ECLI:NL:RBZWB:2021:955

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7076
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit omgevingsvergunning voor wijziging bestemming kantoor naar onderwijs en dagverblijf

Op 2 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, een belanghebbende, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 20 mei 2020, waarbij een omgevingsvergunning was verleend aan een school voor het wijzigen van de bestemming van een kantoor naar onderwijs en dagverblijf. Eiseres had geen zienswijze ingediend tegen het ontwerpbesluit, dat van 25 maart tot 6 mei 2020 ter inzage had gelegen. De rechtbank heeft eiseres gevraagd om te verklaren waarom zij geen zienswijze had ingediend, waarop zij heeft gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor een behandeling ter zitting niet nodig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de uitgebreide procedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) had gevolgd en dat eiseres redelijkerwijs kon worden verweten dat zij geen zienswijze had ingediend. De rechtbank oordeelde dat het college op de juiste wijze kennis had gegeven van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit en dat het de verantwoordelijkheid van eiseres was om op de hoogte te zijn van deze kennisgevingen. Het Verdrag van Aarhus was niet van toepassing, omdat het bestreden besluit niet betrekking had op een activiteit die in bijlage I van het verdrag is vermeld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet had voldaan aan de vereisten om beroep in te stellen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7076 WABOA

uitspraak van 2 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam 1] , eiseres,

Gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 16 juni 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 20 mei 2020 (bestreden besluit) van het college inzake de verlening van een omgevingsvergunning aan [naam school] school [plaatsnaam 2] (vergunninghouder) voor het wijzigen van de bestemming kantoor naar onderwijs en dagverblijf op de locatie [adres 1] te [plaatsnaam 1] .
De rechtbank heeft eiseres bij brief van 14 oktober 2020 gevraagd aan te geven waarom er geen zienswijze is ingediend tegen het ontwerpbesluit. Hierop heeft eiseres bij brief van 27 oktober 2020 gereageerd.
De rechtbank heeft toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van de gedingstukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 13 januari 2020 heeft vergunningshouder een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het wijzigen van de bestemming kantoor naar onderwijs en dagverblijf op de locatie [adres 1] te [plaatsnaam 1] .
Eiseres huurt het aangrenzende pand [adres 2] te [plaatsnaam 1] .
Het college heeft het ontwerpbesluit ter inzage gelegd in het gemeentehuis vanaf 25 maart 2020 gedurende zes weken, tot en met 6 mei 2020. Voorafgaand aan de terinzagelegging heeft het college op 24 maart 2020 in het Gemeenteblad nr. 77445 kennis gegeven van het ontwerpbesluit. Daarbij is vermeld dat het ontwerpbesluit en de stukken ter inzage liggen en dat daartegen zienswijzen kenbaar kunnen worden gemaakt.
Eiseres heeft geen zienswijze naar voren gebracht.
Bij het bestreden besluit heeft het college de omgevingsvergunning verleend aan vergunninghouder.
Eiseres heeft bij brief van 16 juni 2020 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
In artikel 6:13 van de Awb is – voor zover relevant – bepaald dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
Artikel 3:15, eerste lid, van de Awb bepaalt dat belanghebbenden bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren kunnen brengen.
3. Niet in geschil is dat het college bij de voorbereiding van het bestreden besluit de uitgebreide procedure van paragraaf 3.3 van de Wabo heeft gevolgd. Conform de vereisten van deze procedure heeft het college het ontwerpbesluit tot verlening van de vergunning zes weken ter inzage gelegd en daarvan kennis gegeven in het Gemeenteblad. Verder staat vast dat eiseres geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit.
De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of eiseres ontvankelijk is in haar beroep. In dat kader dient de rechtbank te beoordelen, of eiseres redelijkerwijs kan worden verweten, dat zij geen zienswijze naar voren heeft gebracht.
Eiseres voert hiertoe aan dat zij niet op de hoogte was dat er een besluit in voorbereiding was, omdat zij hierover niet is geïnformeerd.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, zodat eiseres geen beroep kan instellen tegen het bestreden besluit. Daartoe overweegt de rechtbank dat het college het ontwerpbesluit op de juiste wijze ter inzage heeft gelegd en dat het college op de juist wijze kennis heeft gegeven van de terinzagelegging. De wet kent geen verplichting voor het college om eiseres (of eventuele andere (direct) belanghebbenden) persoonlijk op de hoogte te stellen van de aanvraag en de terinzagelegging van een ontwerpbesluit. Het is de eigen verantwoordelijkheid van eiseres om ervoor te zorgen dat zij op de hoogte is van de kennisgevingen, zodat het missen van de kennisgeving dan ook voor haar rekening en risico dient te komen.
Het Verdrag van Aarhus is in deze zaak niet van toepassing, omdat het bestreden besluit niet ziet op een activiteit vermeld in bijlage I van het Verdrag van Aarhus en ook niet op een activiteit met een aanzienlijk effect op het milieu. Het arrest van het Europese Hof van Justitie van 14 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:7) leidt daarom niet tot een ander oordeel.
5. Gelet op het voorgaande zal het beroep kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 2 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.