ECLI:NL:RBZWB:2021:901
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen beëindiging kinderbijslag
Op 26 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 7 juli 2020, waarin haar beroep tegen de beëindiging van de kinderbijslag voor haar dochter niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het griffierecht niet was betaald en dat er niet tijdig een beroep op betalingsonmacht was gedaan. De opposante heeft verzet aangetekend, maar de verzetrechter heeft geen aanleiding gezien om een zitting te houden.
De verzetrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het verzetschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De griffier had de opposante eerder gewezen op deze termijnoverschrijding en haar de gelegenheid geboden om een toelichting te geven. Ondanks een tweede aanmaning heeft de opposante geen reactie gegeven. De verzetrechter concludeert dat het verzet niet-ontvankelijk is, waardoor er geen inhoudelijke beoordeling van het verzet kan plaatsvinden.
De uitspraak van de rechtbank van 7 juli 2020 was verzonden op 13 juli 2020, en de verzetstermijn eindigde op 24 augustus 2020. Het verzetschrift, gedateerd op 17 augustus 2020, werd pas op 15 september 2020 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend. De verzetrechter heeft geen redenen gevonden die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken. De beslissing van de verzetrechter is dat het verzet niet-ontvankelijk wordt verklaard, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.