ECLI:NL:RBZWB:2021:935

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6546
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

Op 3 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 15 april 2020, waarin haar Ziektewet-uitkering werd beëindigd per 15 november 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de beëindiging van de uitkering terecht heeft doorgevoerd, op basis van een medische beoordeling die door verzekeringsartsen is uitgevoerd. Eiseres was werkzaam als productiemedewerker en had zich in augustus 2018 ziek gemeld vanwege schouderklachten. Na een eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV de uitkering beëindigd, wat door eiseres werd bestreden.

Tijdens de zitting op 20 januari 2021 was eiseres niet aanwezig, maar het UWV was vertegenwoordigd. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Eiseres had aangevoerd dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld door niet alle relevante medische informatie te betrekken, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden om tot hun conclusies te komen. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres verworpen en vastgesteld dat de geselecteerde functies voor de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid passend waren.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij geen recht had op een ZW-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6546 ZW

uitspraak van 3 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. N. Heijkant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 15 april 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 20 januari 2021. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als productiemedewerker via [naam bedrijf 1] gedurende 40 uur per week. Voor dat werk is zij op 29 augustus 2018 uitgevallen vanwege fysieke klachten (schouderklachten links).
Het UWV heeft aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Bij besluit van 14 oktober 2019 (primair besluit) heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 15 november 2019. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft
beëindigd per 15 november 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld
(artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Bespreking van de medische beroepsgronden.
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op het spreekuur. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiseres, gelet op haar beperkingen, niet geschikt is voor het eigen werk. Wel zijn er benutbare mogelijkheden en is er volgens de verzekeringsarts geen aanleiding om een urenbeperking te stellen. Volgens de verzekeringsarts is er binnen de termijn van een jaar een redelijk tot goede kans op relevante verbetering van de belastbaarheid door natuurlijk herstel. Op lange termijn wordt een aanzienlijke verbetering verwacht.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 24 september 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat er geen nieuwe gezichtspunten naar voren zijn gekomen met betrekking tot de medische situatie op de datum in geding die aanleiding vormen de medische grondslag van het primaire besluit onjuist te achten. De beperkingen zijn correct weergegeven in de opgestelde FML. Het onderzoek was zorgvuldig en er was voldoende medische informatie aanwezig om tot deze beslissing te kunnen komen.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het onderzoek door het UWV onzorgvuldig was omdat de verzekeringsarts niet beschikte over de juiste gegevens over haar en het niet nodig vond medische informatie in te winnen bij de bedrijfsarts. Verder was haar toegezegd door de arbeidsdeskundige dat de verzekeringsarts contact met haar zou opnemen om dit toe te lichten maar dit heeft niet plaatsgevonden.
Eiseres bestrijdt dat zij in staat is de geselecteerde functies te verrichten; zij heeft 24 uur per dag, zeven dagen per week last van haar schouder. Ontspannen gaat moeilijk; vanwege de pijn slaapt zij slecht waardoor zij overdag rust nodig heeft. Eiseres stelt verder dat de geduide functies niet passen bij de belastbaarheid op het gebied van duwen/trekken. Eiseres wijst op de conclusie van de bedrijfsarts in haar rapport van 25 oktober 2019 dat eiseres geringe benutbare mogelijkheden heeft en in aangepaste werkzaamheden kan starten met werken gedurende 2x2 uur per week met opbouw. Eiseres vindt het onbegrijpelijk dat door het UWV, in afwijking hiervan, niet inzichtelijk is gemaakt waarom zij in staat wordt geacht de geselecteerde functies te verrichten.
5.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Op grond van de beschikbare gegevens moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de verzekeringsartsen bij eiseres niet te geringe medische beperkingen hebben vastgesteld. Met name blijkt uit de rapportages van de verzekeringsartsen dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder schouderklachten en daarmee samenhangende spanningsklachten. Dat de verzekeringsarts aanvankelijk over onjuiste informatie beschikte getuigt niet van zorgvuldigheid maar is door hem hersteld. Bij de beoordeling van de belastbaarheid beschikte de verzekeringsarts over de juiste gegevens van eiseres. Het feit dat eiseres niet is teruggebeld door de verzekeringsarts, terwijl haar dat wel was toegezegd, is niet netjes, maar dit maakt niet dat de conclusies over de belastbaarheid van eiseres onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. Het inwinnen van informatie bij de bedrijfsarts…
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd, te weten informatie van praktijkondersteuner [naam praktijkondersteuner] van 15 oktober 2019, informatie van Fysio [naam fysio] van 26 september 2019, informatie van bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] van 25 oktober 2019, informatie van radiologen [naam radioloog 1] en [naam radioloog 2] van 9 oktober 2019 en medicijnvoorschriften van de apotheek, was bij de verzekeringsarts b&b bekend en is al bij de beoordeling betrokken. Deze informatie geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen omdat uit de overgelegde informatie niet blijkt van ernstiger beperkingen dan zijn aangenomen. Als eiseres in passende arbeid werkt, wordt haar belastbaarheid niet overschreden en is een urenbeperking niet nodig. Verder geven de verzekeringsartsen zelf een beoordeling over de belastbaarheid en zijn zij niet gebonden aan de conclusie van de bedrijfsarts.
Op 5 januari 2021 heeft eiseres het huisartsenjournaal van 24 september 2020 overgelegd, alsmede de ontvangstbevestiging van het UWV van een nieuwe ziekmelding op 12 oktober 2020 en een verslag van het re-integratietraject bij [naam bedrijf 2] van coach [naam coach] .
Deze informatie geeft de rechtbank evenmin aanleiding te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid. De schouderklachten van eiseres zijn bekend. Uit de gegevens van de huisarts blijkt dat de medicatie op 30 maart 2020 is verhoogd, maar omdat dit heeft plaatsgevonden na de datum in dit geding wordt dit niet bij de beoordeling betrokken. De overige overgelegde gegevens zijn niet medisch en hebben bovendien geen betrekking op de datum in geding. Deze gegevens blijven bij de beoordeling buiten beschouwing.
Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Aan de subjectieve beleving van eiseres, dat haar klachten ernstiger zijn dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen, kan in het kader van de ZW geen doorslaggevende betekenis gegeven worden.
Niet gebleken is dat de in de FML de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 24 september 2019.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), wikkelaar (Sbc-code 267053) en monteur printplaten (Sbc-code 267051).
6.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat de geduide functies niet passen bij de belastbaarheid op het gebied van duwen/trekken (aspect 4.13 van de FML).
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 10 oktober 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 15 april 2020
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Volgens de FML is de belastbaarheid van eiseres op het aspect duwen/trekken normaal en kan zij ongeveer 15 kilogram duwen of trekken. In de toelichting is opgenomen “niet boven normaal”. Dit houdt in dat de normaalwaarde, dus 15 kilogram, niet mag worden overschreden. Volgens de toelichting van de arbeidsdeskundige b&b wordt in geen van de geselecteerde functies deze normaalwaarde overschreden. De rechtbank volgt deze conclusie.
Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit de opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 15 november 2019.
8.
Conclusie
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. Er is geen reden een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier, op 3 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl .
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.