ECLI:NL:RBZWB:2021:958
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking omgevingsvergunning
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van 9 januari 2020, waarbij een omgevingsvergunning voor het verbouwen en uitbreiden van een woning was verleend. Na een verzoek van de vergunninghouder om de omgevingsvergunning in te trekken, heeft het college op 23 juli 2020 de vergunning ingetrokken. De gemachtigde van de verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het college aan de verzoeker is tegemoetgekomen, omdat het college na het indienen van het beroep opnieuw naar de verleende omgevingsvergunning heeft gekeken en tot de conclusie kwam dat het plan niet passend was binnen de gevolgde procedure. De rechtbank heeft de kosten voor de door de verzoeker ingeschakelde deskundige, een architecten- en ingenieursbureau, als redelijk aangemerkt en heeft de proceskosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 3.315,54. De rechtbank heeft daarbij de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, waaronder artikel 8:75a, dat de mogelijkheid biedt om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending van de uitspraak.