ECLI:NL:RBZWB:2021:961

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
02/178436-19 en 02/195622-19 (gev.)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel; veroordeling voor bedreiging na met hoge snelheid afrijden op politievoertuig

Op 5 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juli 2019 in Vogelwaarde met hoge snelheid op een politievoertuig afreed. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling, maar de rechtbank sprak hem vrij van deze beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de verbalisanten. De verdachte had met zijn Porsche Cayenne met een snelheid van meer dan 110 km/u gereden, maar de rechtbank concludeerde dat de kans op een aanrijding niet aanmerkelijk was, omdat de politieauto niet geraakt was.

Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging van de verbalisanten en andere personen, omdat hij met hoge snelheid in hun richting reed en daarbij dreigende woorden had geuit. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur op, te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werd de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging, wat een ernstige impact had op de slachtoffers, en dat zijn eerdere strafblad en alcoholgebruik meegewogen moesten worden in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/178436-19 en 02/195622-19 (gev.)
vonnis van de meervoudige kamer van 5 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1983 te Hulst,
wonende te [adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Dordrecht, Kerkeplaat 25, 3313 LC Dordrecht,
raadsman mr. H.M. Dunsbergen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is op 28 augustus 2020 door de politierechter behandeld, waarbij de zaken onder voormelde parketnummers overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering zijn gevoegd. Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 februari 2021, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
ten aanzien van parketnummer 02/178436-19
1.
primairpoging tot doodslag door met een auto met hoge dan wel aanzienlijke snelheid in de richting van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te rijden en blijven rijden,
subsidiairtenlastegelegd als poging tot zware mishandeling,
meer subsidiairtenlastegelegd als bedreiging;
2. bedreiging van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] door met een auto met hoge dan wel aanzienlijke snelheid in hun richting te rijden en blijven rijden;
3. bedreiging van [naam 1] met de woorden ‘Ik maak haar dood’ dan wel ‘Ik vermoord haar’;
ten aanzien van parketnummer 02/195622-19
het niet voldoen aan een bevel tot het verlenen van medewerking aan een ademonderzoek.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van parketnummer 02/178436-19 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich onder feit 1 schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag ten aanzien van de bestuurder van de politieauto, agent [verbalisant 2] , en poging tot zware mishandeling ten aanzien van agent [verbalisant 1] en verder aan bedreiging, zoals ten laste gelegd onder feiten 2 en 3. Ook acht hij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen is ten laste gelegd onder parketnummer 02/195622-19. De officier van justitie baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 primair en subsidiair onder parketnummer 02/178436-19, omdat (voorwaardelijk) opzet niet kan worden bewezen. De verdediging refereert zich ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank evenals ten aanzien van de feiten 2 en 3 onder parketnummer 02/178436-19 en ten aanzien van hetgeen ten laste is gelegd onder parketnummer 02/195622-19.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/178436-19
feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 23 juli 2019 in Vogelwaarde een achtervolging heeft plaatsgevonden van verdachte, die in zijn Porsche Cayenne reed, door verbalisant [verbalisant 3] in zijn dienstauto. Verbalisant gaf een stopteken aan verdachte, waarna verdachte de snelheid van zijn auto verhoogde. Vervolgens werden de optische en geluidssignalen van de dienstauto aangezet. Verdachte is de Bossestraat ingereden. Terwijl de verbalisant met een snelheid van 110 kilometer per uur op de teller achter verdachte aan reed, liep de auto van verdachte nog op hem uit. De rechtbank stelt gelet hierop vast dat verdachte met hoge snelheid in de Bossestraat heeft gereden, terwijl aan hem een stopteken was gegeven en ook de optische en geluidssignalen van de dienstauto waren aangezet.
Verbalisant [verbalisant 2] had in de Bossestraat haar dienstauto met de optische signalen aan schuin over de weg geparkeerd om de doorgang voor verdachte te bemoeilijken. Verdachte bleef met onverminderde snelheid afrijden op de dienstauto waar verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] in zaten, waarop verbalisant [verbalisant 2] de dienstauto naar voren heeft verplaatst om te voorkomen dat verdachte deze zou rammen. Verdachte is vervolgens zonder vaart te minderen voorbij gereden. Gelet op de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] gaat de rechtbank voorbij aan de verklaring van verdachte dat hij zou hebben geremd.
Was er sprake van (voorwaardelijk) opzet op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de verbalisanten?
Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte het zuiver opzet had om de verbalisanten te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank ziet zich dan voor de vraag gesteld of sprake is van voorwaardelijk opzet. Daarvoor moet worden beoordeeld of er een aanmerkelijke kans bestond dat de verbalisanten door het rijgedrag van verdachte gedood zouden worden of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Verdachte is in een Porsche Cayenne (volgens algemeen toegankelijke informatiebronnen met een gewicht van circa 2.200 kilogram), met een snelheid van ruim 110 kilometer per uur, op de dienstauto met daarin verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] afgereden.
Gebleken is dat verdachte vervolgens met zijn auto langs de dienstauto is gereden en dat heeft kunnen doen zonder de dienstauto te raken.
Door verbalisant [verbalisant 2] wordt verklaard dat zij de dienstauto een halve meter tot een meter naar voren heeft verplaatst, waarna de auto van verdachte de dienstauto passeerde met een tussenruimte van 50 centimeter. Verbalisant [verbalisant 1] verklaarde dat de dienstauto hooguit twee meter naar voren reed, waarna de auto van verdachte de dienstauto passeerde met een tussenruimte van 30 tot 50 centimeter. De rechtbank gaat er gelet hierop vanuit dat de dienstauto in ieder geval 50 centimeter naar voren is verplaatst door verbalisant [verbalisant 2] en verdachte de dienstauto vervolgens met een tussenruimte van maximaal 50 centimeter is gepasseerd. De rechtbank hanteert hierbij de voor verdachte meest gunstige afstanden omdat er over deze afstanden niet eenduidig is verklaard en deze dus niet precies zijn vast te stellen. De dienstauto stond echter schuin over de weg geparkeerd. Dat maakt dat de ruimte die bij het met 50 centimeter naar voren rijden werd vrijgemaakt op de rijbaan van verdachte minder moet zijn geweest dan 50 centimeter. Ervan uitgaande dat de auto van verdachte de dienstauto van verbalisanten met een tussenruimte van 50 centimeter is gepasseerd, kan dus niet worden vastgesteld dat verdachte met zijn auto de dienstauto had geraakt, als deze niet was verplaatst. Ook zonder het verplaatsen van de dienstauto zou er dan feitelijk ruimte zijn geweest voor verdachte om de dienstauto te passeren zonder deze te raken. Naar het oordeel van de rechtbank kan dus niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de kans op een daadwerkelijke botsing tussen de auto van verdachte en de dienstauto, met de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van verbalisanten tot mogelijk gevolg, aanmerkelijk was op het moment dat de dienstauto niet zou zijn verplaatst.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten.
Was er sprake van bedreiging?
De onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde bedreiging acht de rechtbank wel bewezen. Doordat verdachte met een dusdanig hoge snelheid met zijn auto af kwam rijden op de midden op die weg geparkeerde dienstauto en de dienstauto op zeer korte afstand passeerde, kon bij verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] in de dienstauto de redelijke vrees ontstaan dat zij door de gedragingen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door dergelijk rijgedrag te vertonen met grove onachtzaamheid, gevaarzettend en daardoor bedreigend heeft gehandeld.
feiten 2 en 3
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 23 juli 2019 in Vogelwaarde [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] heeft bedreigd door met zijn auto met aanzienlijke snelheid in hun richting te rijden en te blijven rijden zonder voldoende zijn snelheid te minderen. De aangiftes ondersteunen elkaar over en weer.
Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster [naam 1] heeft bedreigd door te zeggen ‘Ik maak haar dood’ en ‘Ik vermoord haar’. De aangifte wordt ook op dit punt ondersteund door de verklaringen van [naam 2] en [naam 3] en verdachte heeft ter zitting toegegeven woorden van gelijke strekking te kunnen hebben gebruikt.
02/195622-19
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het niet voldoen aan een bevel tot het verlenen van medewerking aan een ademonderzoek.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/178436-19
1.
op 23 juli 2019 te Vogelwaarde, gemeente Hulst
[verbalisant 2] en [verbalisant 1] , beide werkzaam bij de politie Zeeland-West-
Brabant heeft bedreigd met zware mishandeling,
door met een (personen)auto (met een hoge snelheid) in de
richting van genoemde [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te rijden en te blijven rijden
zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen;
2.
op 23 juli 2019 te Vogelwaarde, gemeente Hulst
[naam 1] en [naam 2] en [naam 3] heeft
bedreigd met zware mishandeling,
door met een (personen)auto (met een aanzienlijke snelheid) in de
richting van genoemde [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] te rijden en te blijven
rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen;
3.
op omstreeks 23 juli 2019 te Vogelwaarde, gemeente Hulst
[naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen ‘Ik maak haar dood’ en
‘ik vermoord haar’;
02/195622-19
op 24 juli 2019 te Middelburg, als degene tegen wie
verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben
gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan
wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te
verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de
verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd
apparaat en aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een
opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven
aanwijzingen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, en daarnaast een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met het feit dat de zaak in eerste instantie bij de politierechter was aangebracht. Ook is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van twee politieagenten door met zijn auto met hoge snelheid op hen af te rijden. Verdachte was – naar eigen zeggen – op dat moment alleen maar bezig om zo snel mogelijk weg te komen van de situatie en heeft nauwelijks oog voor de politieagenten gehad. De ervaring leert dat dit soort feiten grote impact op slachtoffers kan hebben. Dat de handelingen van verdachte ook bij de politieagenten een grote impact hebben veroorzaakt blijkt uit hun onderbouwing van de vorderingen tot schadevergoeding. Daarnaast heeft verdachte zijn partner bedreigd door te zeggen dat hij haar ging vermoorden en is hij ook op haar en twee anderen afgereden met zijn auto. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij had gedronken, maar heeft hij tegelijkertijd niet voldaan aan een bevel tot medewerking aan een ademonderzoek. Hierdoor kan niet vastgesteld worden hoezeer verdachte onder invloed was tijdens de gepleegde feiten. De rechtbank rekent verdachte deze feiten ernstig aan.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder met justitie in aanraking is gekomen en zich inmiddels in voorlopige hechtenis bevindt in verband met een andere verdenking. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
De reclassering heeft in haar rapport van 16 maart 2020 naar voren gebracht dat er bij verdachte sprake is van een delictpatroon betreffende het plegen van delicten onder invloed van alcohol. Overmatig alcoholgebruik maakt dat in structurele mate grensoverschrijdend gedrag plaatsvindt in de vorm van delictgedrag en problemen binnen de thuissituatie. Verdachte gebruikt alcohol om spanningen te reduceren. Gedurende het schorsingstoezicht heeft verdachte zich, op één keer na, gehouden aan het alcoholverbod dat aan hem opgelegd werd door de reclassering. Ambulante behandeling gericht op abstinentie van alcohol en het aanleren van copingvaardigheden is inmiddels gestart. Verdachte stelt zich meewerkend op tijdens het toezicht en de behandeling bij Forensische Zorg Zeeland. Hij heeft een eigen kraanverhuur- en transportbedrijf. Door de periode waarin hij gedetineerd was in onderhavige zaak zijn schulden ontstaan. Hij moet deze nu aflossen, waardoor het belangrijk is dat hij zijn werk behoudt. Het risico op recidive, letselschade en onttrekking wordt door de reclassering ingeschat als laag. Dit kan echter veranderen als betrokkene terugvalt in alcoholmisbruik. Het is daarom belangrijk dat hier vanuit de behandeling op wordt ingezet. Tot nu toe heeft verdachte zich meewerkend opgesteld. Hij wil voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw in de problemen komt met justitie en beseft dat dit voor een groot deel samenhangt met zijn alcoholgebruik. Verdachte is leerbaar, maar heeft nog wel een lange weg te gaan om een echte gedragsverandering te realiseren. Bij veroordeling wordt geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling. Een gevangenisstraf zal tot gevolg hebben dat verdachte niet kan werken en geen inkomen heeft. De financiële problemen die al bestaan, zullen dan nog groter worden. Ook het opleggen van een financiële sanctie kan een toename van financiële problemen veroorzaken. Verdachte is in staat een taakstraf uit te voeren.
In het voortgangsverslag van 19 november 2020 heeft de reclassering naar voren gebracht dat het toezicht formeel gezien goed loopt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en onderhoudt goed contact met de reclassering. Er wordt rekening gehouden met het feit dat verdachte nu veel uren werkt, zodat verdachte wel inkomsten kan blijven genereren. Aan urinecontroles werkt verdachte zonder problemen mee. Ook het contact met de behandelaar verloopt goed. De behandelaar heeft als doel om ook partnergesprekken te gaan voeren met verdachte en zijn partner om huiselijk geweld in de toekomst te voorkomen. Het toezicht richt zich vooral op het anders omgaan met spanningen, reguleren van de verschillende hulpverlening die betrokken was en het voorkomen van escalaties in de situatie in de straat van zijn partner.
De officier van justitie is bij zijn eis ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 02/178436-19 uitgegaan van een bewezenverklaring van poging doodslag dan wel poging tot zware mishandeling. Nu de rechtbank ten aanzien van dit feit de meer subsidiair tenlastegelegde bedreiging bewezen acht, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank komt tot de conclusie dat voor het bewezenverklaarde een werkstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, passend en geboden is, met aftrek van voorarrest naar rato van 2 uur per dag.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden, om de ernst van de feiten te benadrukken, verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen en verplichte begeleiding door de reclassering en ambulante behandeling aan verdachte op te kunnen leggen. De rechtbank zal hieraan een proeftijd voor de duur van 3 jaar verbinden.
De rechtbank is van oordeel dat tevens een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen moet volgen voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd dat gedurende welke het rijbewijs van verdachte ingevorderd is geweest.

7.De benadeelde partijen

[verbalisant 2]
De benadeelde partij [verbalisant 2] vordert een schadevergoeding van € 500,- aan immateriële schade voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt en niet betwist, zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 23 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
[verbalisant 1]
De benadeelde partij [verbalisant 1] vordert een schadevergoeding van € 500,- aan immateriële schade voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt en niet betwist, zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 23 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 23 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De in beslag genomen auto is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de auto aan verdachte toebehoort en de feiten 1 en 2 onder parketnummer 02/178436-19 zijn begaan met behulp van deze auto.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 primair en subsidiair onder parketnummer 02/178436-19 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/178436-19
feit 1 meer subsidiair:bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2:bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
02/195622-19:overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uur;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 (twee) uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Emergis Verslavingsreclassering op het adres Vrijlandstraat 33e te Middelburg en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, welke behandeling de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij betrokkene zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling en waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van verdachte ingevorderd is geweest in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2] van € 500,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 23 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] van € 500,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 23 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling het daarbij vermelde aantal dagen gijzeling kan worden toegepast:
- benadeelde partij [verbalisant 2] (feit 1), € 500,-, 10 dagen gijzeling, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 23 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- benadeelde partij [verbalisant 1] (feit 1), € 500,-, 10 dagen gijzeling, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 23 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, kenteken
[kenteken] , kleur: grijs, merk: Porsche;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. R.P. Broeders en
mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 maart 2021.
Mr. Broeders en mr. Martens zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
02/178436-19
1.
hij op of omstreeks 23 juli 2019 te Vogelwaarde, gemeente Hulst
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , beide werkzaam bij de politie Zeeland-West-
Brabant
opzettelijk
van het leven te beroven, met dat opzet
met een (personen)auto (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid)
in de richting van genoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] is gereden en/of is blijven rijden
zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen/te remmen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juli 2019 te Vogelwaarde, gemeente Hulst
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , beide werkzaam bij de politie Zeeland-West-
Brabant
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
met een (personen)auto (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in de
richting van genoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] is gereden en/of is blijven rijden
zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen/te remmen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juli 2019 te Vogelwaarde, gemeente Hulst
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , beide werkzaam bij de politie Zeeland-West-
Brabant heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met een (personen)auto (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in de
richting van genoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] te rijden en/of te blijven rijden
zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen/te remmen;
2.
hij op of omstreeks 23 juli 2019 te Vogelwaarde, gemeente Hulst
[naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] , althans een of meer personen heeft
bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met een (personen)auto (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in de
richting van genoemde [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] te rijden en/of te blijven
rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen/te remmen;
3.
hij op of omstreeks 23 juli 2019 te Vogelwaarde, gemeente Hulst
[naam 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak haar dood" en/of
“ik vermoord haar” , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
02/195622-19
hij op of omstreeks 24 juli 2019 te Ossenisse, gemeente Hulst en/of
gemeente Middelburg, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie
verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben
gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan
wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te
verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de
verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd
apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een
opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven
aanwijzingen.

12.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
02/178436-19
feit 1
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] (opgenomen op pagina 66-68 van het proces-verbaal geregistreerd onder proces-verbaalnummer PL2000-2019179664 Z, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Zeeuws-Vlaanderen), opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende:

Op dinsdag 23 juli 2019, omstreeks 22:55 uur, kwam ik als eerste collega ter plaatse op de Populierenstraat in Vogelwaarde. Ik hoorde [naam 1] zeggen dat haar vriend, [verdachte] , onder invloed van alcohol rond reed in zijn Porsche en dat hij had geprobeerd om haar aan te rijden. Ik ben vervolgens achter de Porsche aangereden en heb de bestuurder een stopteken gegeven door middel van het verlichte politietransparant met de tekst ‘Stop politie’. Ik zag dat de bestuurder van de Porsche Cayenne, voorzien van het kenteken [kenteken] , hierop zijn snelheid verhoogde en dat hij rechtsaf de Elzenstraat in reed. Hierop heb ik de optische en geluidssignalen aangezet. Ik zag dat de bestuurder van de Porsche rechtsaf de Bossestraat op reed. Ik zag dat de bestuurder zijn snelheid hier verhoogde tot ruim boven de 110 kilometer per uur. Toen ik op de kilometerteller van mijn dienstvoertuig keek, zag ik dat ik 110 kilometer per uur reed en dat de verdachte op dat moment nog op mij uitliep. Op de Bossestraat geldt een maximum snelheid van 50 kilometer per uur. Ik zag dat er verderop op de Bossestraat een opvallende politievoertuig met blauwe optische signalen stond. Ik zag dat dit politievoertuig ongeveer midden op de rijbaan stond, met het kennelijk doel om de bestuurder van de Porsche te blokkeren. Ik zag dat de bestuurder van de Porsche, zonder vaart te minderen, rakelings langs dit opvallende politievoertuig reed en dat hij zijn rit met hoge snelheid voorzette.

- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 2] (opgenomen op pagina 59-61 van het proces-verbaal geregistreerd onder proces-verbaalnummer PL2000-2019179664 Z, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Zeeuws-Vlaanderen), opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende:

Ik heb mijn dienstvoertuig enkele meters de straat ingereden en de optische signalen aangezet. Ik heb het dienstvoertuig schuin over de weg geparkeerd. Ik zag dat er aan de bijrijderszijde, enkele meters achter ons, voertuigen stonden geparkeerd in de straat. Hierdoor werd een eventuele doorgang aan die zijde van de straat automatisch bemoeilijkt. Ik, verbalisant, liet bij het schuin positioneren van mijn dienstvoertuig een erg beperkte ruimte over aan de bestuurderszijde. Ik had op dat moment nog de volle overtuiging dat het voertuig makkelijk kon en zou stoppen, als de bestuurder de zijstraten was gepasseerd. Ik hoorde mijn collega zeggen ‘Die gaat vast niet stoppen’ of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat het voertuig, ondanks alle gegeven ruimtes en mogelijkheden, geen snelheid minderde. Ik, [verbalisant 2] , heb toen de pook van het dienstvoertuig uit de Park stand en in de Drive stand gezet om het dienstvoertuig te kunnen verplaatsen. Ik zag op dat moment, en dit ging allemaal heel snel in mijn beleving, het achtervolgde voertuig ons nog steeds met enorm hoge snelheid naderen. Ik hoorde mijn collega uitroepen dat het voertuig niet ging stoppen. Het lukte mij om het dienstvoertuig misschien een halve tot één meter vooruit te verplaatsen eer de Porsche Cayenne langs ons scheurde. Ik voelde het dienstvoertuig door de snelheid bewegen. Hierdoor ontstond bij mij het vermoeden dat de bestuurder van de Porsche met een snelheid van zeker tegen de 100 kilometer per uur mijn dienstvoertuig gepasseerd moet hebben in een uitermate kleine doorgang. Ik schat de overgebleven doorgang vijftig centimeter. Ik besefte mij op dat moment dat als ik mijn dienstvoertuig niet die halve tot ene meter vooruit had kunnen plaatsen de Porsche mijn dienstvoertuig vol in de flank geraakt had moeten hebben met die hoge snelheid en mijn collega en ik ernstig gewond dan wel dood hadden kunnen zijn.

- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 1] (opgenomen op pagina 56-58 van het proces-verbaal geregistreerd onder proces-verbaalnummer PL2000-2019179664 Z, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Zeeuws-Vlaanderen), opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende:

Ik zag dat collega [verbalisant 2] ons voertuig schuin op de middenas tot stilstand bracht. Ik zag dat door de positionering van ons stilstaand dienstvoertuig geen ruimte meer was op de rijbaan om ons dienstvoertuig aan weerszijden te passeren zonder ons aan te rijden. Ik zag dus dat door onze positie de rijbaan volkomen geblokkeerd was voor de achtervolgde bestuurder. Ik zag dat de achtervolgde personenauto geen snelheid minderde en met een ongewijzigde hoge snelheid ons tegemoet bleef rijden. Ik had zelf op dat moment de overtuiging dat de bestuurder van de achtervolgde personenauto niet zou stoppen of uitwijken om een dreigende aanrijding met ons surveillancevoertuig te vermijden. Omdat ik zag dat de mogelijkheid voor de bestuurder van de achtervolgde personenauto steeds kleiner werd om zijn voertuig nog tijdig tot stilstand te brengen, vreesde ik dat een frontale aanrijding zou plaats vinden. Tevens vreesde ik dat een eventuele aanrijding zwaar letsel tot gevolg zou hebben voor mij en mijn collega [verbalisant 2] , gezien de hoge snelheid waarmee de achtervolgde bestuurder op ons af bleef rijden. Vanwege deze angst voor letsel zei ik met klem en nadruk tegen mijn collega: ‘Hij gaat niet stoppen. Verzet de auto.’ Ik zag dat de achtervolgde bestuurder met onverminderde snelheid op ons af bleef rijden, terwijl er genoeg gelegenheid voor hem was om snelheid te minderen. Ik zag geen enkele stuurbeweging of snelheidsvermindering van de achtervolgde bestuurder waaruit ik kon opmaken dat hij zou uitwijken of nog tijdig zou stoppen. Ik zag dat collega [verbalisant 2] ons surveillancevoertuig vanuit stilstand hooguit twee meter naar voren reed. Op dit moment was de achtervolgde bestuurder ons al zeer dicht genaderd en passeerde ons met een minieme tussenruimte van ik schat 30 tot 50 centimeter, en hoge snelheid waardoor ik en mijn collega ternauwernood aan een zware aanrijding waren ontsnapt.

feiten 2 en 3
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [naam 1] (opgenomen op pagina 29-33 van het proces-verbaal geregistreerd onder proces-verbaalnummer PL2000-2019179664 Z, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Zeeuws-Vlaanderen), opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende:

Ik ben op dinsdag 23 juli 2019 naar het speeltuintje bij basisschool [basisschool] gegaan met mijn drie kinderen. De school is gevestigd te Vogelwaarde. Ik zag vervolgens dat [verdachte] als bestuurder van zijn Porsche het parkeerterrein opreed en vervolgens met een hoge snelheid in de richting van de achterzijde van mijn Volkswagen Golf reed. Ik hoorde [verdachte] achter mij roepen: ‘Ik vermoord haar.’ Terwijl ik met de kinderen wegliep en ik mijn rug naar [verdachte] had toegekeerd, hoorde ik de motor van de Porsche weer veel lawaai maken omdat [verdachte] veel gas gaf. Ik hoorde dat [verdachte] met zijn Porsche hard optrok. Ik draaide mij om en zag [verdachte] als bestuurder van zijn Porsche met hoge snelheid in de richting van mij en de kinderen rijden vanaf het parkeerterrein. Hij reed in rechte lijn doelbewust op mij en de kinderen af. Omdat [verdachte] kort daarvoor had geroepen dat hij mij wilde vermoorden, vreesde ik dat hij mij nu ook daadwerkelijk en opzettelijk wilde aanrijden. Ik zag dat [verdachte] remde en vlak voor mij stopte. Ik zag en voelde dat [verdachte] als bestuurder van zijn Porsche langzaam voorwaarts reed en met zijn bumper en gril tegen mijn bovenlichaam aanduwde. Ik was bang.

- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [naam 2] (opgenomen op pagina 50-55 van het proces-verbaal geregistreerd onder proces-verbaalnummer PL2000-2019179664 Z, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Zeeuws-Vlaanderen), opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende:

Ik zag en hoorde dat [verdachte] vol gas vooruit richting de auto van [naam 1] reed. Ik zag dat [verdachte] net niet in de auto van [naam 1] reed, hij stond echt op twee à drie centimeter afstand stil. Ik zag dat [verdachte] weer vol gas achteruit reed. Ik zag dat hij nu precies achter de auto van [naam 1] stond. Ik zag dat hij wederom net niet de auto van [naam 1] raakte. Er was op dat moment aanrijdingsgevaar voor iedereen, wij stonden naast de auto van [naam 1] . Ik hoorde de Porsche hard motorgeluid produceren en hij reed echt hard richting [naam 1] . Ik zag dat [naam 1] tegenaan de motorkap van de Porsche stond. Ik zag dat [verdachte] uitstapte en naar mij riep: ‘ [naam 2] , zeg het haar maar. Als ze binnen 5 minuten niet thuis is, maak ik ze kapot.’ We zagen en hoorden [verdachte] weer aan komen rijden. Hij kwam echt hard op ons afgereden. Ik was echt onwijs bang, met knikkende knieën. Ik dacht dat ik dood zou gaan. Ik zag dat de auto remde. Toen de auto tot stilstand kwam, zag ik dat de auto op ongeveer een halve meter afstand van mij af stond.

- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [naam 3] (opgenomen op pagina 46-49 van het proces-verbaal geregistreerd onder proces-verbaalnummer PL2000-2019179664 Z, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Zeeuws-Vlaanderen), opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende:

Ik zag dat [verdachte] de parkeerplaats op kwam rijden en dat hij hard op mij en [naam 2] af kwam rijden. [naam 2] en ik konden nog net op tijd tussen de auto van [naam 2] en [naam 1] springen. Ik hoorde [verdachte] roepen: ‘Je hebt 5 minuten om thuis te komen, anders maak ik je dood.’ Dit heb ik hem meerdere keren tegen [naam 1] horen zeggen. Ik zag dat [verdachte] vervolgens met zijn auto achter de Volkswagen Golf van [naam 1] ging staan. Wij zagen dat [verdachte] vervolgens weer ging rijden en dat hij met zijn auto heel hard achteruit reed, om vervolgens weer heel hard vooruit richting de Golf, met daarin de kinderen, te rijden. Ik zag dat [verdachte] zijn auto op nog geen meter afstand van de Golf hard remmend tot stilstand bracht. Dit heeft hij twee keer gedaan. Ik zag dat [verdachte] vervolgens, terwijl [naam 1] en de kinderen aan het wegrennen waren, hard op hun af reed. Ik zag dat [verdachte] met zijn auto tegen haar knieën aan ging staan en hoorde dat [verdachte] hard op zijn gaspedaal trapte terwijl hij zo stond. Ik hoorde [verdachte] zeggen: ‘ [naam 2] , ze heeft 5 minuten om thuis te komen, zo niet dan kom ik terug en maak ik haar dood.’

- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 februari 2021:

Misschien heb ik in mijn kwaadheid wel iets in die richting geroepen. Het zou kunnen. Ik heb wel wat gezegd. De oudste rechter houdt mij de woorden ‘vijf minuten om thuis te komen, anders maak ik je dood’ voor uit het dossier. Misschien heb ik dat wel benoemd op die avond. Het kan wel kloppen.

02/195622-19
- het ambtsedig proces-verbaal ter zake artikel 8 WVW 1994 (opgenomen op pagina 81-82 van het proces-verbaal geregistreerd onder proces-verbaalnummer PL2000-2019179664 Z, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Zeeuws-Vlaanderen), opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende:
Vordering ademtest: geen medewerking. Weigering.
Gezien het gedrag van de verdachte was het niet mogelijk om een blaastest met het voorselectiemiddel uit te voeren. Tijdens en na de voorgeleiding werd verdachte meerdere malen uitgelegd dat hij moest meewerken aan de ademanalyse, hierbij werden ook de
gevolgen van weigering toegelicht. Verdachte [verdachte] deelde ons mede dat hij niet ging meewerken aan de ademanalyse.
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en
[verbalisant 5] (opgenomen op pagina 83-84 van het proces-verbaal geregistreerd onder proces-verbaalnummer PL2000-2019179664 Z, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Zeeuws-Vlaanderen), opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende:
Hierna hebben wij, verbalisanten, verdachte [verdachte] overgebracht naar het
arrestantencomplex Torentijd te Middelburg. Hierna vroeg collega [verbalisant 2] , in het bijzijn
van ons, verbalisanten, aan verdachte [verdachte] of hij wilde meewerken aan de ademtest
op de ademanalyse. Zijn antwoord was hierop: ‘Ik werk hier niet aan mee.’ Op woensdag 24 juli 2019, om 00.34 uur, gaf hulpofficier van justitie [verbalisant 6] verdachte De Bakker het bevel om mee te werken aan de ademanalyse. Wij, verbalisanten, hoorden vervolgens verdachte [verdachte] hierop zeggen: ‘Ik ga nou eens een keer niet meewerken’