ECLI:NL:RBZWB:2021:912

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_9971
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift inzake woonvoorziening WMO

Op 2 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres had op 3 december 2020 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op haar bezwaarschrift, dat gericht was tegen een eerder besluit van 13 juli 2020, waarin haar aanvraag voor een woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO) was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en toepassing gegeven aan artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 29 juli 2020 tijdig een bezwaarschrift had ingediend, maar dat het college de beslistermijn op juiste wijze had verdaagd. Eiseres had het college op 18 november 2020 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat deze ingebrekestelling te vroeg was ingediend, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor was er geen rechtsgeldige ingebrekestelling en voldeed het beroepschrift niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te vroeg is ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet te doen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9971 WMO15

uitspraak van 2 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 3 december 2020 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op haar bezwaarschrift gericht tegen het besluit van 13 juli 2020 waarbij haar aanvraag voor een woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO) is afgewezen.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 13 juli 2020 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres voor een woonvoorziening afgewezen.
Bij e-mailbericht van 29 juli 2020 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij brief van 12 november 2020 heeft het college de termijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar met zes weken verdaagd.
Bij e-mailbericht van 18 november 2020 heeft eiseres het college erop gewezen dat de termijn om te beslissen op het bezwaarschrift is verstreken. Eiseres stelt dat het college in gebreke is gebleven op het bezwaarschrift te beslissen en heeft het college verzocht dit alsnog binnen twee weken te doen.
Op 3 december 2020 heeft eiseres digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar door het college.
Het college heeft bij brief van 20 januari 2021 de op de procedure niet tijdig beslissen betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb). Het bestuursorgaan beslist op het bezwaar binnen zes weken na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken (artikelen 7:10, eerste lid, van de Awb). In dit geval heeft het college een bezwarenadviescommissie ingesteld, zodat de beslistermijn twaalf weken is na de dag waarop de bezwaartermijn verstreken is (artikelen 7:10, eerste lid, en 7:13 van de Awb).
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres bij e-mailbericht van 29 juli 2020 tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend. Het college heeft de beslistermijn op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb tijdig verdaagd met zes weken. Het college had dus uiterlijk op 28 december 2020 moeten beslissen.
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres het college op 18 november 2020 in gebreke heeft gesteld en dat op dat moment de beslistermijn nog niet was verstreken. De ingebrekestelling is daarmee te vroeg ingediend.
Op het moment van ontvangst van het beroepschrift op 3 december 2020 was er geen sprake van een rechtsgeldige ingebrekestelling. Daarnaast was op het moment van ontvangst van het beroepschrift de beslistermijn voor het nemen van een besluit nog niet verstreken, zodat ook het beroepschrift te vroeg is ingediend. Daarmee voldoet het beroepschrift niet aan de in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaalde vereisten voor het indienen van een beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen.
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het college nog wel een beslissing op bezwaar moet nemen en aan eiseres bekend moet maken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 2 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.