Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.de besloten vennootschap [vervreemder] ,
[verkrijger] ,
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
Met deze mail bevestigen wij dat de onderneming zoals gedreven door [vervreemder] in [vestigingsplaats] (behoudens de marketing en verkoop afdeling) met ingang van 1 januari 2022 zal overgaan naar [verkrijger] GmbH & Co. KG in [vestigingsplaats] (Duitsland).
3.Het verzoek en verweer in de hoofdzaak
NJ1989, 240, als gevolg van de overgang van onderneming van rechtswege eindigen per 1 januari 2022. [werknemer] zal niet overgaan naar [verkrijger] vanwege zijn duidelijke en ondubbelzinnige weigering om mee over te gaan, waarvan in dit geval het door hem ingediende ontbindingsverzoek het sluitstuk vormt. [werknemer] kan ook geen aanspraak maken op de door hem gestelde vergoedingen, aangezien er geen sprake is van een aanmerkelijke wijziging in de zin van artikel 7:665 sub a BW. Ten slotte is er geen sprake is van schending van de informatieplicht van artikel 7:665a BW en is [werknemer] tijdig geïnformeerd, waardoor er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [vervreemder] .
4.Het verzoek en verweer in de voorlopige voorziening
NJ1994, 419). De arbeidsovereenkomst met [vervreemder] eindigt van rechtswege op 1 januari 2022 overeenkomstig de uitspraak van de Hoge Raad van 7 oktober 1988
NJ1989, 240. Daarnaast zijn de genoemde werkzaamheden – administratieve- en magazijnwerkzaamheden – niet van toepassing, doordat [werknemer] de Nederlandse taal onvoldoende beheerst of deze reeds zijn ingevuld door andere medewerkers.
5.De beoordeling van de voorlopige voorziening
NJ1994, 419 en HR 26 mei 2000,
NJ2000, 566). Uit het laatstgenoemde arrest volgt dat dit vereiste van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring ook geldt in de verhouding tussen [werknemer] enerzijds en [vervreemder] als vervreemder die ten tijde van de verklaring nog zijn werkgeefster was/is anderzijds.
NJ1989, 240) dat de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en vervreemder op de datum van overgang van onderneming van rechtswege tot een einde komt (ook) indien de werknemer niet mee over wil naar de verkrijger. Hoewel hier in de literatuur kritiek op bestaat, ziet de kantonrechter daarin onvoldoende aanleiding om daar – in afwijking van de geldende rechtspraak – anders over te oordelen. De kantonrechter is dan ook voorshands van oordeel dat de arbeidsovereenkomst met [vervreemder] eindigt op het tijdstip van de overgang, dus per 1 januari 2022. Aldus is het aannemelijk dat [werknemer] na 31 december 2021 noch jegens [vervreemder] noch jegens [verkrijger] aanspraak zal kunnen maken op (door)betaling van loon en tewerkstelling. Het is daarom niet in voldoende mate waarschijnlijk dat de verzoeken zoals gedaan in de voorlopige voorziening zullen worden toegewezen in de hoofdzaak, zodat deze zullen worden afgewezen.