ECLI:NL:RBZWB:2021:800

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7647
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar warme overdracht maatschappelijke opvang

Op 2 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda en drie eisers zonder bekende woon- en verblijfplaats. De eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 18 juni 2020, waarin hun bezwaar tegen de 'warme overdracht' aan de gemeente Amsterdam niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft op 28 januari 2021 een zitting gehouden, waar eiseres is verschenen met haar gemachtigde, mr. L. Veenman, en het college vertegenwoordigd was door een onbekende vertegenwoordiger.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers aanvoeren dat het college niet heeft verduidelijkt waarom de warme overdracht naar Amsterdam een grotere kans van slagen heeft. Tevens stellen zij dat er geen sprake is van een warme overdracht, omdat Amsterdam geen onderzoek heeft uitgevoerd en geen concrete opvang heeft geboden. De rechtbank heeft de vraag te beantwoorden of het college het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.

De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende procesbelang heeft aangetoond, omdat zij heeft verklaard nog steeds opvang in Breda te wensen. De rechtbank concludeert dat het college te snel heeft gesteld dat er geen procesbelang meer zou zijn en dat het besluit van het college om de bezwaren niet-ontvankelijk te verklaren onjuist is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij de fasen van het Convenant Landelijke Toegankelijkheid Maatschappelijk Opvang gevolgd moeten worden. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.068,- en dient het griffierecht van € 48,- aan eisers te worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7647 WMO15

uitspraak van 2 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser 1] , [naam eiser 2] en [naam eiser 3], zonder bekende woon- en verblijfplaats, eisers,
gemachtigde: mr. L. Veenman,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 18 juni 2020 (bestreden besluit) van het
college over de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaar gericht tegen de ‘warme overdracht’ aan de gemeente Amsterdam op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 28 januari 2021. [naam eiser 1] (eiseres) is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 11 maart 2020 (primair besluit) heeft het college in het kader van maatschappelijke opvang tot een zogeheten warme overdracht van eisers aan de gemeente Amsterdam besloten.
Bij brief van 11 maart 2020 hebben eisers bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij het bestreden besluit van 18 juni 2020 heeft het college het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
2. In beroep voeren eisers aan dat het college op geen enkele manier heeft verduidelijkt waarom een traject maatwerkvoorziening opvang in Amsterdam een grotere kans van slagen heeft. Daarnaast zou er geen sprake zijn van een warme overdracht, nu Amsterdam geen onderzoek heeft uitgevoerd en geen concrete opvang heeft geboden.
3. De vraag die bij de rechtbank voorligt, is of het college het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
4. Volgens vaste rechtspraak is slechts sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaarschrift met het instellen van bezwaar nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
5. Het college stelt dat eisers geen procesbelang hebben bij beoordeling van het bezwaar tegen de warme overdracht, omdat het resultaat dat wordt nagestreefd niet meer daadwerkelijk kan worden bereikt omdat de warme overdracht niet meer ongedaan gemaakt kan worden. Eisers hebben in beroep naar voren gebracht dat het procesbelang is gelegen in het feit dat er geen sprake is geweest van een warme overdracht. Daarnaast heeft eiseres ter zitting verklaard nog steeds opvang in Breda te wensen.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiseres in het beroepschrift en ter zitting een voldoende en aannemelijk procesbelang heeft gesteld. Dit procesbelang is gelegen in het feit dat eisers in bezwaar hebben aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een warme overdracht en dat ter zitting is verklaard dat eisers nog steeds opvang in Breda wensen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college zich te snel op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake (meer) is van procesbelang, zodat het besluit van het college dat de bezwaren wegens het ontbreken van een procesbelang niet-ontvankelijk zouden zijn, voor onjuist moet worden gehouden.
De rechtbank concludeert dat het college de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eisers zal gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Het college zal een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen, met inachtneming van deze uitspraak en waarin blijk wordt gegeven dat de fasen zoals omschreven in (de artikelen 2, 3 en 4 van) het Convenant Landelijke Toegankelijkheid Maatschappelijk Opvang zijn gevolgd. Met andere woorden zal inzichtelijk moeten worden gemaakt op basis van welke stappen (en waarborgen) het college van mening is dat er daadwerkelijk en concreet sprake is van een warme overdracht.
8. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eisers te worden vergoed.
9. De rechtbank zal het college veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van R. van Vliet, griffier op 2 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.