ECLI:NL:RBZWB:2021:970
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bijzondere bijstand
Op 4 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, woonachtig te [woonplaats], een verzoek om bijzondere bijstand had ingediend. Dit verzoek was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen, waarop verzoekster beroep had ingesteld. In het kader van dit beroep verzocht zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij meende dat er sprake was van een spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Verzoekster diende een toelichting te geven op haar spoedeisend belang, waarbij zij haar financiële situatie uiteenzette. Uit haar brief van 19 februari 2021 bleek dat zij € 1.386,- aan inkomsten had en € 901,- aan vaste lasten, wat haar een bedrag van € 485,- per maand overliet om van te leven.
De voorzieningenrechter oordeelde dat, zelfs rekening houdend met niet onderbouwde extra kosten, verzoekster niet in een financiële noodsituatie verkeerde. Het resterende bedrag was onvoldoende om te concluderen dat er een spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij spoedeisendheid een cruciale rol speelt.