In deze zaak heeft de verhuurder, [eiseres01], de huurovereenkomst met de V.O.F. opgezegd, omdat de huurder, de V.O.F., volgens de verhuurder niet als een goed huurder heeft gehandeld. De verhuurder vorderde een uitspraak over het tijdstip waarop de huurovereenkomst zou eindigen en om de V.O.F. te veroordelen tot ontruiming van de bedrijfsruimte. De V.O.F. heeft de opzegging betwist en stelde dat zij zich wel als goed huurder heeft gedragen. De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder afgewezen. De rechter oordeelde dat de bedrijfsvoering van de V.O.F. niet in strijd was met de verplichtingen van een goed huurder. De kantonrechter concludeerde dat de verhuurder onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims en dat de V.O.F. haar huurbetalingen tijdig had voldaan. De rechter wees ook op de belangen van de V.O.F. bij voortzetting van de huurovereenkomst, gezien de lange duur van de huur en de afhankelijkheid van de vennoten en hun personeel van de bedrijfsvoering. De proceskosten werden aan de verhuurder opgelegd, omdat zij in het ongelijk was gesteld.