ECLI:NL:RBZWB:2021:680

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 17_6411
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van 10 augustus 2017 van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Na een wijziging van het bestreden besluit op 9 april 2018 en een gedeeltelijke intrekking op 2 juli 2020, heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Awb, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat het UWV gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de gemaakte proceskosten. De kosten worden vastgesteld op € 1.602,- voor de rechtsbijstand, en daarnaast komen de kosten van rapportages van verzekeringsartsen en NKO-artsen in aanmerking voor vergoeding, wat de totale proceskostenveroordeling op € 3.865,15 brengt.

De rechtbank heeft de beslissing op 19 februari 2021 genomen, waarbij mr. J.E.C. Vriends als rechter optrad en R.V. van Vliet als griffier aanwezig was. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 17/6411 WIA
uitspraak van 19 februari 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [naam woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: S.J.W.C. Lipman,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 10 augustus 2017 (bestreden besluit) van verweerder inzake de beëindiging van zijn uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Bij besluit van 9 april 2018 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd.
Bij besluit van 2 juli 2020 heeft verweerder het bestreden besluit deels ingetrokken.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 2 juli 2020 dat verweerder in ieder geval gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.602,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het inhoudelijk reageren op het gewijzigde besluit van 18 april 2018 en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1).
Daarnaast komen de kosten van de beide rapporten van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] in aanmerking voor vergoeding. Gelet op artikel 2, eerste lid, onder b, van het Bpb en het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (besluit) komt verzoeker voor die rapportages een forfaitaire vergoeding toe. Rekening houdend met een uurtarief in 2018 van € 121,95 en het aantal bestede uren in 2018 van (8,25 en 2,5 = 10,75 en daarmee conform artikel 9 van het Besluit afgerond naar) 11 uur bedraagt de vergoeding € 1.341,45, zijnde € 1.623,15 inclusief 21% BTW.
Voorts komen de kosten van de rapportage van NKO-arts [naam NKO-arts] in aanmerking voor vergoeding. Gelet op artikel 2, eerste lid, onder b, van het Bpb en het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (besluit) komt verzoeker ook voor dat rapport een forfaitaire vergoeding toe. Daarvoor is geen uurtarief aan de rechtbank doorgegeven. Gelet op het totaalbedrag van € 640,- van dat onderzoek en aannemende dat daarmee meer dan vijf uren gemoeid zijn geweest komt dit bedrag in zijn geheel voor toewijzing in aanmerking.
De vergoeding van medische onderzoekskosten komt dan uit op € 2.263,15. De totale proceskostenveroordeling komt daarmee op het bedrag van € 3.865,15.
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 46,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 3.865,15.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 19 februari 2021, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.