ECLI:NL:RBZWB:2021:901

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_948 uitspraak verzet
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen beëindiging kinderbijslag

Op 26 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 7 juli 2020, waarin haar beroep tegen de beëindiging van de kinderbijslag voor haar dochter niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het griffierecht niet was betaald en dat er niet tijdig een beroep op betalingsonmacht was gedaan. De opposante heeft verzet aangetekend, maar de verzetrechter heeft geen aanleiding gezien om een zitting te houden.

De verzetrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het verzetschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De griffier had de opposante eerder gewezen op deze termijnoverschrijding en haar de gelegenheid geboden om een toelichting te geven. Ondanks een tweede aanmaning heeft de opposante geen reactie gegeven. De verzetrechter concludeert dat het verzet niet-ontvankelijk is, waardoor er geen inhoudelijke beoordeling van het verzet kan plaatsvinden.

De uitspraak van de rechtbank van 7 juli 2020 was verzonden op 13 juli 2020, en de verzetstermijn eindigde op 24 augustus 2020. Het verzetschrift, gedateerd op 17 augustus 2020, werd pas op 15 september 2020 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend. De verzetrechter heeft geen redenen gevonden die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken. De beslissing van de verzetrechter is dat het verzet niet-ontvankelijk wordt verklaard, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/948 AKW V

uitspraak van 26 februari 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam opposante] , te [plaatsnaam] , opposante.

Procesverloop

Opposante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 26 juli 2019 van de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) inzake de beëindiging van de kinderbijslag voor de dochter van opposante met ingang van het 2e kwartaal 2019.
Bij uitspraak van 7 juli 2020 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De verzetrechter ziet geen aanleiding tot horen, zodat een zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak tegen de beëindiging van de kinderbijslag uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat het griffierecht niet is betaald en er niet op tijd een beroep op betalingsonmacht is gedaan.
2. In deze verzetzaak dient in de eerste plaats te worden beoordeeld of het verzetschrift binnen de daartoe gestelde termijn is ingediend. Aan een inhoudelijke beoordeling of de rechtbank in de uitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep gegrond is komt de verzetrechter alleen toe als het verzet ontvankelijk is.
3. In de Awb is de verplichting opgenomen om het verzetschrift binnen de daarvoor bepaalde termijn van zes weken in te dienen. In artikel 8:55, tweede lid, zijn daartoe onder meer de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van overeenkomstige toepassing verklaard.
De verzetrechter stelt vast dat de bestreden uitspraak van 7 juli 2020 is verzonden op 13 juli 2020. Het bepaalde in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb brengt dan mee dat de verzetstermijn is aangevangen op de dag na verzending van de uitspraak en is geëindigd op 24 augustus 2020.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een verzetschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het verzetschrift, gedateerd op 17 augustus 2020, is op 15 september 2020 bij de rechtbank ontvangen. Het verzetschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet op tijd ingediend.
4. De griffier heeft opposante bij brief van 22 oktober 2020 erop gewezen dat het verzetschrift niet binnen de in de Awb bepaalde termijn is ingesteld. De griffier heeft daarbij ook de gelegenheid aan opposante geboden de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten.
Daarna is er door de griffier nog een aangetekende brief gestuurd op 24 november 2020, waarin is gesteld dat er geen reactie is ontvangen op de brief van 22 oktober 2020. Opposante is vervolgens verzocht om binnen twee weken na verzending van deze brief alsnog een schriftelijke reactie toe te sturen. Opposante is er in deze brief op gewezen dat indien er van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk kan verklaren.
De enveloppe waarin deze aangetekende brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Bij brief van 30 december 2020 is de brief van 24 november 2020 nogmaals verstuurd, nu per gewone post en met een laatste termijn voor reactie van één week na die dagtekening.
De verzetrechter heeft tot nu toe van opposante geen reactie ontvangen. De verzetrechter is niet gebleken van redenen die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van het verzetschrift verschoonbaar is.
5. Een en ander leidt tot de slotsom dat het verzet niet-ontvankelijk is. Dat betekent dat de verzetrechter niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het verzet.

Beslissing

De verzetrechter verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, verzetrechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 26 februari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.