Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding en de producties 1 tot en met 16;
- de brief van 11 februari 2021 van mr. de Groot aan de voorzieningenrechter, met de producties 1 tot en met 4;
- de brief van 12 februari 2021 van mr. Lindhout aan de voorzieningenrechter, met productie 17;
- de mondelinge behandeling en de ter gelegenheid daarvan door partijen overgelegde pleitaantekeningen.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie, samengevat, [gedaagde] te veroordelen om aan de deurwaarder € 535.919,19 af te dragen, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 10 oktober 2020, met de verdere executiekosten en met de buitengerechtelijke incassokosten van € 4.454,60. Daarnaast vordert [eiser] [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.
voorwaardelijke reconventie, voor zover de voorzieningenrechter van oordeel is dat het eindvonnis van de rechtbank in beginsel kan worden geëxecuteerd, eveneens samengevat, de executie te schorsen totdat het gerechtshof in hoger beroep in de zaak tussen [projectontwikkelaar] en [eiser] heeft beslist.