ECLI:NL:RBZWB:2022:101
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake transitievergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor compensatie van de transitievergoeding die zij aan haar (ex-)werknemer had betaald. In het primaire besluit van 15 september 2020 werd deze aanvraag niet in behandeling genomen. Het bezwaar van verzoekster tegen dit besluit werd in het bestreden besluit van 25 maart 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld. Vervolgens heeft verweerder op 8 november 2021 het bestreden besluit ingetrokken en de aanvraag alsnog in behandeling genomen. Verzoekster trok daarop haar beroep in, maar verzocht wel om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de reguliere kosten voor het indienen van beroep te vergoeden. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster tijdens de bezwaarfase geen verzoek om vergoeding van proceskosten heeft gedaan, waardoor de beoordeling zich beperkt tot de beroepsfase.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van € 759,- aan proceskosten. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 360,- te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.