ECLI:NL:RBZWB:2021:939
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen terugvordering kinderopvangtoeslag
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 16 september 2020, waarin de terugvordering van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2018 werd aangekondigd. Na een herziening van het besluit op 11 december 2020 heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van de Belastingdienst/Toeslagen in de proceskosten. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aangegeven akkoord te gaan met een proceskostenvergoeding van één punt.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift.
De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen aan verzoeker is tegemoetgekomen, zoals blijkt uit het besluit van 11 december 2020. Daarom wordt de Belastingdienst/Toeslagen veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 534,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand. Daarnaast merkt de rechtbank op dat de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoeker dient te vergoeden, waardoor een veroordeling daartoe niet nodig is.
De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en openbaar gemaakt op 1 maart 2021. Verzoeker kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen bij de rechtbank.