Op 25 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoekster, vertegenwoordigd door gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven, in een bestuursrechtelijke procedure tegen de Belastingdienst. Het wrakingsverzoek was ingediend op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en betrof de rechter M.R.T. Pauwels, die belast was met de behandeling van de beroepen van verzoekster. De rechtbank ontving het wrakingsverzoek op 1 februari 2021 en heeft de zaak behandeld op 22 februari 2021. Tijdens deze zitting was de gewraakte rechter aanwezig, maar er verscheen niemand namens verzoekster of de wederpartij.
Verzoekster voerde aan dat de rechter de schijn van vooringenomenheid had gewekt door eerdere uitspraken en het niet voorleggen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechter betwistte deze claims en stelde dat de inhoud van eerdere uitspraken niet ter discussie kon worden gesteld in een wrakingsverzoek. De wrakingskamer oordeelde dat er geen sprake was van evident misbruik van het wrakingsmiddel en dat de aangevoerde gronden onvoldoende waren om de rechter te wraken. De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraken van de rechter geen grond voor wraking konden vormen en dat er geen reden was om aan te nemen dat de rechter in de lopende zaken niet onpartijdig zou zijn.
De rechtbank besloot het wrakingsverzoek af te wijzen en bepaalde dat een volgend verzoek tot wraking in de hoofdzaken niet in behandeling zou worden genomen, omdat verzoekster misbruik maakte van het recht om te wraken. De beslissing werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.