ECLI:NL:RBZWB:2022:1025

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2827
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake intrekking uitkering Tozo en terugvordering teveel verstrekte Tozo

Op 25 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 18 maart 2021, die betrekking had op de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres tegen de intrekking van haar uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) voor de periode van 3 maart 2020 tot en met 30 september 2020. Tevens ging het om de terugvordering van een bedrag van € 7.271,37 aan teveel verstrekte Tozo.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres het verschuldigde griffierecht van € 49,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had eiseres meerdere keren in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen, maar eiseres heeft hier niet op tijd op gereageerd. Eiseres had op 24 september 2021 verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de ingediende gegevens over haar inkomen en vermogen niet volledig waren. Eiseres heeft vervolgens geen verontschuldigingen aangedragen voor het niet betalen van het griffierecht.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij aan de criteria voor betalingsonmacht voldoet. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2827

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 18 maart 2021 (het bestreden besluit) inzake de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres tegen de intrekking van haar uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) over de periode 3 maart 2020 tot en met 30 september 2020 en de terugvordering van teveel verstrekte Tozo ter hoogte van € 7.271,37.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 49,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
De griffier heeft eerst bij gewone brief en vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 6 augustus 2021 eiseres in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van zowel de eerste brief als de tweede (aangetekende) brief.
Eiseres heeft op 24 september 2021 om vrijstelling van het griffierecht in verband met betalingsonmacht verzocht. De rechtbank heeft bij aangetekende brieven van 5 en 20 oktober 2021 eiseres verzocht om gegevens over haar inkomen en vermogen in te dienen. Eiseres heeft per mail van 9 november 2021 hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bij brief van 2 december 2021 het beroep op betalingsonmacht afgewezen, omdat de ingediende gegevens met betrekking tot eiseres inkomen en vermogen niet volledig zijn. Daardoor kan niet vastgesteld worden of eiseres aan de criteria voor betalingsonmacht voldoet.
Vervolgens is eiseres eerst bij gewone brief en daarna bij aangetekend verzonden brief van 2 januari 2022 opnieuw in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van zowel de eerste brief als de tweede (aangetekende) brief.
Eiseres heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiseres heeft geen reden gegeven waarom zij het griffierecht niet heeft betaald.
Per email van 22 februari 2022 heeft eiseres nog kopieën opgestuurd van één bankafschrift van haar zelf, één bankafschrift van [naam bedrijf] en één bankafschrift van [naam betrokkenen] . Zij geeft aan niet eerder te hebben gereageerd, omdat zij op vakantie was. De rechtbank is van oordeel dat met deze email geen verontschuldiging is gebleken voor het niet betalen van het griffierecht.
Voor zover eiseres met deze stukken wilde aantonen dat zij het griffierecht niet kan betalen, merkt de rechtbank op dat deze stukken te laat zijn ingediend. Het beroep op betalingsonmacht is immers al afgewezen op 2 december 2021. Bovendien tonen deze stukken niets aan over haar inkomen.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van C.A.F. Kalb, griffier, op 25 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.