ECLI:NL:RBZWB:2021:912
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift inzake woonvoorziening WMO
Op 2 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres had op 3 december 2020 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op haar bezwaarschrift, dat gericht was tegen een eerder besluit van 13 juli 2020, waarin haar aanvraag voor een woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO) was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en toepassing gegeven aan artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 29 juli 2020 tijdig een bezwaarschrift had ingediend, maar dat het college de beslistermijn op juiste wijze had verdaagd. Eiseres had het college op 18 november 2020 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat deze ingebrekestelling te vroeg was ingediend, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor was er geen rechtsgeldige ingebrekestelling en voldeed het beroepschrift niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te vroeg is ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet te doen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.