ECLI:NL:RBZWB:2021:755

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 21_362 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake uitkering op grond van de Werkloosheidswet

In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV van 23 december 2020, waarin de aanvraag voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet werd geweigerd. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 29 januari 2021 heeft het UWV het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard en besloten om voorschotten toe te kennen. Hierop heeft verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat, gezien het besluit van 29 januari 2021, het UWV gedeeltelijk aan verzoekster tegemoet is gekomen. Dit biedt aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het UWV ook het door verzoekster betaalde griffierecht moet vergoeden. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 534, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft het UWV veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster, evenals het griffierecht van € 49. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/362 WW VV

uitspraak van 23 februari 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [woonplaats verzoekster], verzoekster,

gemachtigde: mr. M.C.A.M. van der Meer
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 december 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toe te kennen. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Met de beslissing op bezwaar van 29 januari 2021 heeft het UWV het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard. Het UWV heeft besloten om voorschotten toe te kennen.
Vervolgens heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft in de brief van 16 februari 2021 aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit het besluit van 29 januari 2021 dat het UWV in ieder geval gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1).
3. Nu het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, ziet de voorzieningenrechter hierin aanleiding om het UWV tevens te veroordelen tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 534,--;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,-- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.