ECLI:NL:RBZWB:2021:714

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
02-067898-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Brouwer
  • mr. Los
  • mr. Goedegebuur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor een gewelddadige overval op een supermarkt met toekenning van schadevergoeding aan het slachtoffer

Op 19 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die samen met anderen een gewelddadige overval heeft gepleegd op een Aldi-supermarkt in Breda op 14 maart 2020. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 192 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uren. De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de leeftijd van de verdachte, die net onder het jeugdstrafrecht valt, en de risicofactoren die door de Raad voor de Kinderbescherming zijn vastgesteld. De verdachte heeft de overval gepleegd door de caissière te slaan en te bedreigen met een nepvuurwapen, terwijl hij samen met medeverdachten geld uit de kassalade heeft weggenomen. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die vrijspraak bepleitte op basis van onvoldoende bewijs, verworpen. De rechtbank achtte de bewijsvoering, waaronder getuigenverklaringen en de herkenning van de verdachte in een fotoconfrontatie, voldoende om tot een veroordeling te komen. Daarnaast is er een immateriële schadevergoeding van € 1.800,- toegewezen aan de benadeelde partij, de caissière, die als gevolg van de overval psychische schade heeft geleden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT JG 12/2

Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/067898-20
vonnis van de meervoudige kamer van 19 februari 2021
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte] ,geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 5 februari 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen een overval heeft gepleegd op de [naam winkel] in Breda door geld uit de kassalade te pakken, de caissière te slaan en haar te bedreigen met een (nep)vuurwapen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangifte van caissière [naam 1] , de getuigenverklaringen van [naam 2] en [naam 3] , de processen-verbaal van bevindingen en de herkenning van verdachte door [naam 1] in de fotoconfrontatie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het feit dat het signalement van verdachte niet overeenkomt met de omschrijving die aangeefster [naam 1] van de overvallers geeft. Ook is er niet doorgevraagd op de mate van overtuiging van aangeefster bij de fotoconfrontatie, zijn er geen sporen van verdachte op de plaats van het delict aangetroffen en verklaart de getuige [naam 3] dat een van de naar de vluchtauto terugkomende mannen ‘net zo donker als die eerste jongen’ was, waarbij hij doelde op een jongen van Somalische afkomst. Dit suggereert de mogelijkheid dat er nog een ander persoon ter plaatse was. Tot slot is er onder verdachte weliswaar geld in beslag genomen, maar geen munten van € 2,- en wel een briefje van
€ 50,-. Dat past niet bij wat aangevers hebben verklaard over de weggenomen coupures.
De fotoconfrontatie mag niet worden gebruikt voor het bewijs, omdat deze niet is opgemaakt aan de hand van het signalement dat aangeefster geeft.
Al met al is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, wat maakt dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte, samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , door medeverdachte [medeverdachte 3] op 14 maart 2020 in een auto vanuit Tilburg naar de Barbaralaan in Breda is gereden. Buurtbewoners hebben rond 19:15 uur twee personen uit de auto zien stappen en weg zien lopen in de richting van de [naam winkel] ; twee personen bleven zitten. De overval op de [naam winkel] , waarvan medeverdachte [medeverdachte 1] zegt dat hij hierbij betrokken was, vond plaats rond 19:25 uur. Enige tijd later ziet een van de buurtbewoners dat de twee personen die eerder zijn uitgestapt gehaast terug komen, in de auto stappen en dat de auto wegrijdt. Het kenteken wordt doorgegeven aan de politie en de auto wordt op de snelweg naar Tilburg gesignaleerd. Voordat er een stopteken wordt gegeven, stopt de auto en rennen drie inzittenden weg. Twee daarvan, onder wie verdachte, worden zeer kort daarna aangehouden.
Het dossier bevat geen aanwijzingen dat een vijfde persoon betrokken was bij deze overval.
Tweede overvaller
Uit de aangifte blijkt dat de overval zelf door twee personen is gepleegd. Een van deze personen betreft medeverdachte [medeverdachte 1] . Hij heeft een bekennende verklaring afgelegd, maar heeft de naam van de tweede overvaller niet prijsgegeven. Uit de bewijsmiddelen maakt de rechtbank op dat verdachte die tweede persoon was. Daarbij overweegt de rechtbank dat aangeefster [naam 1] twee mannen omschreef met eenzelfde licht getinte huidskleur, zij verdachte herkende in de fotoconfrontatie, de telefoon van verdachte reisbewegingen maakte die passen in het tijdsbestek en de locatie van de overval, verdachte in dezelfde auto zat als medeverdachte [medeverdachte 1] , zonder duidelijke andere reden op de vlucht sloeg en hij bij zijn aanhouding een geldbedrag bij zich had dat, zowel qua omvang als qua coupures, past bij hetgeen bij de [naam winkel] is weggenomen.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman ten aanzien van het signalement en de herkenning van verdachte. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat er zich onregelmatigheden hebben voorgedaan bij de fotoconfrontatie. Uit de gebruikelijke controles ter zake zijn geen bijzonderheden gebleken en uit het feit dat aangeefster mogelijk uiterlijke kenmerken niet in haar aangifte heeft vermeld die wel aanwezig zijn bij een door haar herkend persoon volgt niet zonder meer dat sprake is van een onjuiste of onbetrouwbare herkenning. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de herkenning betrouwbaar is en gebruikt deze als bewijs.
De opmerking van de raadsman ten aanzien van de onder verdachte aangetroffen coupures laat de rechtbank eveneens voor wat die is, nu verdachte in meerdere zakken geld had zitten. Er was echter maar één zak waar in totaal € 250,- in zat. In die zak zat geen biljet van € 50,-. Dit bedrag en deze coupures komen overeen met het bedrag en de coupures die volgens de [naam winkel] zijn weggenomen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 14 maart 2020 te Breda, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag te weten 252,35 euro, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan de [naam winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
meermalen, (onverhoeds) een greep te doen in de kassalade en daarbij aan de arm van die voornoemde [naam 1] te trekken en die voornoemde [naam 1] meermalen, (met de vuist) tegen het gezicht of op het hoofd of tegen de nek te slaan en/of te stompen en (vervolgens) die voornoemde [naam 1] de woorden toe te voegen: “ Ho! Ik heb een geweer”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en (vervolgens) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die voornoemde [naam 1] te richten en gericht te houden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 192 dagen, met aftrek, waarvan 180 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering.
Daarnaast vordert de officier van justitie op te leggen een werkstraf van 150 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en is daarom van mening dat er geen straf of maatregel zou moeten worden opgelegd.
Subsidiair verzoekt de verdediging om matiging van de straf. Door de proceshouding van verdachte lijkt het er misschien op dat het hem allemaal niets doet, maar dat is niet de realiteit. De antwoorden die hij gegeven heeft ter zitting zijn eerlijk en oprecht. Verdachte heeft al zes maanden elektronische controle gehad en moest zich aansluitend houden aan een avondklok. Voor een jongere van zijn leeftijd is dat erg zwaar. Bij de bepaling van de hoogte van de straf dient daar in het voordeel van verdachte rekening mee gehouden te worden. Naast het feit dat er zes maanden voorwaardelijke jeugddetentie wordt gevraagd, is een taakstraf van 150 uur zeer fors.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een overval met geweld op de [naam winkel] in Breda. Een overval waar hij speciaal voor van zijn woonplaats Tilburg naar Breda is gekomen. Hieruit blijkt dat het gaat om een vooropgezet plan, waarbij verdachte wist wat hij in Breda ging doen. Bij de overval is geweld gebruikt en gedreigd met een (nep)vuurwapen.
Verdachte is met een mededader de [naam winkel] binnengegaan. Zij rekenden iets kleins af. Toen de kassa open ging, deden zij vervolgens een greep in de kassa. Omdat de caissière niet direct mee wilde werken, werd er aan haar arm getrokken, werd zij geslagen en werd er een (nep)vuurwapen op haar gericht.
Het gaat om een zeer ernstig feit, dat grote gevolgen heeft voor de betrokkenen. Zo heeft het feit geleid tot angst en psychische problemen bij de caissière. Dat zijn consequenties van het handelen van verdachte. Hij heeft niet verder nagedacht dan het ‘snelle geld’ dat hij met de overval zou kunnen verdienen.
Verdachte was op het moment van het plegen van het feit 17 jaar oud. De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is daarom verzocht een rapport en strafadvies over hem uit te brengen. Hierin staat dat er op verschillende leefgebieden risicofactoren aanwezig zijn. Met name op het moment dat verdachte buiten is, is er geen zicht op zijn activiteiten en dat geeft reden tot zorg. Positief is dat verdachte, maar ook het gezin, de begeleiding van [naam 7] zorg accepteert. Dit werd ter zitting ook bevestigd door de vertegenwoordigster van de jeugdreclassering. Desondanks is de Raad van mening dat het risico op herhaling ‘midden tot hoog’ is. De Raad maakt zich zorgen over de houding van verdachte, mocht het zo zijn dat hij veroordeeld wordt. Een veroordeling betekent dat hij geen openheid van zaken heeft willen geven en dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn acties. De Raad adviseert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie - met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering - en een onvoorwaardelijke werkstraf. De Raad geeft de rechtbank in overweging om bij de bepaling van de duur van de straffen het voorarrest en de lange periode van elektronische controle in het voordeel van verdachte mee te wegen.
De rechtbank overweegt dat het in deze zaak gaat om een ernstig feit, met ernstige gevolgen. De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat op grond van de landelijke oriëntatiepunten een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie van enkele maanden op zijn plaats zou zijn. De rechtbank merkt daarbij nog op dat verdachte inmiddels 18 jaar oud is en vanaf nu onder het strafrecht voor volwassenen valt. Dat betekent dat in het geval van het plegen van een soortgelijk feit voortaan niet meer over maanden jeugddetentie, maar jaren gevangenisstraf zal worden gesproken.
Ter bepaling van de hoogte van de straf, houdt de rechtbank in een voor verdachte positieve zin rekening met het feit dat hij enige tijd in voorarrest heeft gezeten en dat hij gedurende een lange periode elektronisch toezicht (‘enkelband’) heeft gehad. Hoewel dit soort maatregelen geen straffen zijn, worden ze vaak wel als straf ervaren. De rechtbank zal dat tot uiting laten komen in een matiging van de op te leggen werkstraf. Gelet op de aard en ernst van het feit, de gevolgen voor de [naam winkel] en de caissière, het toegepaste geweld en de leeftijd van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding tot verdere matiging van de strafeis. Een voorwaardelijke jeugddetentie, met begeleiding door de jeugdreclassering, en een forse werkstraf zijn op zijn plaats. Dat maakt dat aan verdachte zal worden opgelegd een jeugddetentie van 192 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een werkstraf van 100 uur op.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 1] vordert een schadevergoeding van € 1.800,00 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.800,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 maart 2020 tot en met de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht op grond van artikel 6:166 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade nu de gedragingen hen ieder worden toegerekend. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat niet de benadeelde partij, maar de Staat in beginsel wordt belast met de incasso van de schadevergoeding en dat wanneer het totale bedrag door één of meer mededaders is betaald de ander(en) niet meer hoeven te betalen, en andersom. De rechtbank merkt, onder verwijzing naar lid 2 van artikel 6:166 BW, op dat zij van oordeel is dat verdachte en de drie mededaders voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan de rechthebbende, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77we en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 192 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering uit te voeren door Jeugdbescherming Brabant te Tilburg als gecertificeerde instelling;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt deze gecertificeerde instelling op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- stelt in dit verband vast dat verdachte het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf reeds heeft ondergaan;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
50 dagen;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het voorwerp, op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genummerd 1;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 2 tot en met 7;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van € 1.800,-, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] , € 1.800,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. Brouwer, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Los en mr. Goedegebuur, rechters, in tegenwoordigheid van Van Rensch, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 februari 2021.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 14 maart 2020 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag te weten 252,35 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [naam winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
meermalen, althans eenmaal (onverhoeds) een greep te doen in de kassalade en/of daarbij aan de/een arm van die voornoemde [naam 1] te trekken en/of die voornoemde [naam 1] meermalen althans eenmaal, (met de vuist) tegen/in het gezicht en/of op het hoofd en/of tegen/in de nek te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens) die voornoemde [naam 1] de woorden toe te voegen: “ Ho! Ik heb een geweer”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die voornoemde [naam 1] te richten en/of gericht te houden.

12.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020066337 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 469.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] , pagina 67 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op zaterdag 14 maart 2020 omstreeks 19.15 uur, stond mijn partner [naam 6] op de eerste
verdieping van onze woning aan de [adres 2] te Breda. Zij zag aan de overzijde van de straat in de steeg tegen over onze woning een personenauto staan. Ik zag de auto staan en heb op het portierraam van de bestuurder geklopt. Ik zag dat er toen twee jongens de steeg in kwamen gelopen. Ik zag dat zij uit de richting gedraaid kwamen van de [naam winkel] . Er is geen twijfel over mogelijk dat het dezelfde jongens waren als die ik toen ik op de eerste verdieping stond achter uit de auto zag stappen. Ik merkte dat ze gehaast waren, de jongens stapten allemaal in de auto en zijn hierop rustig weggereden in de richting van de Marialaan.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 3] , pagina 71 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 14 maart 2020, om 19:28 uur, zag ik een bericht in WhatsApp over een verdachte situatie in de buurt. De buurman vroeg wat ze daar deden en ik maakte opnieuw een foto van de auto, ditmaal met flits. Het was een auto met kenteken [kenteken] .
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , pagina 41 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 14 maart 2020 was ik aan het werk in de [naam winkel] . Een jongen zette twee blikje energydrank op de loopband. Een tweede jongen liep jongen 1 voorbij en ging op de kopse kant van de kassa staan. Op het moment dat ik wisselgeld wilde pakken, hoorde ik "nu" en pakte jongen 1 de klep van de kassalade vast om hem open te houden. Jongen twee graaide in de kassa. Ik probeerde de kassa dicht te duwen, maar jongen 2 had zijn hand/arm er tussen. Jongen twee probeerde mijn arm weg te trekken. Ik probeerde hem weg te duwen, maar toen werd hij boos. Hij vloekte en sloeg mij meerdere malen met zijn vuist op mijn hoofd, kaak/jukbeen en nek. Jongen 1 zei dat hij een geweer had en richtte een balletjespistool op mijn hoofd. Nadat ik zei: "gozer, dat is duidelijk een neppe, wat probeer je", renden ze direct weg.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , namens [naam winkel] te Breda, pagina 38 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 14 maart 2020 hoorde ik dat er een overval had
plaatsgevonden. Er is totaal een bedrag van 252.35 euro weggenomen uit de kassala.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5] , pagina 55 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende –zakelijk weergegeven-:
Omstreeks 19.25 uur hoorde ik het geluid van vallende muntjes. Ik zag dat twee personen aan kassa 1 stonden. Ik zag dat persoon 1 met zijn rechterhand in de richting van de kassa bewoog. Ik werd op dat moment gebeld en zei dat we werden overvallen.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 74 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Verbalisant [ verbalisant 1] hoorde van de overval en van de weggereden Polo met kenteken [kenteken] . Deze stond tenaamgesteld op de [adres 7] in Tilburg. Verbalisant reed op zijn dienstmotor op de A58 richting Eindhoven, bij hectometerpaal 37.4, op het moment dat hij de genoemde Polo inhaalde. In Tilburg, in de Delflandstraat, bij de kruising met de Eemlandstraat, kwam het voertuig tot stilstand. Er renden direct personen uit de auto. In de auto trof verbalisant een smartphone op de bijrijderstoel aan en een imitatievuurwapen rechtsachterin bij het voetengedeelte. In de auto werd, zo bleek later, medeverdachte [medeverdachte 3] aangehouden.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 88 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Verbalisanten hoorden dat er twee verdachten via de Twentestraat richting de Schielandstraat kwamen rennen. Zij reden de Schielandstraat op en zagen een man, die later verdachte [verdachte] bleek, deels over het grasveld hun richting op rennen. Hij was geheel in het donker gekleed, en hield een opgevouwen stapel briefgeld en twee telefoons vast.
Verdachte [verdachte] had € 445,- in zijn handen, € 250,- aan briefgeld in zijn jaszak en ook in zijn trui zat briefgeld. [verdachte] riep naar medeverdachte [medeverdachte 1] dat zij zich op hun zwijgrecht gingen beroepen.
Kennisgeving van inbeslagneming, proces-verbaal nummer PL2000-2020066337-16, opgenomen voorafgaand aan voornoemd eindproces-verbaal
Op 14 maart 2020 werd onder verdachte [verdachte] een bedrag van € 250,- in beslag genomen. Dit bedrag werd aangetroffen in zijn jaszak, geregistreerd onder nummer 2172114 en bestond uit. 12 x €20,- en 2 x € 5,-.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 46 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende – zakelijk weergegeven-:
Ik had in ieder geval geen briefjes van 50 euro in de kassalade zitten want die had ik steeds in de kluis gedaan. Ik had best wel veel briefjes van 20.
Het proces-verbaal tonen selectie bij fotobewijsconfrontatie, pagina 185 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Verbalisant [verbalisant 2] observeerde de getuige terwijl zij naar de selectie keek: ik zag dat zij bij het zien van foto 8 rechtop ging zitten en dat zij grote ogen maakte. Zij zei op dat moment niets uit eigen beweging.
Vervolgens vroeg ik aan de getuige: "Bevond de door u bedoelde persoon zich in de selectie?" De getuige antwoordde: "Nee, ik zou eerder denken dat ik degene die het wapen vast had herkende, die zou staan op foto nummer 8."
Na afloop van de confrontatie deelde de confrontatieleider mij mee, dat in de getoonde selectie de foto van de verdachte [verdachte] op plaats 8 stond.
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 8, pagina 213 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Onder verdachte [verdachte] werden twee telefoons in beslag genomen, waaronder een iPhone 8. Uit de locatiegegevens van 14 maart 2020 van deze telefoon blijken de volgende registraties:
  • Om 17:58:58 uur: Verdiplein te Tilburg
  • Om 18:45:36 uur: Ulvenhoutselaan / [straatnaam] te Breda
  • Om 19.11.22 uur: Barbaralaan te Breda
  • Om 19.13.37 uur: Barbaralaan/Gertrudistraat te Breda
  • Van 19.14.22 uur tot 19:27:15 uur: Barbaralaan te Breda in het steegje ter hoogte van de Lidl
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 345 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende –zakelijk weergegeven-:
Ik ben betrokken geweest bij de overval op de [naam winkel] . Ik was daar. Toen gebeurde het. De overval op de [naam winkel] . Ik ging naar de kassa en toen was het geld uit de kassa pakken.
Het proces-verbaal tapgesprek en telefoonnummers, pag. 259 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Uit onderzoek Nemesis blijkt dat verdachte [medeverdachte 2] als gebruiker te koppelen is aan het telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit onderzoek naar de locatiegegevens van de tapgesprekken in de uren rond de overval op de [naam winkel] in Breda zag men het volgende:
• omstreeks 18.01.59 uur, straalde hij aan op een mast op [adres 3] te Tilburg.
• omstreeks 18.53.24 uur, straalde hij aan op een mast op [adres 4] te Breda.
(Noot verbalisant: De mast aan de Marialaan te Breda staat op zeer korte afstand van het in
Breda overvallen [naam winkel] filiaal aan de [straatnaam] . Volgens verklaringen en het tijdstip van de melding is het [naam winkel] filiaal in Breda vlak vóór 19.30 uur overvallen.)
• omstreeks 20.08.29 uur, straalde hij aan op een mast op [adres 5] te Tilburg.
• omstreeks 20.19.50 uur, straalde hij aan op een mast op [adres 6] te Tilburg.
(Noot verbalisant: De mast aan de Kempenbaan te Tilburg, staat op zeer korte afstand van de locaties waar de volgende drie verdachten omstreeks 20.15 uur werden aangehouden.)