ECLI:NL:RBZWB:2021:6819

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
C/02/386349 / FA RK 21-2703
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een in Eritrea rechtsgeldig gesloten kerkelijk huwelijk en echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2021 uitspraak gedaan over de echtscheiding van een echtpaar dat in Eritrea is gehuwd. De man en de vrouw, beiden van Eritrese nationaliteit, hebben op 16 juni 2013 in Eritrea een kerkelijk huwelijk gesloten. De rechtbank moest beoordelen of dit huwelijk rechtsgeldig was en of het in Nederland erkend kon worden. De man heeft zich in Nederland gevestigd op 9 november 2015, terwijl de vrouw op 14 januari 2018 naar Nederland kwam.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw geen officiële huwelijksakte of geboorteakten van hun kinderen konden overleggen, vanwege de onveilige situatie in Eritrea. De rechtbank heeft echter redenen gevonden om aan te nemen dat het echtpaar redelijkerwijs niet in staat was om deze documenten te verkrijgen. Op basis van de door hen overgelegde doopaktes en verklaringen heeft de rechtbank geoordeeld dat de echtscheiding ontvankelijk was.

De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat het huwelijk volgens Eritrees recht rechtsgeldig was, en dat er geen redenen waren om de erkenning van het huwelijk in Nederland te weigeren. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen en bepaald dat de onderlinge regelingen uit het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking. De uitspraak benadrukt de internationale aspecten van het familierecht en de noodzaak om rekening te houden met de omstandigheden van de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer: C/02/386349 / FA RK 21-2703
Beschikking d.d. 15 december 2021 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.W.A. Verhaard, gevestigd te Vlissingen,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.W.A. Verhaard, gevestigd te Vlissingen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van partijen, ingekomen op 4 juni 2021, met bijlagen, waaronder een tussen partijen opgesteld en door partijen ondertekend ouderschapsplan en echtscheidingsconvenant;
- het F9-formulier van mr. Verhaard, met bijlage, ingediend op 1 september 2021;
- de brief van mr. Verhaard van 16 september 2021, met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Verhaard, ingediend op 20 oktober 2021.

2.De feiten

2.1.
In de Basisregistratie Personen (BRP) is opgenomen dat de man en de vrouw op 16 juni 2013 te [plaats] , met elkaar zijn gehuwd.
2.2.
Partijen hebben de navolgende nu nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] , Eritrea, op [geboortedatum] ;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] , Eritrea, op [geboortedatum] ;
- [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
2.3.
De man en de vrouw hebben beiden de Eritrese nationaliteit. De man heeft zich op 9 november 2015 in Nederland gevestigd en de vrouw op 14 januari 2018.

3.De beoordeling

Echtscheiding
3.1.
Partijen hebben de rechtbank verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
3.2.
Omdat beide partijen de Eritrese nationaliteit bezitten, draagt de zaak een internationaal karakter. De rechtbank dient daarom te beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is van het echtscheidingsverzoek kennis te nemen en zo ja, welk recht op het verzoek van toepassing is.
Rechtsmacht
3.3.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van ten minste één van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
Ontvankelijkheid
3.4.
De rechtbank stelt vast dat partijen geen (recent) afschrift van de huwelijksakte en de aktes van geboorten van de twee oudste kinderen van partijen hebben overgelegd, zoals artikel 815 lid 5, aanhef en onder a. en c. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in verbinding met het procesreglement Scheiding vereist. Dit gebrek kan grond opleveren om het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het genoemde afschrift redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid Rv). In dat geval kan worden volstaan met overlegging van andere bewijsstukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien, een en ander ter beoordeling door de rechter.
3.5.
De advocaat van partijen heeft toegelicht dat de man bij aankomst in Nederland bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zijn trouwakte heeft laten zien en dat deze daar is achtergebleven. Partijen beschikken dus niet (meer) over een officiële huwelijksakte. Van de twee in Eritrea geboren kinderen hebben partijen alleen de kerkelijke doopaktes, niet de geboorteakten. Volgens de advocaat van partijen lukt het partijen vanwege de onveilige situatie aldaar absoluut niet om een afschrift van de huwelijksakte en de geboorteakten uit hun land van herkomst te verkrijgen. Ook het opvragen van deze aktes bij bijvoorbeeld de Eritrese ambassade is niet mogelijk; het Algemeen ambtsbericht Eritrea uit 2017 (dat volgens het Algemeen Ambtsbericht Eritrea 2020 op dit punt ongewijzigd is gebleven) vermeldt dat vertegenwoordigingen van Eritrea in het buitenland geen aktes van de burgerlijke stand afgeven.
3.6.
Gelet op de gegeven toelichting acht de rechtbank redenen aanwezig om aan te nemen dat partijen redelijkerwijs geen afschrift van de huwelijksakte en de geboorteakten van de kinderen kunnen overleggen. De rechtbank zal partijen dan ook in het verzoek tot echtscheiding ontvangen.
Voor wat betreft het bewijs van de geboorten van de twee oudste kinderen van partijen zal de rechtbank genoegen nemen met de door de kerk opgestelde doopaktes die partijen hebben overgelegd en de op de geboorten van de kinderen betrekking hebbende verklaring van de man zoals opgenomen in het Rapport Eerste Gehoor van de IND, dat bij het verzoekschrift is gevoegd. De rechtbank gaat er, gelet op deze stukken, vanuit dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit de relatie van partijen zijn geboren, zodat de rechtbank van de in de BRP opgenomen persoonsgegevens van voornoemde minderjarigen uitgaat. Op het bewijs voor het bestaan van het huwelijk zal de rechtbank hierna ingaan.
Toepasselijk recht
3.7.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
Erkenning huwelijk
3.8.
Voordat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van het verzoek tot echtscheiding, dient zij ambtshalve te beoordelen of het in Eritrea gesloten huwelijk rechtsgeldig is, en zo ja, of dit huwelijk in Nederland kan worden erkend.
3.9.
Uit artikel 10:31, eerste lid, BW volgt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk in Nederland wordt erkend, wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden.
Op grond van het vierde lid van dit artikel wordt een huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring wordt afgegeven door een bevoegde autoriteit.
3.10.
Zoals hiervoor al is overwogen moet de rechtbank eerst beoordelen of er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk naar Eritrees recht. De rechtbank gaat hierbij uit van de in Eritrea geldende Transitional Civil Code of Eritrea (TCCE) uit 1991. Hoewel uit het Algemeen ambtsbericht Eritrea van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van oktober 2019 volgt dat in mei 2015 de regering vier nieuwe wetboeken heeft uitgegeven, waaronder een Burgerlijk Wetboek, wordt daarin tevens vermeld dat deze nieuwe wetgeving niet wordt gebruikt door rechtbanken en advocaten. Civiele aangelegenheden, zoals geschillen worden nog altijd beslecht met gebruikmaking door de TCCE, zodat ook deze rechtbank daarvan uit zal gaan.
3.11.
Zoals hiervoor al is aangegeven, beschikken partijen niet over een huwelijksverklaring. Ten bewijze van het huwelijk van partijen hebben zij verwezen naar het rapport Eerste Gehoor van de IND. Daaruit blijkt dat de man tegenover de IND heeft verklaard dat hij op 16 juni 2013 voor de kerk met de vrouw is getrouwd. Uit het rapport blijkt ook dat de man bij de IND het originele huwelijkscertificaat afgegeven door de Katholieke kerk in [plaats] heeft laten zien. Verder maakt de rechtbank uit de verklaring van de man op dat het huwelijk van partijen bij de Eritrese autoriteiten is geregistreerd.
3.12.
De rechtbank leidt uit wat de man tegenover de IND heeft verklaard af dat tussen partijen sprake is geweest van een religieus huwelijk. Blijkens artikel 577 van de TCCE zijn er in Eritrea drie soorten huwelijken: het burgerlijk huwelijk, het religieuze huwelijk en huwelijken op basis van gewoonterecht. Deze huwelijken zijn wettelijk gelijk aan elkaar en hebben derhalve alle dezelfde rechtsgevolgen (art. 625 TCCE). Een religieus huwelijk komt tot stand volgens de godsdienstige handelingen die bij zo’n huwelijk zijn voorgeschreven (art. 579 jo 605 (1) TCCE). Alle huwelijken, op welke wijze ook gesloten, moeten worden geregistreerd.
3.13.
In Eritrea is een kerkelijk huwelijk in ieder geval een rechtsgeldig huwelijk indien het is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de lokale autoriteiten. Gelet op hetgeen de man tegenover de IND heeft verklaard over de registratie van het huwelijk, gaat de rechtbank ervan uit dat het kerkelijk huwelijk tussen partijen is ingeschreven in die registers. Maar ook wanneer het huwelijk niet is geregistreerd, is er nog steeds sprake van een rechtsgeldig huwelijk. Uit de TCCC valt namelijk niet af te leiden dat wanneer het religieuze huwelijk niet wordt geregistreerd, dit consequenties heeft voor de rechtsgeldigheid daarvan.
Op grond van het vorenstaande gaat de rechtbank ervan uit dat het huwelijk in Eritrea is gesloten op de aldaar voorgeschreven wijze en dat dit huwelijk naar Eritrees recht rechtsgeldig tot stand is gekomen. Dit huwelijk komt op grond van het bepaalde in artikel 10:31 lid 1 BW voor erkenning in Nederland in aanmerking, tenzij deze erkenning onverenigbaar is met de openbare orde van Nederland. Hiervan is niet gebleken.
3.14.
De rechtbank komt dan toe aan de beoordeling van het echtscheidingsverzoek.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
Convenant en ouderschapsplan
3.15.
Partijen hebben onderling regelingen getroffen die zijn vermeld in het aan deze beschikking gehechte echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan.
3.16.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan deel uit te laten maken van deze beschikking.
3.17.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
3.18.
De rechtbank zal, conform het verzoek, bepalen dat de onderlinge regelingen uit het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan deel uitmaken van deze beschikking.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] , Eritrea op 16 juni 2013;
4.2.
bepaalt dat de onderlinge regelingen uit het aangehechte en door de griffier gewaarmerkte convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van deze beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.P.J. Hopmans, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.E. Knops-Pijper op 15 december 2021.
.