In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de afwijzing van een WIA-uitkering. Eiser had op 25 april 2019 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV had deze aanvraag afgewezen op basis van het feit dat eiser niet verzekerd was voor de werknemersverzekeringen. Eiser had eerder een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen, maar deze waren ingetrokken na een fraudeonderzoek. Eiser stelde dat hij wel verzekerd was en onderbouwde dit met loonstroken en een arbeidsovereenkomst, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij aan de voorwaarden voor een WIA-uitkering voldeed, met name dat er een gezagsverhouding en loonbetalingen waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen reden voor proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.