4.3.1Feit 1
4.3.1.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen voor feit 1 zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.1.2
Beoordelingskader witwassen
Aan de rechtbank ligt ter beoordeling voor of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan (gewoonte)witwassen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voor een veroordeling voor witwassen zoals neergelegd in artikel 420bis, eerste lid, onder a en b, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) dient te worden bewezen dat het tenlastegelegde geldbedrag uit enig misdrijf (gronddelict) afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het tenlastegelegde geldbedrag afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het tenlastegelegde geldbedrag en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het Openbaar Ministerie om bewijs hiervoor aan te dragen. De rechtbank zal in dat geval moeten vaststellen of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zij een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank beoordeelt dit aan de hand van het zogeheten zes-stappen-arrest (ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481). Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat er geen direct bewijs voor brondelicten aanwezig is(stap 1). Vervolgens zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen
(stap 2). Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen
(stap 3). Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn
(stap 4). Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen
(stap 5). Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden
(stap 6).
Bij de beoordeling van de verklaring van verdachte spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de witwasverdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
4.3.1.3
Vermoeden van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat wat hierna wordt besproken feiten en omstandigheden oplevert die, in onderling verband en samenhang beschouwd, zonder meer een vermoeden van witwassen rechtvaardigen.
Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende zijn hele leven vrijwel alles in contanten betaalt en hierin ook betaald wordt, met uitzondering van zijn verdiensten uit de suikerhandel. Bij een doorzoeking bij de (ex-)partner van verdachte is ruim € 80.000,- contant geld aangetroffen, waarvan verdachte verklaart dat dit bedrag van hem is. Bij verdachte thuis is ook ruim € 90.000,- contant geld aangetroffen. Het thuis bewaren van zulke grote hoeveelheden contant geld brengt veel (onnodig) risico met zich in tegenstelling tot het bewaren ervan op een bankrekening. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. Daar komt bij dat verdachte in 2012 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 37 maanden voor drugsdelicten die zijn gepleegd in de periode 2001 tot en met 2006. Tot slot komt uit de kasopstelling in het dossier een onverklaarbaar groot verschil naar voren tussen de contante ontvangsten en contante uitgaven van verdachte van ruim 8 ton in euro’s.
4.3.1.4
Verklaring van verdachte en onderzoek door het Openbaar Ministerie
Verdachte heeft bij meerdere verhoren in 2012 verklaard dat hij tot 1996 werkzaamheden heeft verricht als commissionair en dat hij daarna veel geld heeft verdiend met de suikerhandel op Curaçao, met name in 1998, 1999 en 2003. In 2004 en 2005 heeft hij inkomsten gehad uit de suikerhandel op TCI. Alle inkomsten uit de suikerhandel, zowel salaris als winstuitkering en zowel op Curaçao als op TCI, heeft hij via de bank ontvangen. Verder heeft verdachte verklaard dat de contante stortingen die hij vanaf 2006 op zijn bankrekening heeft gedaan, afkomstig zijn van het geld dat hij heeft verdiend in de suikerhandel en als commissionair. Dit werk is hij gaan doen nadat de suikerhandel was gestopt.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte slechts ten dele concreet en min of meer verifieerbaar is. De verklaring van verdachte dat hij veel geld heeft verdiend met de suikerhandel is namelijk grondig door het Openbaar Ministerie onderzocht, wat heeft geresulteerd in een omvangrijk dossier.
Hieruit volgt dat het suikerverwerkingsbedrijf van verdachte (en zijn medeverdachte) gedurende een bepaalde periode veel omzet heeft gedraaid en behoorlijk wat geld heeft opgeleverd. Verdachte heeft echter ook verklaard dat het geld dat hij met deze handel heeft verdiend, altijd via de bank aan hem is toegekomen. Met andere woorden: dit is geen verklaring voor de herkomst van de contante gelden zoals die blijken uit de kasopstelling en waar verdachte de beschikking over had. De verklaring die verdachte over de herkomst van deze contante gelden heeft gegeven, te weten het werk als commissionair, is door hem onvoldoende onderbouwd. Verdachte heeft in algemeenheden aangegeven dat hij daar contant geld mee heeft verdiend, maar heeft geen namen genoemd van mensen/partijen met wie hij gehandeld zou hebben, noch waar die handel precies uit heeft bestaan, laat staan wanneer concreet deze handel heeft plaatsgevonden. Eerst ter zitting is verdachte met een paar ondertekende, gelijkluidende verklaringen gekomen van vijf personen, waarin is aangegeven dat zij vanaf 1996 tot heden zaken hebben gedaan met verdachte en dat dit meestal contant is afgerekend. De rechtbank stelt voorop dat deze verklaringen veel te laat zijn overgelegd en daarom niet meer onderzocht kunnen worden, maar nog belangrijker, dat deze verklaringen in het geheel niet concreet zijn.
4.3.1.5
Kasopstelling
Volgens de door de FIOD opgestelde zogeheten eenvoudige kasopstelling in het dossier (D704) heeft verdachte in de periode van 2001 tot en met 23 mei 2012 veel meer contante uitgaven gedaan dan hij aan contante inkomsten heeft ontvangen. De rechtbank neemt bij haar beoordeling of sprake is van witwassen de kasopstelling als uitgangspunt en zal deze hierna bespreken. De rechtbank stelt vast dat de in de kasopstelling opgenomen posten en bedragen door de verdediging voor het overgrote deel niet zijn betwist.
Periode
Nu het wetsartikel inzake witwassen pas op 14 december 2001 in werking is getreden, heeft de officier van justitie gevorderd pas vanaf die datum het witwassen bewezen te verklaren.
Gelet op de datum van inwerkingtreding van het wetsartikel, kort voor de jaarwisseling, en daarnaast de problemen die het oplevert om de cijfers over (december) 2001 te splitsen, zal de rechtbank - in het voordeel van verdachte - uitgaan van de periode vanaf 1 januari 2002.
Beginsaldo
Overigens zal de rechtbank de contante opnames en uitgaven van 2001 wel in kaart brengen omdat deze van invloed zijn op het beginsaldo van de kasopstelling op 1 januari 2002.
Bij het bepalen van het beginsaldo is voorts van belang dat uit het dossier blijkt dat de suikerfabriek een periode zeer goed heeft gedraaid. Zo is er in één specifiek jaar (1999) een omzet gedraaid van 4 miljoen Amerikaanse dollars en een netto winst behaald van ruim 4 miljoen Antilliaanse guldens (ruim 2 miljoen euro). De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte hiervan, als mede-eigenaar van het bedrijf, profijt heeft gehad en zal om die reden ook de contante opnames die hij in 1999 en 2000 heeft gedaan, voor zover uit het dossier bekend, meenemen bij het bepalen van het beginsaldo.
Uit het dossier blijkt dat de Stichting [stichting] (hierna: [stichting] ) op 3 september 1999 is opgericht op Curaçao, dat verdachte de enige bestuurder hiervan is en dat hij de enige gemachtigde van twee bankrekeningen van deze stichting is. Aan een van deze bankrekeningen ( [nummer] ) zijn twee creditcards gekoppeld. De contante opnames die van deze bankrekening zijn gedaan voorafgaand aan de ten laste gelegde periode, zowel met de creditcard als op andere wijze, worden meegenomen bij het bepalen van het beginsaldo.
Berekening beginsaldo
opnames creditcard [stichting]
koers
datum
AH 277 NLG 1999
10.000,00
2,2037
€ 4.537,80
AH 277 NLG 2000
85.095,00
2,2037
€ 38.614,43
AH 277 NLG 2000
70.555,00
2,2037
€ 32.016,46
AH 277 ANG 2000
16.050,00
0,4888
01-04-2000
€ 7.856,48
opnames bankrekening [stichting]
AH 288 USD 1999
25.000,00
0,8814
03-12-1999
€ 22.035,00
1999
25.000,00
0,8814
07-12-1999
€ 22.035,00
2000
19.662,92
0,8816
24-02-2000
€ 17.334,83
Totaal opnames 1999-2000
€ 144.430,00
2001 eindsaldo
€ 22.312,47
Beginsaldo 2002
€ 166.742,47
Gelet op bovenstaande tabel gaat de rechtbank uit van een beginsaldo aan contanten bij verdachte op 1 januari 2002 van € 166.742,47.
Bankrekeningen [medeverdachte 1]
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn ex-partner [medeverdachte 1] gedurende de gehele tenlastegelegde periode heeft onderhouden. Dit wordt bevestigd door [medeverdachte 1] , die heeft verklaard dat al haar geld van verdachte afkomstig is. Om die reden worden de contante stortingen en opnames op de bankrekening van [medeverdachte 1] bij de kasopstelling betrokken.
[verdachte] [rekening 1]
€ 209.950,06
creditcard [stichting] opnames
€ 25.130,00
creditcard [stichting] [casino]
€ 22.487,00
[medeverdachte 1] [rekening 2]
€ 8.770,00
Totale opnames
€ 266.337,06
Bovenstaande tabel laat het totaal zien van contante opnames die zijn gedaan in de periode van 1 januari 2002 tot en met 23 mei 2012. De rechtbank komt, onder verwijzing naar de tabel in de bewijsmiddelenbijlage, op basis van document D-126, in de jaren 2008 en 2009 op een iets ander bedrag aan opnames dan de officier van justitie.
[verdachte] [rekening 1]
€ 210.250,00
[stichting] [rekening 3]
€ 1.500,00
België, rekening [naam 7] (helft)
€ 9.000,00
[medeverdachte 1] [rekening 4]
€ 2.924,31
[medeverdachte 1] [rekening 2]
€ 79.426,48
Totale contante stortingen
€ 303.100,79
Bovenstaande tabel laat het totaal zien van contante stortingen die zijn gedaan in de periode van 1 januari 2002 tot en met 23 mei 2012. De rechtbank komt, onder verwijzing naar de tabel in de bewijsmiddelenbijlagen, op basis van document D-126, in de jaren 2004 en 2007 tot en met 2009 op een iets ander bedrag aan stortingen dan de officier van justitie.
Mercedes SL 500 RY-408
€ 73.500,00
Mercedes ML 270
€ 72.968,88
BPM Mercedes SL 500
€ 17.845,00
Lening [naam 1]
€ 130.000,00
Overname [bedrijf 2]
€ 9.900,00
Huur [bedrijf 2]
€ 12.500,00
Aanzuiveren saldo [naam 7]
€ 10.000,00
Maandelijkse betaling [medeverdachte 2]
€ 150.000,00
Aflossing schuld [naam 2]
€ 33.588,05
[naam 6]
€ 72.295,00
aankoop Louis Vuitton
€ 1.370,00
Totale contante uitgaven
€ 583.966,93
Bovenstaande tabel laat het totaal zien van contante uitgaven die zijn gedaan in de periode van 1 januari 2002 tot en met 23 mei 2012.
Contante ontvangsten
De totale contante ontvangsten van € 32.330,00 bestaan uit de opbrengst van de verkoop van de Mercedes ML270 in 2004.
Eindsaldo
Het eindsaldo bestaat uit het bedrag dat contant is aangetroffen in het huis van [medeverdachte 1] aan de [adres 2] en in het huis van verdachte aan de [adres 3] , beide te Breda. Op het bedrag dat aan de [adres 2] is aangetroffen, wordt € 3.000,- in mindering gebracht, nu dit geld toebehoort en ook al is teruggeven aan de vader van [medeverdachte 1] .
Bij het eindsaldo is ook een bedrag van € 30.000,- meegenomen dat volgens verdachte in een kluis op Curaçao ligt. Nu geen nader onderzoek is gedaan naar de inhoud van die kluis, ziet de rechtbank geen aanleiding om van de verklaring van verdachte ter zitting af te wijken.
Berekening onverklaarbare contanten
Dit alles leidt tot de volgende eindberekening.
Beginsaldo
€ 166.742,47
+ Totale contante ontvangsten
€ 32.330,00
+ Contante opnames
€ 266.337,06
- Eindsaldo
€ 208.540,90
= Besteedbaar
€ 256.868,63
- Contante stortingen
€ 303.100,79
- Totale contante uitgaven
€ 583.966,93
= Onverklaarbare contanten
€ 630.199,09
4.3.1.6
Van misdrijf afkomstig
Uit het uitgebreide financiële onderzoek dat door justitie is uitgevoerd, is niet gebleken dat verdachte op legale wijze de beschikking heeft gekregen over deze grote hoeveelheid contanten. Aangezien verdachte hier zelf ook geen concrete en verifieerbare verklaring voor heeft weten te geven, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig is.
Gelet op de aard, omvang en duur hiervan acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
4.3.1.7
Medeplegen
Bij vonnis van heden is W. Hakkens veroordeeld voor het medeplegen van gewoontewitwassen (met verdachte) over de periode van 8 april 2010 tot en met 23 mei 2012 voor een bedrag van € 19.522,50. Dit bedrag is een optelsom van de bedragen die in deze periode op haar bankrekening zijn gestort. Onder verwijzing naar dat vonnis acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich over diezelfde periode schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen samen met [medeverdachte 1] .
totaal witwasbedrag € 630.199,09
medeplegen [medeverdachte 1]
€ 19.522,50
plegen [verdachte] € 610.676,59
Dit betekent dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan:
- het plegen van gewoontewitwassen voor een bedrag van € 610.676,59 in de periode van 1 januari 2002 tot 8 april 2010 en
- het medeplegen van gewoontewitwassen voor een bedrag van € 19.522,50 in de periode van 8 april 2010 tot en met 23 mei 2012.