ECLI:NL:RBZWB:2021:892

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
02/143696-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie door aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn in een strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. De zaak, die betrekking heeft op meerdere fietsendiefstallen, is sinds de verwijzing door de politierechter in 2016 stil komen te liggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, wat in strijd is met de beginselen van een behoorlijke procesorde. De rechtbank oordeelt dat deze vertraging niet aan de verdachte te wijten is en dat het verdedigingsbelang hierdoor is geschaad. De officier van justitie heeft gevorderd om niet-ontvankelijk te worden verklaard, wat de rechtbank heeft gevolgd. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, maar zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien het openbaar ministerie heeft toegezegd de schade te vergoeden. De rechtbank heeft op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/143696-16
vonnis van de meervoudige kamer van 5 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ,
vertrokken, onbekend waarheen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is op 27 oktober 2016 door de politierechter behandeld. Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 februari 2021. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. poging tot fietsendiefstal door het kabelslot van die fietsen te verbreken, gedurende de nacht en in vereniging gepleegd;
2. meerdere fietsendiefstallen dan wel diefstallen van diverse fietsonderdelen door middel van braak, gedurende de nacht en in vereniging gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om hem niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. De zaak is in 2016 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer en heeft sindsdien stilgelegen. Alleen termijnoverschrijding is volgens de Hoge Raad niet voldoende voor niet-ontvankelijkheid. Dit tijdsverloop van ruim vier jaar, zonder dat er enige activiteit heeft plaatsgevonden, maakt echter dat er sprake is van een zodanige termijnoverschrijding dat er sprake is van een uitzonderlijk geval, waarbij niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie aan de orde moet zijn. Dit tijdsverloop is niet te wijten aan verdachte en maakt dat het verdedigingsbelang wordt belemmerd en wellicht zelfs geschonden. Ook komt de waarheidsvinding in het gedrang. Daarbij komt dat het belang om verdachte te vervolgen ontbreekt. Er is geen ruimte voor strafoplegging die enig strafvorderlijk doel dient. Verdachte is sinds de vorige zitting ook niet meer met politie en justitie in aanraking geweest. Wel omvat het dossier twee voegingen van benadeelde partijen van een geruime tijd geleden, maar deze zijn niet van invloed op de te maken beslissing. Het openbaar ministerie heeft namelijk al de beslissing genomen om de benadeelde partijen schadeloos te stellen.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
Om te komen tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie moet er sprake zijn van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De beslissing om tot vervolging over te gaan leent zich in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet‑ontvankelijkverklaring van de officier van justitie op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een behoorlijke procesorde. Daarbij geldt als criterium dat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn.
De rechtbank stelt vast dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten dateren van november 2015 tot en met juni 2016 en dat de zaak voor het eerst op zitting aan de orde is geweest bij de politierechter op 27 oktober 2016. Op die zitting is onder meer bepaald dat de zaak moet worden behandeld door de meervoudige strafkamer. Sindsdien ligt het onderzoek ter zitting stil. Evident is dat de redelijke termijn daarmee in zeer aanzienlijke mate is overschreden. Deze vertraging vindt zijn oorsprong in het stilzitten van het openbaar ministerie en is daarmee niet (mede) aan de verdediging te wijten.
Bij de beoordeling van de door de officier van justitie gevorderde niet-ontvankelijkheid heeft de rechtbank acht geslagen op het door de Hoge Raad genoemde uitgangspunt dat overschrijding van de redelijke termijn niet tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie leidt, ook niet in uitzonderlijke gevallen. De rechtbank is van oordeel dat het in deze specifieke zaak niet slechts gaat om een overschrijding van de redelijke termijn die zich door strafvermindering kan laten compenseren. Het tijdsverloop heeft onder meer negatieve gevolgen voor mogelijke onderzoekswensen aan de zijde van verdachte. Van een gelijk speelveld is inmiddels geen sprake meer. De overschrijding van de redelijke termijn is zodanig dat de beginselen van een behoorlijke procesorde zodanig geschonden zijn dat daarmee de waarheidsvinding in het gedrang is gekomen.
Verder kent de rechtbank gewicht toe aan de omstandigheid dat de officier van justitie de niet-ontvankelijkheid vordert. Hoewel in dit geval de vervolging reeds is aangevangen blijft dat gegeven naar het oordeel van de rechtbank een rol van betekenis spelen voor de vraag of er sprake is van een uitzonderlijk geval dat de niet-ontvankelijkheid rechtvaardigt. Ook heeft de rechtbank de ernst van de verdenking meegewogen, samen met de constatering dat het strafblad van verdachte geen blijk geeft van naderhand gepleegde strafbare feiten. Daarbij komt dat het belang van de benadeelde partijen die zich hebben gevoegd in deze zaak door het openbaar ministerie wordt ondervangen omdat aangezien door de officier van justitie is toegezegd dat de schade van de benadeelde partijen door het openbaar ministerie zal worden vergoed.
Van andere partijen die een (direct) belang hebben bij voortzetting van de vervolging is niet gebleken.
De rechtbank ziet in genoemde omstandigheden, alles afwegende, aanleiding de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte.

4.De benadeelde partijen

[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 250,- aan materiële schade voor feit 2, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De officier van justitie wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging met betrekking tot het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Ter informatie van benadeelde partij wordt erop gewezen dat de officier van justitie ter zitting heeft toegezegd dat de schade zal worden vergoed door het openbaar ministerie.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 727,90 aan materiële schade voor feit 2, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De officier van justitie wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging met betrekking tot het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Ter informatie van benadeelde partij wordt erop gewezen dat de officier van justitie ter zitting heeft toegezegd dat de schade zal worden vergoed door het openbaar ministerie.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart
de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolgingvan verdachte;
Benadeelde partijen
- verklaart benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
- verklaart benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. R.P. Broeders en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 maart 2021.
Mr. Broeders en mr. Martens zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

6.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 5 juni 2016 te Veere om (ongeveer) 04.45 uur, in elk
geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen meerdere, althans één
fiets(en), geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , althans aan (een) ander(en) dan aan hem,
verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk een (kabel)slot van die
fiets(en) -deels- heeft verbroken en/of die fiets(en) heeft proberen weg te
nemen,
welk voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op nader te noemen datum/data,
in elk geval in de periode van 19 november 2015 tot en met 5 juni 2016,
in nader te noemen plaats(en), in elk geval (telkens) in Nederland, (telkens)
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, en/althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit nader te noemen
schuur/schuren en/of van(af) een zogenaamde fietsdrager(s) en/of van(af)
(diverse) parkeerterrein(en) en/of van(af) (diverse) op straat gestald(e)
plaats(en)
heeft weggenomen één of meer goed(eren), (telkens) geheel of ten dele
toebehorende aan nader te noemen perso(o)n(en), in elk geval (telkens) aan
een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) (fietsen en/of diverse fietsonderdelen) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming,
te weten:
- op of omstreeks 19 november 2015 te Vlissingen ( [adres 1] ,
(een) fiets, te weten een zwarte Merida Crossway 100 Ma toebehorende aan
[naam 2]
(aangifte – PL2000 2015-302597),
en/of
- op of omstreeks 30/31 januari 2016 te Vlissingen (de [adres 2] ), een
fiets, te weten een matzwarte Mountainbike, merk Batavus, type Hunter
HV27 toebehorende aan [naam 3]
(aangifte PL201N 2016-028020),
en/of
- op of omstreeks 30 april 2016/1 mei 2016 te Vlissingen (de [adres 3]
, een (dames)fiets, te weten een witte BATAVUS (met zwarte fietstassen)
toebehorende aan [naam 4]
(aangifte PL201N 2016-113815)
En/of
- op of omstreeks 1 mei 2016 te Zoutelande ( [adres 3] ), (een) fiets, te
weten een oranje Mountainbike merk Canyon toebehorende aan [naam 5]
(aangifte – PL2000 2016-111221),
en/of
- op of omstreeks 16/17 mei 2016 te Vlisssingen ( [adres 3] ), (een)
fiets, te weten een groene SPARTA, type trap assist toebehorende aan [naam 6]
(aangifte – PL201N 2016-129207),
en/of
- op of omstreeks 21/22 mei 2016 te Koudekerke [adres 3] , (een) fiets,
te weten een grijze Mountainbike, merk specialized, type hardrock 2010 pro
toebehorende aan [benadeelde 2]
(aangifte – PL201N 2016-134682,
en/of
- op of omstreeks 28/29 mei 2016 te Vlissingen (de [adres 3]
, (een) fiets, te weten een grijze BATAVUS, toebehorende aan [naam 7]
(aangifte PL201N 2016-137952)
en/of
- in of op omstreeks de hierboven genoemde periode meerdere en/of
diverse fietsonderdelen toebehorende aan –tot op heden- onbekend
gebleven eigena(a)r(en).