4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 6 augustus 2020 kwamen rond 19:21 uur de eerste meldingen binnen bij de politie dat er geschoten zou worden op het parkeerterrein voor [winkel] aan de Umberstraat bij het Paletplein in Tilburg. Bij dit incident zouden meerdere mensen betrokken zijn. Ook werd er gesproken over een grijze Volkswagen Polo. De politie ging ter plaatse en zag dat er kogelinslagen in een ruit van een pand aan de Umberstraat zaten. Een bloedspoor leidde naar een flat aan de [adres] . In de woning troffen verbalisanten een persoon aan, dit bleek [medeverdachte 1] te zijn. De verbalisanten zagen dat hij handschoenen droeg en dat hij een verwonding aan zijn linkerhand had. Hij is ter plaatse aangehouden. In de woning van [medeverdachte 1] werden vervolgens een groot aantal wapens, munitie, verschillende patroonhouders en een demper aangetroffen. Een van deze wapens betrof een pistool van het type Zastava M75.
Op de plaats delict (hierna PD), te weten de Umberstraat te Tilburg, is forensisch onderzoek verricht. Op basis van de bevindingen uit deze onderzoeken stelt de rechtbank vast dat er op de PD elf hulzen zijn aangetroffen van twee verschillende kalibers en die zijn verschoten met twee verschillende wapens, waarvan acht hulzen zijn verschoten met de Zastava M75 die in de woning van [medeverdachte 1] is aangetroffen en drie hulzen met een ander wapen. Ook is er een onverschoten patroon aangetroffen van een geheel ander kaliber, namelijk 6,35mm Browning.
Op basis van camerabeelden van de PD is vastgesteld dat er drie auto’s betrokken zijn geweest bij het schietincident: een blauwe Hyundai Matrix, een babyblauwe Volkswagen Golf en een zilvergrijze Volkswagen Polo. Op de camerabeelden is te zien dat om 18:57 uur de Matrix kwam aanrijden en dat om 19:02 uur de Golf en de Polo kwamen aanrijden. De Golf en de Polo parkeerden achteruit in de parkeervakken aan de Umberstraat waar op dat moment al een gele Peugeot 106 stond geparkeerd.
De gele Peugeot en de Polo zijn onderworpen aan forensisch onderzoek. In de Peugeot zijn schotbeschadigingen aangetroffen. Er was een inschotbeschadiging in de voorruit, een uitschotbeschadiging in de deurstijl aan de binnenzijde en een doorschot in de bestuurdersstoel zichtbaar. Op de vloer van de bestuurdersstoel werd een kogelpunt aangetroffen.
Onderzoek aan de Polo wees onder meer uit dat de rechterachterruit was vervangen. Aan de linkerzijde was op een laag niveau een beschadiging nabij de sluitnaad van het linker portier zichtbaar. Hieruit wordt afgeleid dat er, gezien de beschadiging achter het linker voorportier, mogelijk minimaal éénmaal is geschoten met een (vuur)wapen op het voertuig.
Naarmate het onderzoek vorderde kwamen, naast bovengenoemde [medeverdachte 1] , steeds meer betrokkenen bij het incident in beeld. Zo is er in het parkeervak naast de Peugeot een opgerookte sigarettenpeuk aangetroffen met daarop het DNA van [medeverdachte 2] . Ook kwam er even na het incident een vrouw naar de plaats delict, [naam 1] , om te vragen of de telefoon van haar vriend [verdachte] was gevonden. Hij was de telefoon kwijtgeraakt toen hij was weggerend van de schietpartij.
Uiteindelijk kwamen in het onderzoek acht verdachten naar voren: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] . Zij hebben allen aangegeven dat er inderdaad een schietpartij heeft plaatsgevonden op het Paletplein. De meeste erkennen ook dat zij op het moment van het incident aanwezig waren op het Paletplein. Vast is komen te staan dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] , samen met getuige [getuige] , in de Matrix zaten toen ze ter plaatse kwamen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] zaten toen zij op het Paletplein aankwamen in de Polo en [medeverdachte 7] reed in de Golf, waar ook zijn toenmalige vriendin [naam 2] in zat.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld wat verdachten op het Paletplein kwamen doen, wat de aanleiding van de schietpartij is geweest en welke rol verdachten daarbij hebben gespeeld.
Wat kwamen verdachten doen op het Paletplein?
Op basis van het dossier gaat de rechtbank er vanuit dat [medeverdachte 1] een wapen wilde kopen. [medeverdachte 4] benaderde vervolgens [medeverdachte 6] voor de aankoop van een wapen. Hij heeft met [medeverdachte 6] contact onderhouden ten aanzien van de voortgang van de deal door onder andere te spreken over de prijs, hoeveelheid en het type van deze wapens. [medeverdachte 6] heeft op enig moment [medeverdachte 2] via Snapchat in contact gebracht met [medeverdachte 4] . [medeverdachte 2] heeft op zijn beurt contact gezocht met [medeverdachte 7] . [medeverdachte 4] heeft [medeverdachte 5] erbij betrokken, die informatie over de afspraak heeft doorgespeeld aan [medeverdachte 1] door hem te berichten dat de jongens uit Nijmegen komen en dat hij hoopt dat de afspraak diezelfde dag plaats zou vinden, namelijk op 6 augustus 2020. Dit is uiteindelijk ook gebeurd. [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] bij elkaar gebracht om te komen tot een illegale deal, te weten de aan- dan wel verkoop van wapens. Voorts heeft er op 6 augustus 2020, voorafgaand aan de ontmoeting op het Paletplein, in ieder geval een ontmoeting in het Spoorpark plaatsgevonden. Hierbij waren [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] aanwezig. Zij zijn vervolgens gezamenlijk in drie auto’s naar het Paletplein gereden waar de wapendeal plaats zou vinden. Eenmaal op het Paletplein aangekomen is de deal om onbekende redenen niet doorgegaan.
De rol van verdachte
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van enige betrokkenheid van verdachte [verdachte] bij de poging tot deze wapenhandel. De aanwezigheid van verdachte op het Paletplein roept vragen op, maar uit de bewijsmiddelen volgt onvoldoende dat verdachte wist dat er sprake was van een wapendeal dan wel dat hij een bijdrage heeft gehad in de totstandkoming van een betreffende deal. Buiten [medeverdachte 6] heeft niemand verklaard dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het geheel. Daar staat tegenover dat anderen specifiek hebben verklaard dat verdachte er niets mee te maken had, zoals onder meer [medeverdachte 5] dat heeft gedaan door aan te geven dat verdachte er echt niks mee te maken had.
Ook uit andere, objectieve, bewijsmiddelen blijkt niet van enige betrokkenheid van verdachte bij de wapendeal. Uit de telefoongegevens blijkt weliswaar dat verdachte contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 4] , maar daarover verklaarde verdachte zelf dat het [medeverdachte 4] is geweest die hem heeft meegenomen naar het Paletplein. Bovendien is [medeverdachte 4] de schoonbroer van verdachte en is contact tussen hen voor de hand liggend. De rechtbank kan verdachte dan ook niet plaatsen in de buurt van de wapendeal of het geweld.
Op basis van het dossier kan de rechtbank niet uitsluiten dat verdachte slechts getuige is geweest van hetgeen zich op 6 augustus 2020 op het Paletplein heeft afgespeeld. Zij spreekt verdachte dan ook vrij van feit 1.
Feit 2
Ten aanzien van het voorhanden hebben van een wapen heeft [medeverdachte 6] verklaard dat [naam 3] een vuurwapen had. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier is gebleken dat [naam 3] de bijnaam van verdachte is. Echter, uit geen enkele andere verklaring noch uit overige bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 6 augustus 2020 een vuurwapen voorhanden heeft gehad. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] verklaarden zelfs expliciet dat verdachte geen wapen bij zich had. Er wordt dan ook niet aan het wettelijk bewijsminimum voldaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte feit 2 heeft begaan. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.