ECLI:NL:RBZWB:2021:753

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_906
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om hogere grenswaarden voor geluidniveau in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen Aardappelhandel B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen. Eiseres, Aardappelhandel B.V., heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 31 december 2019, waarin het verzoek om hogere grenswaarden voor het maximale geluidniveau in de avondperiode werd afgewezen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 14 januari 2021 in Breda gehouden, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. drs. H.A. Pasveer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 2014 een aardappelgroothandel exploiteert en dat het verzoek om maatwerkvoorschriften voortkwam uit een handhavingsverzoek van een omwonende. Eiseres stelde dat haar bedrijfsactiviteiten beperkter zijn dan die van haar rechtsvoorganger, en dat de geluidsemissie daardoor lager zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de geluidssituatie bij de rechtsvoorganger niet automatisch kan worden overgenomen en dat eiseres op de hoogte was van de geldende geluidsnormen.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de vergelijking met de geluidssituatie van de rechtsvoorganger en de beoordeling van de geluidbelasting, niet gevolgd. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid het verzoek om hogere grenswaarden heeft kunnen afwijzen, en verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/906 ACTMIL

uitspraak van 25 februari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] Aardappelhandel B.V., te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. drs. H.A. Pasveer
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen,verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 31 december 2019 (bestreden besluit) over de afwijzing van het verzoek om hogere grenswaarden vast te stellen voor het maximale geluidniveau in de avondperiode in de incidentele bedrijfssituatie.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 14 januari 2021. Eiseres is verschenen bij gemachtigden mr. drs. H.A. Pasveer en [vertegenwoordiger eiseres] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger vwr1] , [naam vertegenwoordiger vwr2] en [naam vertegenwoordiger vwr3] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres exploiteert sedert 2014 een aardappelgroothandel aan de [straat] 35 te [plaatsnaam] .
Een verzoek van een omwonende, woonachtig aan de [straat] 27 te [plaatsnaam] , om handhavend op te treden tegen de overlast die ondervonden wordt van het bedrijf van eiseres aan de [straat] 35, heeft geleid tot een dwangsomprocedure.
Naar aanleiding daarvan heeft eiseres op 19 april 2019 aan verweerder verzocht om maatwerkvoorschriften vast te stellen ten behoeve van het verhogen van de grenswaarden voor het maximale geluidniveau in de avondperiode in de incidentele bedrijfssituatie voor maximaal 12 keer per jaar.
Bij het primaire besluit van 15 augustus 2019 heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
2. Ingevolge artikel 2.17, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit geldt in afwijking van het eerste, tweede en derde lid – voor zover hier van belang - voor een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische activiteiten dan wel activiteiten die daarmee verband houden worden verricht, dat:
a. voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT), veroorzaakt door de vast opgestelde installaties en toestellen, de niveaus op de plaatsen en tijdstippen, genoemd in tabel 2.17e, niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
Tabel 2.17e
06.00–19.00 uur
19.00–22.00 uur
22.00–06.00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
45 dB(A)
40 dB(A)
35 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
b. voor het maximaal geluidsniveau (Lamax), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, de niveaus op de plaatsen en tijdstippen, genoemd in tabel 2.17f, niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
Tabel 2.17f
06:00–19:00 uur
19:00–22:00 uur
22:00–06:00 uur
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
c. de in de periode tussen 06.00 uur en 19.00 uur in tabel 2.17f opgenomen waarden niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten, alsmede op het in en uit de inrichting rijden van landbouwtractoren of motorrijtuigen met beperkte snelheid;
(…).
Op grond van artikel 2.18, derde lid, aanhef en onder c, van het Activiteitenbesluit blijft bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau (LAmax), bedoeld in artikel 2.17, 2.17a dan wel 2.20, buiten beschouwing het geluid als gevolg van laad- en losactiviteiten in de periode tussen 19.00 uur en 06.00 uur ten behoeve van de aan- en afvoer van producten bij inrichtingen als bedoeld in artikel 2.17, vijfde en zesde lid, voor zover dat ten hoogste een keer in de genoemde periode plaatsvindt.
Ingevolge artikel 2.20, eerste lid, van het Activiteitenbesluit kan, in afwijking van de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift voor bepaalde activiteiten in een inrichting, anders dan festiviteiten als bedoeld in artikel 2.21, andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax vaststellen. Het bevoegd gezag kan daarbij voorschriften vaststellen met betrekking tot de duur van de activiteiten, het treffen van maatregelen, de tijdstippen waarop de activiteiten plaatsvinden of het vooraf melden per keer dat de activiteit plaatsvindt.
Deze laatste bepaling is de grondslag van de bevoegdheid van verweerder om een inrichting toe te staan om maximaal 12 keer per jaar af te wijken van de grenswaarden voor het maximale geluidniveau in de incidentele bedrijfssituatie.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat haar bedrijfsactiviteiten beperkter zijn dan die van haar rechtsvoorganger [naam rechtsvoorganger] , dat daarom de geluidemissie van de inrichting veel lager is dan voorheen en dat het dus in de rede ligt om het gevraagde maatwerkvoorschrift vast te stellen. Daarbij heeft eiseres betoogd dat de geluidssituatie bij [naam rechtsvoorganger] gedurende tientallen jaren als een vaste gedragslijn is geaccepteerd.
3.1
Zoals eiseres zelf heeft opgemerkt in haar (aanvullend) beroepschrift zijn destijds in de milieuvergunning van [naam rechtsvoorganger] enkele geluidsbronnen, zoals het gebruik van de heftrucks en de ventilatoren, niet meegenomen bij de berekening van de geluidsbelasting. Deze geluidsbronnen zijn in het desbetreffende akoestisch onderzoek kennelijk buiten beschouwing gelaten om die geluidsbelasting, in ieder geval op papier, terug te brengen.
3.2
De rechtbank acht aannemelijk dat [naam rechtsvoorganger] hogere grenswaarden voor de geluidniveaus zijn gegund dan wettelijk was toegestaan. De inrichting viel vanaf 1 januari 2011 geheel onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De aan de vergunning verbonden voorschriften waarin geluidgrenswaarden zijn gesteld, golden tot 1 januari 2014 als maatwerkvoorschriften. In de periode tussen 1 januari 2011 en 1 januari 2014 is door [naam rechtsvoorganger] niet verzocht om continuering van deze maatwerkvoorschriften. Eiseres heeft de inrichting na 1 januari 2014 overgenomen van [naam rechtsvoorganger] en moet dus geacht worden op de hoogte te zijn geweest van het feit dat de inrichting weer geheel diende te voldoen aan de normen van het Activiteitenbesluit.
3.3
Eiseres heeft voorts terecht gewezen op de brief van verweerder van 6 februari 2014 met de afwijzing van het verzoek van een omwonende om handhavend op te treden tegen de geluidssituatie bij [naam rechtsvoorganger] . Maar dit betekent niet dat verweerder gehouden is om eiseres diezelfde ruimte te gunnen. Dezelfde omwonende heeft op 5 september 2018 aan verweerder wederom verzocht om handhavend op te treden tegen de geluidsoverlast die zij ondervindt van het bedrijf van – inmiddels – eiseres. Ook dat verzoek was in eerste instantie afgewezen, maar het daartegen door de omwonende ingediende bezwaar is gegrond verklaard en heeft geleid tot – onder meer – de last onder dwangsom tot het doen beëindigen van de overtreding van artikel 2.17, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit op het terrein van eiseres aan de [straat] 35. Het beroep van eiseres tegen deze last onder dwangsom is ongegrond verklaard omdat eiseres de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit had overschreden. Er was, zo blijkt uit deze procedure, voor verweerder geen grondslag om eiseres meer geluid te laten produceren dan op grond van het Activiteitenbesluit is toegestaan.
4. Voorts heeft eiseres betoogd dat verweerder haar inrichting ten onrechte heeft getoetst aan de richtwaarden behorend bij een "rustige woonwijk, weinig verkeer". Gezien de aanwezigheid van een drukke weg en diverse bedrijven had volgens eiseres uitgegaan moeten worden van een “woonwijk in de stad”.
4.1
Volgens vaste rechtspraak, onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3463, komt verweerder beleidsruimte toe bij de beantwoording van de vraag of het gebruik zal maken van de bevoegdheid om maatwerkvoorschriften te stellen en dient daarbij een belangenafweging te maken.
4.2
Bij de beoordeling van de geluidbelasting vanwege het in werking zijn van de inrichting heeft verweerder de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Handreiking) gehanteerd. In hoofdstuk 4 van de Handreiking wordt voor bestaande inrichtingen aanbevolen om de geluidbelasting vanwege de inrichting te toetsen aan de richtwaarden van tabel 4. In deze tabel staan drie typeringen van de aard van de woonomgeving, te weten "landelijke omgeving", "rustige woonwijk, weinig verkeer" en "woonwijk in de stad", met daarbij horende richtwaarden. Overschrijding van de richtwaarden is mogelijk tot het referentieniveau van het omgevingsgeluid.
Verweerder heeft bij het vaststellen van de grenswaarden van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau aansluiting gezocht bij de richtwaarden die de Handreiking aanbeveelt voor het type "rustige woonwijk, weinig verkeer". Daarbij behoren de richtwaarden 45, 40 en 35 dB(A) voor respectievelijk dag, avond en nacht.
4.3
De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar betoog dat de situatie ter plaatse vergeleken kan worden met een “woonwijk in de stad”. Uit Ruimtelijkeplannen.nl volgt dat het bedrijf van eiseres aan drie zijden wordt omsloten door woningen. Daarnaast geldt voor de [straat] ter plaatse een maximum snelheid van 30 km/u en heeft verweerder opgemerkt dat de verkeersintensiteit met ongeveer 1.350 mvt/etmaal niet bijzonder hoog is.
Gelet hierop kan de keuze van verweerder voor het type "rustige woonwijk, weinig verkeer", niet onredelijk worden geacht.
5.1
Volgens eiseres is verweerder bij de verlening van de milieuvergunning aan [naam rechtsvoorganger] in 1999 er van uitgegaan dat de gevelisolatie van de betrokken woningen aan de [straat] ten minste 25 dB(A) zal bedragen, waardoor de binnenwaarde van 35 dB(A) etmaalwaarde destijds gegarandeerd was. Verweerder neemt in deze procedure ongemotiveerd slechts een gevelisolatie van 20 dB(A) aan, aldus eiseres.
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat hij niet gebonden is aan de motivering van de milieuvergunning uit 1999. Het is niet aan verweerder om te onderzoeken of de gevelisolatie die in 1999 is aangenomen ook wel klopte en of die aanname nog steeds juist is. Eiseres heeft verzocht om hogere grenswaarden en het had daarom op haar weg gelegen om te onderbouwen dat de gevelisolatie van de betrokken woningen aan de [straat] meer bedragen dan 20 dB(A). Nu eiseres een dergelijke onderbouwing niet heeft gegeven mocht verweerder uitgaan van de minimale geluidwering van 20 dB(A) ingevolge het Bouwbesluit 2012. De rechtbank tekent hierbij aan dat ook volgens de Handreiking de geluidwering bij goed onderhouden woningen ten minste 20 dB(A) bedraagt.
6.1
Ten slotte heeft eiseres aangevoerd dat de maximaal 10 transporten gedurende 12 avonden per jaar van wezenlijk belang zijn voor haar bedrijfsvoering. Het gaat hierbij met name om het verhogen van de grenswaarden in de oogstperiode tussen medio oktober en medio november.
6.2
De rechtbank stelt voorop dat het belang van eiseres bij het toestaan van hogere grenswaarden voor het maximale geluidniveau van extra transporten gedurende maximaal 12 avonden per jaar moet worden afgewogen tegen het belang van de omwonenden bij het weigeren van die extra transporten. Voorts overweegt de rechtbank dat ingevolge artikel 2.17, vijfde lid, aanhef en onder c, van het Activiteitenbesluit de in de periode tussen 06.00 uur en 19.00 uur geen geluidsplafond geldt voor laad- en losactiviteiten en het in en uit de inrichting rijden van landbouwtractoren en motorrijtuigen met beperkte snelheid. Daarnaast is het eiseres op grond van artikel 2.18, derde lid, aanhef en onder c, van het Activiteitenbesluit toegestaan om een keer in de periode tussen 19.00 uur en 06.00 uur bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau ook nog het geluid als gevolg van laad- en losactiviteiten ten behoeve van de aan- en afvoer van producten buiten beschouwing te laten.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat de mobiele geluidsbronnen bepalend zijn voor de geluidsbelasting van de inrichting van eiseres en dat deze mobiele geluidsbronnen ingevolge artikel 2.17, vijfde lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit niet meetellen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat verweerder, bij afweging van de betrokken belangen, niet in redelijkheid het verzoek om hogere grenswaarden heeft kunnen afwijzen.
7. Dit betekent dat het beroep van eiseres ongegrond verklaard dient te worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing