ECLI:NL:RBZWB:2022:1010

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
02-277918-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot wapenoverdracht met meerdere betrokkenen

Op 23 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot het overdragen van vuurwapens. De zaak werd inhoudelijk behandeld op zittingen in december 2021, waarbij de officieren van justitie, mr. P.W.P. Emmen en mr. I.J.M. van der Hamsvoord, de aanklacht presenteerden. De verdachte, geboren in 1994, werd bijgestaan door raadsman mr. R.T.A.G. Keller. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij een wapendeal die op 6 augustus 2020 zou plaatsvinden op het Paletplein in Tilburg. De verdachte had contact onderhouden met medeverdachten over de aankoop van wapens en was aanwezig bij ontmoetingen die leidden tot de poging tot wapenoverdracht. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de wapendeal, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaringen van medeverdachten onbetrouwbaar waren. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het medeplegen van de poging tot wapenoverdracht en legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, gezien de schietpartij die plaatsvond tijdens de poging tot de wapendeal, en de risico's die daarmee gepaard gingen voor de openbare veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-277918-20
vonnis van de meervoudige kamer van 23 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 [geboorteplaats]
vertrokken onbekend waarheen
raadsman mr. R.T.A.G. Keller, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1, 8 en 14 december 2021, waarbij de officieren van justitie, mr. P.W.P. Emmen en mr. I.J.M. van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek is gesloten op 23 februari 2022.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om samen met anderen vuurwapens en munitie te (ver)kopen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie achten wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd, in de zin van medeplegen van een poging tot het overdragen van meerdere wapens. Zij baseren zich daarbij op de bevindingen van de verbalisanten, het onderzoek naar de telecommunicatie van onder meer verdachte zelf en verschillende verklaringen van verdachten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er geen bewezenverklaring van het tenlastegelegde kan volgen. In dat verband wordt allereerst gewezen op het feit dat de verklaring van [medeverdachte 2] onbetrouwbaar is en dient te worden uitgesloten van het bewijs. Voorts zien de berichten die door verdachte zijn verstuurd op iets anders, kan niet worden vastgesteld dat deze berichten specifiek zien op 6 augustus 2020 en kan op grond van de berichten niet worden vastgesteld dat het gaat om een poging tot wapenoverdracht, hoogstens volgt hieruit een intentie. Daarnaast zegt het feit dat er iets illegaals zou plaatsvinden niets over dat het zou gaan om wapens. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de handelingen van verdachte hoogstens kunnen worden gekwalificeerd als medeplichtigheid aan het verweten feit. Met betrekking tot de strafbaarheid van het feit heeft de verdediging aangevoerd dat er ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen, omdat een poging voorhanden krijgen van een of meerdere wapens niet onder artikel 31 WWM valt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleiding
Op 6 augustus 2020 kwamen rond 19:21 uur de eerste meldingen binnen bij de politie dat er geschoten zou worden op het parkeerterrein voor [winkel] aan de Umberstraat bij het Paletplein in Tilburg. Bij dit incident zouden meerdere mensen betrokken zijn. Ook werd er gesproken over een grijze Volkswagen Polo. De politie ging ter plaatse en zag dat er kogelinslagen in een ruit van een pand aan de Umberstraat zaten. Een bloedspoor leidde naar een flat aan de [adres] . In de woning troffen verbalisanten een persoon aan, dit bleek [medeverdachte 1] te zijn. De verbalisanten zagen dat hij handschoenen droeg en dat hij een verwonding aan zijn linkerhand had. Hij is ter plaatse aangehouden. In de woning van [medeverdachte 1] werden vervolgens een groot aantal wapens, munitie, verschillende patroonhouders en een demper aangetroffen. Een van deze wapens betrof een pistool van het type Zastava M75.
Op de plaats delict (hierna PD), te weten de Umberstraat te Tilburg, is forensisch onderzoek verricht. Op basis van de bevindingen uit deze onderzoeken stelt de rechtbank vast dat er op de PD elf hulzen zijn aangetroffen van twee verschillende kalibers en die zijn verschoten met twee verschillende wapens, waarvan acht hulzen zijn verschoten met de Zastava M75 die in de woning van [medeverdachte 1] is aangetroffen en drie hulzen met een ander wapen. Ook is er een onverschoten patroon aangetroffen van een geheel ander kaliber, namelijk 6,35mm Browning.
Op basis van camerabeelden van de PD is vastgesteld dat er drie auto’s betrokken zijn geweest bij het schietincident: een blauwe Hyundai Matrix, een babyblauwe Volkswagen Golf en een zilvergrijze Volkswagen Polo. Op de camerabeelden is te zien dat om 18:57 uur de Matrix kwam aanrijden en dat om 19:02 uur de Golf en de Polo kwamen aanrijden. De Golf en de Polo parkeerden achteruit in de parkeervakken aan de Umberstraat waar op dat moment al een gele Peugeot 106 stond geparkeerd.
De gele Peugeot en de Polo zijn onderworpen aan forensisch onderzoek. In de Peugeot zijn schotbeschadigingen aangetroffen. Er was een inschotbeschadiging in de voorruit, een uitschotbeschadiging in de deurstijl aan de binnenzijde en een doorschot in de bestuurdersstoel zichtbaar. Op de vloer van de bestuurdersstoel werd een kogelpunt aangetroffen.
Onderzoek aan de Polo wees onder meer uit dat de rechter achterruit was vervangen. Aan de linkerzijde was op een laag niveau een beschadiging nabij de sluitnaad van het linker portier zichtbaar. Hieruit wordt afgeleid dat er, gezien de beschadiging achter het linker voorportier, mogelijk minimaal éénmaal is geschoten met een (vuur)wapen op het voertuig.
Naarmate het onderzoek vorderde kwamen, naast bovengenoemde [medeverdachte 1] , steeds meer betrokkenen bij het incident in beeld. Zo is er in het parkeervak naast de Peugeot een opgerookte sigarettenpeuk aangetroffen met daarop het DNA van [medeverdachte 3] . Ook kwam er even na het incident een vrouw naar de plaats delict, [naam 1] , om te vragen of de telefoon van haar vriend [medeverdachte 4] was gevonden. Hij was de telefoon kwijtgeraakt toen hij was weggerend van de schietpartij.
Uiteindelijk kwamen in het onderzoek acht verdachten naar voren: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] . Zij hebben allen aangegeven dat er inderdaad een schietpartij heeft plaatsgevonden op het Paletplein. De meeste erkennen ook dat zij op het moment van het incident aanwezig waren op het Paletplein. Vast is komen te staan dat [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] , samen met getuige [getuige] , in de Matrix zaten toen ze ter plaatse kwamen. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zaten toen zij op het Paletplein aankwamen in de Polo en [medeverdachte 7] reed in de Golf, waar ook zijn toenmalige vriendin [naam 2] in zat.
De rechtbank ziet zich voor de vragen gesteld wat verdachten op het Paletplein kwamen doen, wat de aanleiding van de schietpartij is geweest en welke rol verdachten daarbij hebben gespeeld. Daarbij merkt de rechtbank op dat over het incident door getuigen en verdachten een veelvoud aan verklaringen is afgelegd. De lezingen van, met name, de verdachten lopen sterk uiteen. De rechtbank heeft daarom bij de waardering van het bewijs de objectieve bewijsmiddelen zoals het forensisch bewijs, telefoongegevens, de camerabeelden en de verklaringen van getuigen als uitgangspunt genomen en de verklaringen van de verdachten slechts voor het bewijs gebruikt voor zover zij steun bieden aan een of meerdere objectieve bewijsmiddelen.
Wat kwamen verdachten doen op het Paletplein?
Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat alle verdachten, met uitzondering van [medeverdachte 4] , op het Paletplein waren om een wapendeal te sluiten. De rechtbank overweegt als volgt.
Contacten
De telefoons van de verdachten zijn onderzocht op onderlinge contacten. Uit de telecomgegevens blijkt dat [medeverdachte 2] en [verdachte] op 5 augustus 2020 contact met elkaar hebben gehad. Om 13:03 uur stuurde [verdachte] naar [medeverdachte 2] dat hij ‘het’ te duur vindt. [medeverdachte 2] stuurde om 17:59 uur een bericht aan [verdachte] waarin hij liet weten dat de prijs die hij heeft genoemd de prijs is “als je één wapen koopt, maar als je meer koopt dan zakt de prijs”. Om 18:25 uur heeft [verdachte] gevraagd “wat ie heeft”, waarop [medeverdachte 2] heeft geantwoord dat het gaat om “vier glocks, twee Glock 17 en twee Glock 19”. Daarnaast volgt uit de berichten die [verdachte] en [medeverdachte 2] naar elkaar stuurden dat er sprake moet zijn van zo min mogelijk mensen, omdat ze dan goed kunnen verdienen. [medeverdachte 2] heeft in voormeld verband ook verklaard dat [verdachte] hem tijdens een ontmoeting had gevraagd of hij aan een wapen kon komen voor een vriend van hem.
In de telefoon van [medeverdachte 3] is een Snapchatcontact aangetroffen met de contactnaam “shl”. Dit contact is door [medeverdachte 3] op 5 augustus 2020 in zijn telefoon opgeslagen. De voornaam van [verdachte] is [voornaam] en [naam 3] blijkt ook de WhatsAppnaam van [verdachte] te zijn. [medeverdachte 2] heeft bovendien verklaard dat “ [naam 3] ” de Snapchat van [verdachte] is. Hij heeft bevestigd dat hij [verdachte] en [medeverdachte 3] met elkaar in contact heeft gebracht via Snapchat door op 5 augustus 2020 de accounts van [medeverdachte 3] en [verdachte] uit te wisselen. Daarbij komt dat [medeverdachte 3] bij de politie heeft verklaard dat iemand hem in contact heeft gebracht met [verdachte] . De rechtbank gaat er daarom van uit dat “ [naam 3] ” de Snapchat is van verdachte [verdachte] . Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat [medeverdachte 2] de benodigde gegevens heeft verstrekt en dat [medeverdachte 3] en [verdachte] daarna contact hebben gehad via Snapchat.
Op 5 augustus 2020 hebben [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] een ontmoeting gehad in het Spoorpark. Volgens [medeverdachte 6] om iets te kopen.
Op 6 augustus 2020 om 15:04 uur vond er contact plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] stuurde [medeverdachte 1] een bericht met als inhoud: "Yo komt van nimijgen, daar hij is alle 4 regele, hoor ik hoe laat hij kan kome, hoop nog vandaag". Dit bericht is om 15:07 uur door [medeverdachte 1] gelezen. Ook was er in de periode rondom de ontmoeting, tussen 18:53 uur en 19:32 uur, driemaal telefonisch contact tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] , waarbij er steeds gesprekken plaatsvonden van enkele seconden.
Ten aanzien van het naar [medeverdachte 1] in de middag verzonden bericht heeft [medeverdachte 6] verklaard dat hij dit inderdaad naar [medeverdachte 1] heeft gestuurd en dat dit zag op de afspraak op het Paletplein. Hij heeft ook verklaard dat hij dacht dat de mensen waarmee een afspraak was gemaakt op het Paletplein uit Nijmegen kwamen. Dat hadden ze gezegd en dat heeft hij aan [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) gestuurd.
Ontmoeting in het Spoorpark op 6 augustus 2020
Van alle verdachten zijn de historische verkeersgegevens van hun telefoons opgevraagd en onderzocht. Op basis hiervan zijn de reisbewegingen van de verdachten in aanloop naar de ontmoeting op het Paletplein in kaart gebracht. Hieruit kan worden afgeleid of en zo ja wanneer de telefoons van de verschillende verdachten op dezelfde plek waren.
De telefoons van [medeverdachte 7] , [verdachte] en [medeverdachte 3] hebben op 6 augustus 2020 rond 18.12 uur allemaal een zendmast in de nabije omgeving van het Spoorpark aangestraald. Uit de verkeersgegevens volgt dan ook dat er vermoedelijk voorafgaand aan de ontmoeting op het Paletplein nog een ontmoeting heeft plaatsgevonden, in het Spoorpark te Tilburg.
Dat er een ontmoeting heeft plaatsgevonden in het Spoorpark vindt steun in verschillende door verdachten afgelegde verklaringen.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat er in de middag van 6 augustus 2020 een afspraak bij het Spoorpark was, waarbij hijzelf, [medeverdachte 3] (in een grijze Volkswagen Polo), [verdachte] (met nog wat andere mannen) en een blauwe Volkswagen Golf aanwezig waren. [medeverdachte 2] verklaarde ook dat zij daarna met zijn allen uiteindelijk naar het Paletplein zijn gereden.
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] in een auto zat, dat er van tevoren een afspraak was en dat het zou kunnen dat dit in het Spoorpark was. Hierbij waren de jongens van buiten de stad aanwezig. Die jongens reden in een blauwe Golf 7 en een grijze Polo. [medeverdachte 6] verklaarde verder dat [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) ook aanwezig was. [medeverdachte 3] heeft op zijn beurt ook verklaard dat er van tevoren een afspraak in het Spoorpark was, waarbij hij aanwezig was.
In de verklaringen is niet concreet benoemd wie de persoon was die met de blauwe Volkswagen Golf naar het Spoorpark was gekomen en naar het Paletplein reed. Er is enkel een omschrijving gegeven van deze persoon. De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen is gebleken dat het [medeverdachte 7] is geweest die met een blauwe Volkswagen Golf op het Paletplein is aangekomen. Op het Paletplein was [medeverdachte 7] gelijktijdig aanwezig met enkele andere personen die in het Spoorpark aanwezig waren. Dit in combinatie met de hiervoor genoemde zendmastgegevens maakt dat de rechtbank vaststelt dat [medeverdachte 7] de persoon was die met de blauwe Volkswagen Golf aanwezig was in het Spoorpark voorafgaand aan de ontmoeting op het Paletplein.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van voornoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] op 6 augustus 2020 aanwezig waren bij de afspraak in het Spoorpark en dat zij zich daarna hebben verplaatst naar het Paletplein.
Ontmoeting PaletpleinUit de camerabeelden en de verschillende verklaringen blijkt vervolgens dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] op het Paletplein met elkaar hebben gesproken. Ten tijde van deze ontmoeting waren op het plein ook [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aanwezig.
Zoals hiervoor eerder vermeld heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [verdachte] contact met hem zocht, omdat een bekende van hem een wapen wilde kopen. [medeverdachte 2] heeft [verdachte] vervolgens via Snapchat in contact gebracht met [medeverdachte 3] . Bovendien herkende [medeverdachte 2] bij de politie op een foto [medeverdachte 1] als degene die een wapen kwam kopen.
[medeverdachte 3] bevestigde bij de politie dat iemand hem met [verdachte] in contact heeft gebracht en dat hij vervolgens ook weer iemand met [verdachte] in contact heeft gebracht. Daarnaast heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij partijen heeft samengebracht om tot een illegale deal te komen.
Gelet op het voorgaande en de bewijsmiddelen als opgenomen in bijlage II, is de rechtbank van oordeel dat er een afspraak is gemaakt op het Paletplein om wapens te (ver)kopen. In de berichten die [verdachte] en [medeverdachte 2] naar elkaar hebben gestuurd, wordt ontegenzeggelijk gesproken over de aankoop van wapens, waarbij het expliciet gaat over prijzen en soorten wapens.
Naar het oordeel van de rechtbank kan daarnaast worden vastgesteld dat de persoon die [medeverdachte 3] heeft aangedragen als leverancier van een of meer wapens [medeverdachte 7] betreft. Afgezien van de opmerkingen van [medeverdachte 1] over wat hij kwam kopen, heeft hij zichzelf altijd als aankopende partij gepositioneerd. Hij had bovendien een geldbedrag bij zich. Gelet daarop stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] op het plein aanwezig was als koper.
Op basis van het voorgaande en de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II gaat de rechtbank van het volgende uit. [medeverdachte 1] wilde een of meerdere wapens kopen. [verdachte] benaderde vervolgens [medeverdachte 2] voor de aankoop van een of meerdere wapens. Hij heeft met [medeverdachte 2] contact onderhouden ten aanzien van de voortgang van de deal door onder andere te spreken over de prijs, hoeveelheid en het type van deze wapens. [medeverdachte 2] heeft op enig moment [medeverdachte 3] via Snapchat in contact gebracht met [verdachte] . [medeverdachte 3] heeft op zijn beurt contact gezocht met [medeverdachte 7] . [verdachte] heeft [medeverdachte 6] erbij betrokken, die informatie over de afspraak heeft doorgespeeld aan [medeverdachte 1] door hem te berichten dat de jongens uit Nijmegen komen en dat hij hoopt dat de afspraak diezelfde dag zou plaatsvinden, namelijk op 6 augustus 2020. Dit is uiteindelijk ook gebeurd. [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] bij elkaar gebracht om te komen tot een illegale deal, te weten de aan- dan wel verkoop van wapens. Voorts heeft er op 6 augustus 2020, voorafgaand aan de ontmoeting op het Paletplein, in ieder geval een ontmoeting in het Spoorpark plaatsgevonden. Hierbij waren [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] aanwezig. Zij zijn vervolgens gezamenlijk in drie auto’s naar het Paletplein gereden waar de wapendeal plaats zou vinden. Eenmaal op het Paletplein aangekomen is de deal om onbekende redenen niet doorgegaan.
Rol verdachte bij de poging tot het sluiten van een wapendeal
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte handelingen heeft verricht met als doel het overdragen van wapens. Naar het oordeel van de rechtbank is namelijk vast komen te staan dat verdachte initiatief heeft genomen tot het vinden van een verkopende partij en verder als tussenpersoon heeft gefungeerd, waarbij hij personen met elkaar in contact heeft gebracht en contact heeft gehouden over de voortgang van de wapendeal door te communiceren over prijzen van wapens en types van de wapens. Voorts was verdachte aanwezig bij de ontmoetingen in het Spoorpark en op het Paletplein toen de deal plaats had moeten vinden. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de handelingen die verdachte heeft verricht kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te kunnen komen dient er sprake te zijn van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij er sprake moet zijn van een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht.
[verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] hebben allemaal hun eigen rol gespeeld in het tot stand brengen van de afspraak op het Paletplein, waarbij er over en weer is gecommuniceerd, informatie is doorgespeeld en er verschillende afspraken hebben plaatsgevonden. De rol van ieder van deze verdachten vormde een essentiële schakel in de keten die heeft geleid tot de afspraak. Ook verdachte heeft zijn rol gespeeld, zoals hiervoor is overwogen. Het is verdachte geweest die het eerste contact heeft gelegd en vervolgens contacten heeft gehouden. Hij is bovendien gedurende het gehele proces nauw betrokken geweest, was het niet via de communicatie met meerdere verdachten, dan was het wel door middel van fysieke aanwezigheid bij zowel de afspraak in het Spoorpark als die op het Paletplein. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het leggen van contact, onderhandelen over de prijs en soort van de wapens en het aanwezig zijn bij meerdere afspraken een dusdanig grote bijdrage heeft geleverd aan de poging wapenoverdracht dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Ook waren alle handelingen naar uiterlijke verschijningsvorm gericht op voltooiing van het misdrijf.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat de verklaring van [medeverdachte 2] niet kan worden gebruikt voor het bewijs omdat deze onbetrouwbaar zou zijn. De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank heeft reeds overwogen dat zij gezien de aard van de zaak en de uiteenlopende verklaringen van verdachten deze verklaringen slechts zal bezigen voor het bewijs indien deze ondersteuning bieden aan een of meerdere objectieve bewijsmiddelen. Dit geldt dus ook voor de verklaring van [medeverdachte 2] ; hij verklaart dat er contact is gelegd over de aankoop van een wapen en dit de reden was van de afspraak op het Paletplein, waarmee de inhoud van de in het voorgaande aangehaalde telecomberichten wordt ondersteund.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de berichten die verdachte en [medeverdachte 2] aan elkaar hebben gestuurd zien op een andere datum dan de afspraak op 6 augustus 2020. De rechtbank is echter van oordeel dat gezien het verloop van de deal, waaronder het sturen van berichten, het contact houden over de wapendeal, de afspraak in het Spoorpark en daarna de afspraak op het Paletplein, vast is komen te staan dat deze berichten wel degelijk zagen op de wapendeal die plaats had moeten vinden op het Paletplein op 6 augustus 2020. Door niemand is gesproken over andere afspraken of andere data. Bovendien heeft verdachte zelf verklaard dat hij bemiddelde tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de berichten zouden zien op een andere datum.
De raadsman van verdachte heeft verder betoogd dat de verklaring van [medeverdachte 3] dat het ging om “iets illegaals” kan zien op iets anders dan de wapendeal. De rechtbank is echter van oordeel dat wanneer deze verklaring in het geheel van het bewijs wordt bezien, vast is komen te staan dat dit ziet op de wapendeal. Uit geen enkel ander bewijsmiddel volgt dat er sprake zou zijn van iets anders illegaals.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de poging tot het overdragen van een of meer vuurwapens.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 5 augustus 2020 tot en met 6 augustus 2020 te Tilburg, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een of meer vuurwapens over te dragen, (al dan niet door tussenkomst van een of meer anderen) afspraken heeft gemaakt over de aankoop daarvan en op 6 augustus 2020 te Tilburg op een daartoe strekkende afspraak tussen partijen is verschenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

De verdediging heeft betoogd dat ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen omdat de poging tot het voorhanden krijgen van vuurwapens niet kan worden gekwalificeerd binnen artikel 31 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de poging tot het overdragen van wapens. De rechtbank plaatst verdachte niet aan de zijde van de ontvanger, maar als persoon die de overdracht mede mogelijk maakt. Om die reden vallen de gedragingen van verdachte wel degelijk binnen de reikwijdte van de strafbaarstelling in artikel 31 van de Wet wapens en munitie.
Er zijn verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt een eventueel op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Met betrekking tot de duur van een eventueel op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf en/of taakstraf, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bemiddeld bij een wapendeal. Onder meer door zijn aandeel zijn de verkoper en koper op 6 augustus 2020 met elkaar in contact gekomen. De wapendeal is uiteindelijk niet voltooid, omdat het contact uitmondde in een diefstal met geweld en een schietpartij. Dit doet echter niet af aan de intentie waarmee verdachte alle partijen bij elkaar heeft gebracht.
Voormelde schietpartij vond plaats op klaarlichte dag, tussen het winkelend publiek en toevallige passanten op het Paletplein. Uiteindelijk is er op de plaats delict elf keer geschoten. Er zaten kogelgaten in een winkelruit en een voertuig dat er geparkeerd stond. Dat bij deze schietpartij uiteindelijk geen doden of gewonden zijn gevallen mag een wonder heten. Schietpartijen als voornoemd zijn uitsluitend mogelijk wanneer betrokken partijen over wapens beschikken. Wapenhandel zorgt er dan ook voor dat dit soort gevaarlijke situaties in stand blijven. Er is dan ook sprake van een ernstig feit. Naar het oordeel van de rechtbank kan gezien de ernst van het feit in beginsel niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS voor het overdragen van vuurwapens. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte. Ondanks dat verdachte een ruim strafblad heeft, is hij niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De officieren van justitie en de verdediging hebben betoogd dat rekening moet worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelt vast dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij tussen de pleegdatum van onderhavig feit en de zitting uitsluitend door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld. Nu voornoemd gerechtshof een hogere instantie betreft, kan deze veroordeling geen aanleiding bieden om rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte is niet bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig geweest. De verdediging heeft betoogd dat dit kwam doordat er voor hem een dreigende situatie is ontstaan nadat in het procesdossier de suggestie werd gewekt dat verdachte een dubbelspel heeft gespeeld. De verdediging heeft de herkomst van de dreiging niet nader geduid en heeft de dreiging ook niet verder onderbouwd. Voor alle zittingsdagen heeft de rechtbank beveiligingsmaatregelen getroffen. Hierdoor stond het verdachte vrij om ten overstaan van de rechtbank ongehinderd verantwoording af te leggen en een toelichting te geven op het gevoerde strafmaatverweer. Verdachte heeft er zelf voor gekozen geen gebruik te maken van deze mogelijkheid. Dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf invloed zal hebben op het contact van verdachte met zijn kinderen neemt de rechtbank aan. Verdachte heeft dit risico met het plegen van onderhavig feit echter zelf genomen. De rechtbank is van oordeel dat het strafmaatverweer onvoldoende is onderbouwd. Zij zal dan ook hieraan voorbij gaan..Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
De rechtbank stelt vast dat verdachte al 42 dagen in voorlopige hechtenis heeft verbleven. Zij bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de voorwerpen tot het begaan van strafbare feiten zijn vervaardigd of bestemd. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 45, 47 van het Wetboek van Strafrecht artikelen 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
medeplegen van, poging tot, handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de
Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van
categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
  • G2306571 7 stuks munitie, patronen met afgevlakte kogel;
  • G2306572 3 stuks munitie, andere afmetingen patronen;
  • G2306575 7 stuks munitie;
  • G2306576 65 stuks munitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.M. Fleskens, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. R.J.H. van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen en
mr. R.M. Heitzman, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 februari 2022.