ECLI:NL:RBZWB:2021:756

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 19_4291
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing inzake inzage in jeugdvolgsysteem op basis van de AVG

Op 24 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiseres, woonachtig in Spanje, en de leerplichtambtenaar van de gemeente Dongen. Eiseres had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van 1 juli 2019, waarin haar verzoek om inzage in dossiers uit het jeugdvolgsysteem van haar kinderen werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting op 13 januari 2021, waarbij de gemachtigde van eiseres aanwezig was, maar de verweerder niet. Eiseres was vrijgesteld van de inschrijvingsplicht voor haar kinderen, maar had verzocht om inzage in alle relevante dossiers, inclusief werkaantekeningen van gesprekken met verschillende instanties.

De rechtbank heeft overwogen of de leerplichtambtenaar als bestuursorgaan kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de leerplichtambtenaar niet kan worden aangemerkt als een bestuursorgaan, omdat deze geen orgaan is van de gemeente Dongen en geen publiekrechtelijke bevoegdheid uitoefent in het kader van het AVG-verzoek van eiseres. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de gemeente Dongen veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eiseres. De uitspraak benadrukt dat rechtsbescherming voor eiseres niet ontbreekt, aangezien zij zich kan wenden tot de burgerlijke rechter indien de beslissing niet door een bestuursorgaan is genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4291 AVG

uitspraak van 24 februari 2021 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], te [plaatsnaam] (Spanje), eiseres,

gemachtigde: mr. R.J.G. Ensink,
en

de leerplichtambtenaar van de gemeente Dongen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 1 juli 2019 (bestreden besluit) van verweerder over het op grond van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) verstrekken van inzage in dossiers uit het jeugdvolgsysteem van de kinderen van eiseres.
Het beroep is behandeld op zitting in Breda op 13 januari 2021. Namens eiseres was haar gemachtigde daarbij aanwezig. Verweerder is - zonder voorafgaand bericht - niet verschenen.

Overwegingen

1. Feiten
Eiseres is voor het schooljaar 2018 - 2019 vrijgesteld van de verplichting om te zorgen dat haar kinderen als leerling van een school staan ingeschreven, omdat zij overwegende bedenkingen heeft tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand gelegen scholen. [1]
Op 20 juli 2017 heeft verweerder aan eiseres de dossiers verstrekt zoals deze staan vermeld in het Jeugdvolgsysteem.
Naar aanleiding van een klacht van eiseres is de Commissie Ombudsman ingeschakeld. Via de Commissie Ombudsman heeft eiseres een uitwerking gekregen van een telefoontje dat op 12 januari 2017 heeft plaatsgevonden met Veilig Thuis. Daarnaast zijn andere telefoongesprekken apart uitgewerkt en heeft eiseres daar ook een afschrift van ontvangen.
Bij brief van 22 januari 2019 heeft eiseres verweerder opnieuw verzocht om de volledige dossiers die gaan over haar en haar kinderen, inclusief alle (werk)aantekeningen van mondelinge contacten en inclusief alle schriftelijke en mondelinge communicatie met derden over eiseres en de kinderen, waaronder de gemeente Dongen, de GGD, Veilig Thuis en eventueel andere instanties.
Bij brief van 5 februari 2019 heeft verweerder de dossiers verstrekt zoals ze in het jeugdvolgsysteem staan vermeld. Voor zover het verzoek ziet op werkaantekeningen is het verzoek afgewezen.
Eiseres heeft daar op 19 maart 2019 bezwaar tegen gemaakt.

Bij bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daar op 9 augustus 2019 beroep tegen ingesteld.

De rechtbank heeft op 11 januari 2021 per e-mail aan partijen medegedeeld dat op zitting in ieder geval aan de orde zou komen of de leerplichtambtenaar in deze beroepsprocedure aangemerkt kan worden als een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Gronden
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen inzage heeft gegeven in de werkaantekeningen die betrekking hebben op telefoongesprekken die zijn gevoerd met Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, de GGD, een jurist van de vereniging van leerplichtambtenaren Ingrado, de wijkagent en het Zorg- en Veiligheidshuis. Tijdens die gesprekken zijn volgens eiseres persoonsgegevens in de zin van de AVG aan de orde geweest, zoals de taalontwikkeling, het levensritme en het verblijf in Mexico van de kinderen. Deze persoonsgegevens zijn door verweerder verwerkt en gedeeld met derden. De werkaantekeningen waarin deze persoonsgegevens zijn opgenomen, zijn geen persoonlijke geheugensteuntjes of interne notities die de persoonlijke gedachten van de leerplichtambtenaar bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad. Ook bevatten de werkaantekeningen geen juridische analyses. Wanneer verweerder zelf niet meer over de documenten beschikt, had zij het verzoek van eiseres op grond van artikel 2:3, eerste lid, van de Awb door moeten zenden aan derden van wie die informatie afkomstig was of met wie de informatie is gedeeld.
3. Is de leerplichtambtenaar een bestuursorgaan?3.1 De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of de leerplichtambtenaar in deze beroepsprocedure aangemerkt kan worden als een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1 van de Awb.
3.2
Naar het oordeel van de rechtbank kan de leerplichtambtenaar niet worden aangemerkt als een ‘a-orgaan’, omdat de leerplichtambtenaar geen orgaan is van de publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Dongen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de leerplichtambtenaar in de organieke wet van de gemeente (de Gemeentewet) niet genoemd staat als een dergelijk orgaan. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat uit de tweede volzin van artikel 16, eerste lid, van de Leerplichtwet blijkt dat de leerplichtambtenaar een a-orgaan is. De rechtbank leest echter in die bepaling dat het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet is opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders (het college) van de gemeente Dongen. De tweede volzin voegt daar aan toe dat het college daar één of meer ambtenaren voor aanwijst. Uit die bepaling kan slechts worden afgeleid dat aan het college een taak is geattribueerd en dat het college de leerplichtambtenaar aan kan wijzen als toezichthouder op grond van artikel 5:11 van de Awb. De rechtbank leest daar niet in dat de leerplichtambtenaar aangemerkt moet worden als een orgaan van de gemeente Dongen.
3.3
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de leerplichtambtenaar in deze procedure ook niet aangemerkt kan worden als een ‘b-orgaan’. Van een b-orgaan is sprake bij ‘een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed’. Volgens vaste rechtspraak is een persoon met openbaar gezag bekleed, wanneer aan die persoon bij wettelijk voorschrift de bevoegdheid is toegekend om eenzijdig de rechtspositie van andere rechtssubjecten te bepalen. [2] Die persoon is echter alleen een b-orgaan, voor zover een dergelijke publiekrechtelijke bevoegdheid wordt uitgevoerd. Bij de uitoefening van andere taken is een b-orgaan niet aan te merken als bestuursorgaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is het AVG-verzoek van eiseres niet te herleiden naar de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid door de leerplichtambtenaar. De rechtbank stelt vast dat in de Leerplichtwet enkele publiekrechtelijke bevoegdheden zijn toegekend aan de leerplichtambtenaar. In artikel 14, derde lid, van de Leerplichtwet is bijvoorbeeld aan de leerplichtambtenaar een bevoegdheid toegekend om voor meer dan 10 dagen verlof te verlenen wegens ‘andere gewichtige omstandigheden’. Het AVG-verzoek van eiseres heeft echter geen betrekking op de uitoefening van een dergelijke bevoegdheid. Dit verzoek is te herleiden naar een vrijstelling van de inschrijvingsplicht uit artikel 5, onder b, van de Leerplichtwet. In die bepaling staat dat eiseres is vrijgesteld van de verplichting om te zorgen dat haar kinderen staan ingeschreven bij een school, wanneer zij overwegende bedenkingen heeft tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning gelegen scholen. Eiseres kan zich slechts op die vrijstelling beroepen, indien zij daar bij het college van de gemeente Dongen een beroep op doet en daarbij de in artikel 6 en 8 van de Leerplichtwet genoemde gegevens overlegt. In die bepaling is aan de leerplichtambtenaar niet de bevoegdheid toegekend om eenzijdig de rechtspositie van eiseres vast te stellen. Daar voegt de rechtbank aan toe dat een dergelijke publiekrechtelijke bevoegdheid in die bepaling ook niet wordt toegekend aan het college. In die bepaling staat niet dat het college het doen van een beroep op de vrijstelling moet aanmerken als een verzoek om vrijstelling (aanvraag) waar een besluit op moet worden genomen. Voor een succesvol beroep op de vrijstelling is namelijk slechts vereist dat eiseres er een beroep op doet. Daar vloeit uit voort dat het vrijgesteld zijn van de inschrijvingsplicht (het rechtsgevolg) uit de wet voortvloeit en dat een eventuele reactie van het college op die melding ook niet aangemerkt kan worden als besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
3.4
Het voorgaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het AVG-verzoek van eiseres niet zag op de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid door de leerplichtambtenaar en dat de leerplichtambtenaar door te beslissen op het AVG-verzoek niet optrad als bestuursorgaan. Het standpunt van eiseres dat de leerplichtambtenaar in de rol van verwerkingsverantwoordelijke op grond van de AVG aangemerkt moet worden als een borgaan volgt de rechtbank niet. Als de leerplichtambtenaar al aangemerkt moet worden als verwerkingsverantwoordelijke, volgt uit de AVG dat een verwerkings-verantwoordelijke niet per definitie een bestuursorgaan is. [3]
3.5
Uit artikel 34 van de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG) volgt dat een schriftelijke beslissing op een AVG-verzoek alleen aangemerkt kan worden als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, wanneer die beslissing wordt genomen door een bestuursorgaan. Dit betekent dat de beslissing van de leerplichtambtenaar op het AVG-verzoek van eiseres van 5 februari 2019 geen besluit is op grond van de Awb waartegen bezwaar en beroep open stond. [4] De beslissing op bezwaar is gelet daarop onbevoegd genomen. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en de onbevoegd genomen beslissing op bezwaar vernietigen.
3.6
Dat betekent niet dat rechtsbescherming voor eiseres ontbreekt. Indien de beslissing niet is genomen door een bestuursorgaan, kan de belanghebbende zich op grond van artikel 35, eerste lid, van de UAVG tot de rechtbank (de burgerlijke rechter) wenden met het verzoek om de verwerkingsverantwoordelijke te bevelen het verzoek alsnog toe te wijzen.
3.7
De rechtbank merkt daarnaast op dat het bezwaar van eiseres van 18 maart 2019 is gericht aan het college en niet aan de leerplichtambtenaar. Het college heeft daar tot op heden geen besluit op genomen. Het college zal alsnog een beslissing op bezwaar moeten nemen. Daarbij dient het college te overwegen of zij de verwerkingsverantwoordelijke is in de zin van de AVG.
4. Conclusie
4.1
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
4.2
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
4.3
Eiseres maakt aanspraak op vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten. De rechtbank zal de gemeente Dongen daartoe veroordelen, omdat het bestreden besluit (onbevoegd) is genomen door een ambtenaar in dienst van de gemeente. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de gemeente Dongen op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt de gemeente Dongen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan op 24 februari 2021 door mr. L.P. Hertsig, voorzitter, en
mr. T. Peters, en mr. M.J. Schouw, leden, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 5, onder b, van de Leerplichtwet 1969.
2.ABRvS 23 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3070, r.o. 8.
3.Artikel 4, zevende lid, van de AVG.
4.Artikel 1:3, eerste lid, jo. 7:1, eerste lid, jo. 8:1 van de Awb.