Op 2 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk. De eiser had op 2 december 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op zijn bezwaarschrift. Dit bezwaarschrift was gericht tegen een besluit van 30 september 2020, waarbij het verzoek van de eiser tot intrekking van een omgevingsvergunning niet inhoudelijk werd behandeld.
De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en toepassing gegeven aan artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor een behandeling ter zitting achterwege is gebleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser tijdig een bezwaarschrift had ingediend, maar dat het college de beslistermijn had verdaagd. De rechtbank concludeert dat het college op het moment van indiening van het beroepschrift nog niet in gebreke was, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat het college het door de eiser betaalde griffierecht moet vergoeden, omdat de late ontvangstbevestiging en het bericht van verdaging de eiser op het verkeerde spoor hebben gezet. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.