestuurd. Tevens heeft verdachte veelvuldig telefonisch contact gezocht of proberen te zoeken met aangeefster (rechtstreeks of via vrienden en kennissen van aangeefster). Ten slotte heeft verdachte meermalen bedreigingen geuit jegens aangeefster. Verdachte heeft ook bekend dit te hebben gedaan en begrijpt dat één en ander bedreigend kan zijn overgekomen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer kan worden gesproken. Hierbij verwijst de rechtbank in het bijzonder naar de inhoud van de berichten. Hieruit komt naar voren dat verdachte veelvuldig en op dreigende, indringende en obsessieve wijze heeft geprobeerd contact te krijgen met aangeefster. De berichten waren er duidelijk op gericht om het dagelijks leven van aangeefster te ontwrichten en haar vrijheid te beperken teneinde onder meer te bereiken dat zij contact met hem zou hebben en een telefoon aan hem zou geven. Daarbij komt dat aangeefster verdachte meerdere keren heeft geblokkeerd, maar dat verdachte desondanks bleef proberen contact te zoeken. Hij heeft hiervoor zelfs andere personen ingeschakeld.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de voor stalking vereiste stelselmatigheid ontbreekt nu slechts sprake is van een relatief korte periode waarin verdachte aangeefster berichten heeft gestuurd. Gelet op de hiervoor omstandigheden, oordeelt de rechtbank de periode van ongeveer 1,5 week waarin de berichten zijn gezonden, voldoende om het gedrag van verdachte als stalking te kwalificeren. Dat het berichtenverkeer heeft plaatsgehad na de beëindiging van de relatie tussen verdachte en aangeefster, is onvoldoende om anders te oordelen. In dat kader is van belang dat verdachte en aangeefster al enige tijd voor de ten laste gelegde periode met elkaar hadden gecommuniceerd en dat aangeefster daarna te kennen heeft gegeven geen verder contact met verdachte te willen.
De rechtbank verwerpt voorts het verweer dat de gedragingen van verdachte niet wederrechtelijk zijn omdat hij slechts met recht een telefoon die volgens verdachte van hem was, terug wilde krijgen. Allereerst strekken de berichten niet slechts tot teruggave van de telefoon, maar volgt uit de berichten dat verdachte daarnaast weer contact wilde met aangeefster. Voor zover verdachte met de berichten beoogde een telefoon terug te krijgen, sluit dit bovendien niet uit dat sprake is van stalking. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, is daarvan in de gegeven omstandigheden sprake.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich gedurende de periode van 8 februari 2021 tot en met 19 februari 2021 schuldig heeft gemaakt aan belaging van aangeefster.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 9 maart 2021 te Tilburg [naam 1] (zijnde zijn ex partner) en [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [naam 1] en [naam 2] voornoemd dreigend de woorden toe te voegen "ik schiet jullie kapot" en “ik maak jullie familie kapot” en “ik krijg jullie nog wel”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2
in de periode 6 februari 2021 tot en met 19 februari 2021 te Tilburg, [naam 1] (zijnde zijn ex partner) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [naam 1] voornoemd dreigend de woorden toe te voegen "ik sla al je tanden uit je smoel en van heel die huis" en “ik sloop al je tanden uit je smoel” en “beter geef je je telefoon terug en rot je uit mijn leven, wollah anders ga verkeerd aflopen“ en “wollah je hebt een tijdbom op je“;
Feit 3
in de periode van 8 februari 2021 tot en met 19 februari 2021 te Tilburg, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam 1] (zijnde zijn ex partner), met het oogmerk die [naam 1] voornoemd, te dwingen iets te doen, en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, -zakelijk weergegeven- (in voornoemde periode)
- (meermalen) (telefonisch) contact gezocht/trachten te zoeken/opgenomen met die [naam 1] voornoemd en
- (meermalen) via vrienden en/of kennissen van die [naam 1] voornoemd (telefonisch) contact gezocht/trachten te zoeken met die [naam 1] voornoemd en- (meermalen) (telefonisch) bedreigingen geuit aan het adres van die [naam 1] voornoemd en- (meermalen) die [naam 1] voornoemd een (bedreigend) sms- en app- en facebook Messenger en e-mailbericht en een filmpje gestuurd;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
236 dagen waarvan 80 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van 2 jaar. Als bijzondere voorwaarde dient aan de voorwaardelijke straf een contactverbod met beide slachtoffers te worden verbonden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht de door de officier van justitie gevorderde straf buitensporig hoog. Verzocht wordt om geen gevangenisstraf op te leggen nu dit de ingeslagen weg om de schuldenlast te verminderen zal doorkruisen. Daarnaast heeft verdachte de zorg voor zijn moeder. Het strafblad van verdachte is weliswaar uitgebreid, maar geen verzwarende factor, nu verdachte niet eerder verdacht is van stalking en het laatste fysieke geweldsfeit en een veroordeling voor bedreiging al weer enkele jaren geleden zijn. Ook heeft verdachte zich tot nu toe aan een stringent pakket van schorsingsvoorwaarden moeten houden. De verdediging verzoekt dan ook om een werkstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en stalking van [naam 1] , zijnde zijn ex-partner. Verdachte heeft via sms- en appberichten, teksten op sociale media en telefoongesprekken zijn ex-partner op onbeschaamde, beledigende, intimiderende en bedreigende wijze bejegend. Verdachte heeft door de vele berichten en telefoontjes een ernstige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Uit frustratie is verdachte haar op verschillende manieren blijven benaderen. Daarvoor heeft verdachte zelfs andere personen ingeschakeld. Hij handelde slechts vanuit zijn eigen behoefte om zijn ex-partner te spreken, terwijl zij hem op verschillende manieren te kennen had gegeven dat zij geen contact met hem wenste. Met de doodsbedreigingen heeft verdachte zijn ex-partner ernstige vrees aangejaagd. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-partner en haar vader. Verdachte heeft de auto waar zij in zaten klemgereden. Vervolgens is hij uitgestapt en is hij naar de auto toegelopen. Verdachte heeft doodsbedreigingen geuit en daarmee zijn ex-partner en haar vader ernstige vrees aangejaagd. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring van de vader waaruit naar voren komt dat hij heeft gevreesd voor zijn leven en dat het feit een diepe indruk heeft achtergelaten. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van 17 januari 2022 van verdachte, waaruit naar voren komt dat hij veelvuldig met justitie in aanraking is geweest. Op dit moment zit verdachte een langdurige gevangenisstraf uit waartoe hij in 2017 is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 26 januari 2022 dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat de pro-criminele houding van verdachte als zorgwekkend moet worden gezien. Er zijn diverse probleemgebieden. Zo heeft verdachte geen zelfstandige huisvesting, geen startkwalificatie op de arbeidsmarkt en heeft hij hoge schulden. Verdachte staat wel onder bewind en zijn bewindvoerder onderzoekt ook de mogelijkheden voor ondersteuning vanuit de gemeente voor huisvesting. De houding van verdachte tijdens zijn detentie en eerdere contactmomenten wordt als zorgwekkend gezien. Hij kan zich zeer dwingend opstellen en lijkt moeite te hebben om met tegenslagen en kritiek om te gaan. Het recidivegevaar wordt ingeschat als hoog. Een gedragsinterventie gericht op zijn copingvaardigheden acht de reclassering geïndiceerd. Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten – met name de indringendheid daarvan – niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd en rekening gehouden met het feit dat verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen Met het oog op het recidivegevaar zal de rechtbank als stok achter de deur een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 136 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde verbinden dat hij op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 1] en [naam 2] . Aan een gedragsinterventie gericht op zijn copingvaardigheden zoals geïndiceerd, kan wellicht in het kader van detentiefasering vorm worden gegeven.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 2] vordert een schadevergoeding van € 375,- voor
feit 1.
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering benadeelde partij te complex is waardoor deze vordering bij de civiele rechter aangebracht dient te worden. Daarnaast heeft het slachtoffer zelf ook aandeel in het handelen van verdachte gehad waardoor van toewijzing van de vordering geen sprake kan zijn.
De rechtbank begrijpt dat verdachte zich beroept op eigen schuld van aangever nu deze hem heeft bedreigd met een mes. Ter vaststelling van de omstandigheden waaronder de bedreiging door verdachte heeft plaatsgehad, is nader debat en wellicht bewijsvoering nodig, waarvoor dit strafgeding onevenredig zou worden belast. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Het voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Feit 2:Bedreiging met zware mishandeling en enig misdrijf tegen het leven gericht,
meermalen gepleegd;
Feit 3:Belaging;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 136 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect -, anders dan door middel van een advocaat, contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 1] en/of [naam 2] , zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht; de politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, daaronder begrepen: de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
*1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2311141);
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam 2] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 maart 2022
Mr. Louwerse en mr. Martens zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.