ECLI:NL:RBZWB:2022:1050

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
02-800432-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot moord of doodslag, poging zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de voorbedachte raad

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 maart 2022, is de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord en doodslag, maar is de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen verklaard. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 mei 2014, waarbij de verdachte met hoge snelheid op een Mercedes inreed, wat leidde tot een aanrijding en de inzittenden in gevaar bracht. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de voorbedachte raad, maar dat de verdachte wel opzettelijk handelde door de inzittenden van de Mercedes te bedreigen en de auto opzettelijk te vernielen. De rechtbank hield rekening met de ernstige overschrijding van de redelijke termijn van berechting, die bijna 8 jaar bedroeg, en legde een gevangenisstraf op gelijk aan de duur van het voorarrest van 46 dagen. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-800432-14
vonnis van de meervoudige kamer van 2 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1972, te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 februari 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers. De officier van justitie, mr. D.A. van den Hout, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Tevens was aanwezig mr. G.J.P.M. Mooren, als raadsman voor de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] .

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1: primair: heeft geprobeerd de inzittenden van een Mercedes met voorbedachten rade te doden door op de snelweg met hoge snelheid met opzet achterop die auto te rijden,
subsidiair: heeft geprobeerd hen te doden;
tweede subsidiair: heeft geprobeerd aan hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
derde subsidiair: deze inzittenden heeft bedreigd;
Feit 2: mensen heeft bedreigd door op de Mercedes in te rijden;
Feit 3: de Mercedes opzettelijk heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak van de primair het primaire ten laste gelegde poging tot moord. De voorbedachten rade kan naar haar mening niet worden bewezen. Zij acht wel de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van verdachte dat de Mercedes heeft geremd waardoor verdachte achterop de Mercedes reed, is niet aannemelijk geworden. Verdacht heeft volgens de getuigenverklaringen erg hard gereden, is heel kort op de Mercedes gaan rijden en heeft de Mercedes twee keer geraakt, de eerste keer aan de achterkant en de tweede keer aan de linkerzijkant achter. Door zo hard te rijden en zo dicht op de auto te gaan rijden waarbij verdachte hem heeft geraakt, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aanrijding dodelijk had kunnen aflopen voor de inzittenden van de auto.
De officier van justitie acht de onder feit 2 tenlastegelegde bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaring van verdachte en de getuigenverklaringen die aangeven dat verdachte op de busbaan met grote snelheid op de Mercedes inreed. De officier van justitie acht de onder feit 3 tenlastegelegde vernieling van de Mercedes eveneens wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten 2 en 3 voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging betoogd dat de poging tot moord (het primair ten laste gelegde), dan wel poging tot doodslag (het subsidiair ten laste gelegde) en de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (het tweede subsidiair ten laste gelegde) niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De opzet van verdachte was niet gericht op de dood van de inzittenden van de auto. Verdachte wilde alleen dat de Mercedes zou stoppen. Verdachte is met de Mercedes in botsing gekomen omdat de Mercedes remde. Hij heeft de Mercedes niet opzettelijk aangereden. Ten aanzien van de onder drie subsidiair ten laste gelegde bedreiging heeft de verdediging zich voor de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank zal eerst bespreken wat er volgens haar op 4 mei 2014 heeft plaatsgevonden, waarbij de verklaringen van verdachte, de inzittenden van de Mercedes, alsmede de getuigen zijn betrokken. De rechtbank zal daarbij voornamelijk ingaan op het aandeel van verdachte bij deze gebeurtenissen. Vervolgens zal de rechtbank vaststellen tot welke strafbare feiten het gedrag van verdachte heeft geleid.
Daarbij is van belang dat feit 1, blijkens de tenlastelegging, uitsluitend ziet op wat er op de snelweg A58 is gebeurd en de feiten 2 en 3 op wat er is gebeurd op de busbaan naast de snelweg, zodat deze feiten apart worden besproken.
4.3.3
Feit 1
Vaststelling feiten
Op 4 mei 2014, rond 20:00 uur, vond er een geweldsincident plaats bij café [naam 1] in Sint Willebrord tussen de broer van verdachte, [naam 2] , en [benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1] ). [naam 2] lag bewusteloos op de grond. [benadeelde partij 1] vertrok in een Mercedes, samen met [naam 3] en de ouders van [benadeelde partij 1] ( [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] ). Verdachte stapte in de Chevrolet van zijn broer en achtervolgde de Mercedes. Verdachte reed bij Etten-Leur de A58 op in de richting van Breda. Hij reed de invoegstrook helemaal af en kwam automatisch op de vluchtstrook terecht. Hij haalde een BBA-bus rechts in, die op de rechter rijbaan van de snelweg reed en op het moment dat verdachte daar voorbij was, ging hij naar de linker rijbaan. Verdachte wisselde meerdere malen van rijbaan om langs het andere verkeer te komen. Verdachte reed volgens getuigen erg hard. De Chevrolet reed achterop de Mercedes. De Mercedes begon te spinnen en kwam uiteindelijk op de busbaan naast de snelweg terecht.
Deze korte weergave van de gang van zaken is door verdachte bevestigd. Verdachte heeft enkel betwist dat hij tweemaal tegen de Mercedes is gebotst en heeft verklaard dat hij tegen de Mercedes is gebotst omdat deze zou hebben geremd. De rechtbank zal hieronder nader op deze punten ingaan en vervolgens de verdere gebeurtenissen vaststellen.
Verdachte heeft betoogd dat hij op de Mercedes is gebotst op de snelweg nadat de Mercedes remde. Geen van de gehoorde getuigen heeft verklaard dat de Mercedes remde. Ook [benadeelde partij 1] , die de Mercedes bestuurde, heeft dit niet verklaard. Gelet op het feit dat er in het dossier geen enkel aanknopingspunt is voor de stelling van verdachte dat de Mercedes remde, gaat de rechtbank ervan uit dat er niet is geremd door de Mercedes. Dit maakt dat de rechtbank concludeert dat verdachte opzettelijk tegen de Mercedes moet zijn aangereden.
Door [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] , de bestuurder en één van de inzittenden van de Mercedes, is verklaard dat er tweemaal is gebotst. Door verdachte wordt dit betwist en is gesteld dat er slechts één botsing heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank hebben er twee botsingen plaatsgevonden. De rechtbank komt tot deze conclusie omdat het forensisch onderzoek uitwijst dat er bots-sporen zowel op de achterkant als op de linkerzijkant van de Mercedes zijn vastgesteld. Ook past dit sporenbeeld, het links aantikken van de auto, bij het feit dat de Mercedes is gaan spinnen en vervolgens op de busbaan terechtkwam.
Kwalificatie
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als een poging tot moord dan wel doodslag (primair en subsidiair ten laste gelegd) of een poging tot zware mishandeling (als tweede subsidiair ten laste gelegd).
Hierbij stelt de rechtbank voorop dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat waaruit kan blijken dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om de inzittenden van de Mercedes van het leven te beroven of om hen zwaar te verwonden. Verdachte heeft immers ook gezegd dat zijn opzet erop gericht was de Mercedes te doen stoppen.
Dit neemt echter niet weg dat de verdachte door zijn gedragingen in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op de dood van de inzittenden of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij hen. Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer willens en wetens de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt. Allereerst moet dan vastgesteld worden dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de inzittenden van de Mercedes gedood konden worden of zwaar lichamelijk letsel konden oplopen door de handelingen van de verdachte. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het gaan om een feitelijk aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Poging tot moord of doodslag
De verdachte is op de autosnelweg achterop de Mercedes gereden en vervolgens tegen de linkerzijkant van de Mercedes gebotst. Hij reed op dat moment, zoals door getuigen is verklaard, met een hoge snelheid. De snelheden lagen volgens getuigen rond 100 tot 130 kilometer per uur. Door de botsing van de auto van verdachte tegen de Mercedes kon bestuurder [benadeelde partij 1] de Mercedes niet onder controle houden. De Mercedes ging spinnen en kwam uiteindelijk op de busbaan terecht. Naar het oordeel van de rechtbank was er dan ook sprake van een aanmerkelijke kans op een ernstig verkeersongeval. Uit het dossier kan echter niet worden afgeleid dat daarbij ook een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat dit tot voor de inzittenden dodelijke gevolgen zou leiden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het niet heel druk was op de weg, dat er geen sprake was van extreme snelheidsverschillen met andere voertuigen of andere bijzonderheden waardoor rekening gehouden zou moeten worden met een dodelijk ongeval. Om deze redenen moet vrijspraak volgen voor de onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde poging tot moord dan wel doodslag.
Poging tot zware mishandeling
Hiervoor is al vastgesteld dat de kans op een ernstig verkeersongeval groot was. De rechtbank is tevens van oordeel dat er bij een ongeval met deze snelheden een aanmerkelijke kans is dat er zwaar lichamelijk letsel optreedt bij inzittenden van de personenauto’s, mede door de positie op de weg en het feit dat verdachte de Mercedes twee maal raakte, waardoor deze ging spinnen. Dat vergroot de kans op ernstige gevolgen voor de inzittenden van de Mercedes.
Het gevaar van het handelen van de verdachte moet voor de verdachte, net als voor ieder ander, duidelijk zijn geweest. Door bewust achterop de Mercedes te rijden én deze ook nog eens aan de linker zijde te raken, waardoor de Mercedes ging spinnen, heeft de verdachte de kans op dit letsel dan ook aanvaard, zodat de rechtbank de poging tot zware mishandeling bewezen acht.
Ten aanzien van de ten laste gelegde voorbedachte raad overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij boos was vanwege het aantreffen van zijn broer na de vechtpartij bij café [naam 1] , dat hij opgefokt in de auto is gestapt en dat zijn intentie was om de Mercedes te laten stoppen. Het handelen van verdachte lijkt het gevolg te zijn geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet hierop, geen aanknopingspunten dat er sprake was van kalm beraad. Om die reden spreekt de rechtbank verdachte vrij van de voorbedachte raad.
Tot slot overweegt de rechtbank dat zij uitgaat van een pleegplaats in Nederland, nu haar ambtshalve bekend is dat ter plaatse de grens tussen de gemeenten Etten-Leur en Breda is gelegen en niet is vast te stellen of de aanrijdingen in Etten-Leur plaatsvonden.
4.3.4
Feit 2 en feit 3
Na de botsing van de Chevrolet op de Mercedes, ging de Mercedes spinnen en kwam deze uiteindelijk op de busbaan naast de snelweg terecht. Verdachte draaide op de snelweg, reed tegen het verkeer in naar de inrit van de busbaan en reed vervolgens met hoge snelheid richting de Mercedes, kwam tegen de Mercedes aan waarbij de Chevrolet tegen de geluidswal tot stilstand kwam en bovenop de Mercedes terechtkwam. De inzittenden van de Mercedes waren op het moment van de botsing net uit de auto.
Door de verdediging is niet betwist dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 2 en 3, de bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht door het inrijden op de Mercedes en de vernieling van de Mercedes. De rechtbank stelt vast dat, gelet op de in het dossier beschikbare stukken en de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van deze feiten, deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Wel zal de rechtbank in de bewezenverklaring uitgaan van pleegplaats Nederland, nu haar ambtshalve bekend is dat de feiten 2 en 3 niet in Etten-Leur plaatsvonden, maar in Breda.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
Tweede subsidiair:
op 04 mei 2014, in de gemeente Etten-Leur, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan personen, genaamd [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [naam 3] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, als bestuurder van een personenauto (Chevrolet) met hoge snelheid, terwijl die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [naam 3] (op de autosnelweg A58) in een door die [benadeelde partij 1] bestuurde auto voor verdachte reden, meermalen, (achter) tegen het door die [benadeelde partij 1] bestuurde motorrijtuig is gereden en gebotst en heeft getracht dat motorrijtuig van de weg te rijden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 .
op 04 mei 2014 in Nederland, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto (merk Chevrolet) met die auto ingereden op een op de busbaan stilstaande personenauto (merk Mercedes) en tegen die auto (Mercedes) gereden, terwijl die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [naam 3] zich kort daarvoor nog in die auto (Mercedes) hadden bevonden;
3.
op 04 mei 2014 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Mercedes), toebehorende aan [naam 4] , heeft vernield en onbruikbaar gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft zij rekening gehouden met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aan de orde is en dat er sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de eis van de officier van justitie buitenproportioneel is. Namens verdachte is betoogd dat, gelet op de strafbare feiten die tegen hem zijn gepleegd, de gevolgen die hij daar nog steeds van ondervindt en de extreem lange overschrijding van de redelijke termijn, thans een voorwaardelijke straf of een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest passend is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met zijn Chevrolet op de snelweg tot twee maal toe opzettelijk achterop een Mercedes te rijden. Gelukkig is dit relatief goed afgelopen. De Mercedes ging als gevolg daarvan spinnen en kwam uiteindelijk op een bushalte naast de snelweg terecht. Hiermee was het voor verdachte nog niet klaar. Hij keerde op de snelweg, reed tegen het verkeer in terug naar ingang van de busbaan, draaide daarop en reed met hoge snelheid af op de Mercedes die stilstond op de busbaan, waarna zijn auto eindigde bovenop hun auto, die daardoor vernield werd. Gelukkig waren de inzittenden net uitgestapt en zijn zij niet geraakt maar het moge duidelijk zijn dat deze gebeurtenissen voor hen zeer bedreigend en beangstigend zijn geweest. Maar ook voor de mensen die hiervan getuige waren was dit een beangstigende ervaring.
De rechtbank neemt verdachte daarnaast ook zijn uiterst gevaarlijke verkeersgedrag, waardoor hij ook andere weggebruikers in gevaar heeft gebracht, zeer kwalijk. Met zeer hoge snelheid haalde hij links én rechts auto’s in en toen de Mercedes naar de busbaan ging, keerde hij nota bene op de snelweg! Verdachte heeft hierbij geen enkel oog gehad voor andere weggebruikers, die hier ook erg door zijn geschrokken, zo blijkt wel uit hun verklaringen. Dat verdachte erg ontdaan was toen hij zijn broer kort daarvoor bewusteloos en bloedend op de grond had zien liggen - waar hij de bestuurder van de Mercedes voor verantwoordelijk hield - rechtvaardigt dit gedrag op geen enkele manier.
De rechtbank heeft voor de strafbepaling ook gekeken naar het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij in de tussentijd is veroordeeld, zodat artikel 63 Sr van toepassing is.
Verder is in deze zaak sprake van een ernstige overschrijding van de redelijke termijn van berechting. In beginsel behoort een strafzaak binnen twee jaar te zijn afgedaan. Die redelijke termijn begon te lopen op 4 mei 2014 en inmiddels zijn we (bijna) 7 jaar en 10 maanden verder. De overschrijding bedraag dus maar liefst 5 jaar en 10 maanden.
Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS is het uitgangspunt bij zware mishandeling met een wapen (feitelijk is de auto hier als wapen gebruikt) 1 jaar gevangenisstraf. In dit geval is het (gelukkig) bij een poging gebleven. Daarnaast is ook sprake van een ernstige bedreiging en een vernieling. Al met al zou een gevangenisstraf van vele maanden dan ook zeker in de rede liggen. Toch zal de rechtbank verdachte niet meer naar de gevangenis sturen. Daarbij houdt zij met name rekening met het forse letsel dat verdachte heeft opgelopen door het geweld dat direct hierna tegen hem is gebruikt door inzittenden van de auto, waarvan hij nog dagelijks de gevolgen ondervindt. Mede gelet op de ernstige overschrijding van de redelijke termijn is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest van 46 dagen passend is.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hebben ieder ter zitting, via hun advocaat mr. Mooren, een schadevergoeding gevorderd van € 10.000,= aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van deze vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de immateriële schade in het geheel niet is onderbouwd met enig stuk. Om die reden kan de rechtbank niet vaststellen of er schade is geweest, waar die schade uit heeft bestaan en welk bedrag voor eventuele schadevergoeding passend is. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 63, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 tweede subsidiair:Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:Vernieling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 46 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen
[benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2]en
[benadeelde partij 3] niet-ontvankelijkin de vorderingen en bepaalt dat de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. R.P. Broeders en mr. D. Fontein, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 maart 2022.
Mr. Fontein is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.