ECLI:NL:RBZWB:2021:6799

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
C/02/392470 / JE RK 21-2469 & C/02/392545 / JE RK 21-2497
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting jeugdzorglocatie vanwege onveilig pedagogisch leefklimaat en verzoek machtiging gesloten plaatsing afgewezen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 december 2021 uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot een minderjarige, geboren op 28 januari 2005. De kinderrechter heeft een verzoek tot machtiging voor gesloten jeugdhulp afgewezen, omdat er mogelijk alternatieve opties zijn voor de minderjarige. De minderjarige was eerder onder voogdij gesteld en had te maken met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, die leidden tot een spoedmachtiging voor opname in een gesloten accommodatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie bij de groep waar de minderjarige verbleef, Het Anker, onveilig was en dat de minderjarige ontregeld raakte door de wisseling naar een andere groep. De kinderrechter heeft de noodzaak van een gesloten plaatsing beoordeeld en geconcludeerd dat er mogelijk een netwerkplaatsing bij de moeder van de vriendin van de minderjarige een alternatief kan zijn. De kinderrechter heeft de GI (gecertificeerde instelling) opgedragen om nader onderzoek te doen naar deze mogelijkheid. De kinderrechter heeft de spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp verleend tot 3 januari 2022, maar het verzoek voor een reguliere machtiging is afgewezen. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, die stabilisatie en behandeling nodig heeft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers: C/02/392470 / JE RK 21-2469
(spoedmachtiging gesloten jeugdhulp)
C/02/392545 / JE RK 21-2497
(reguliere machtiging gesloten jeugdhulp)
Datum uitspraak: 15 december 2021
(nadere) beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaken van

STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,

locatie Middelburg, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende

[minderjarige] , geboren op 28 januari 2005 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. N.A. Koole, te Middelburg.
De kinderrechter merkt in beide zaken als belanghebbende aan:

[minderjarige] , voornoemd.

De kinderrechter merkt als informant aan:

[de vrouw 1] ,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in beide procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de kinderrechter over de verzoeken te adviseren.

Het (verdere) procesverloop

Het verdere verloop van de procedure met kenmerk C/02/392470 / JE RK 21-2469 blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 6 december 2021 en alle daarin genoemde stukken.
Het verloop van de procedure met kenmerk C/02/392545 / JE RK 21-2497 blijkt uit:
- het verzoek van de GI van 7 december 2021 met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 8 december 2021;
- de e-mail van mr. N.A. Koole van 13 december 2021, met als bijlage de brieven van mevrouw [moeder vriendin] en mevrouw [de vrouw 2] ;
- de verklaring van de gedragswetenschapper van 10 december 2021, ingekomen bij de griffie op 13 december 2021;
- de uitslag van de urinecontrole van [minderjarige] , die zij tijdens de mondelinge behandeling aan de kinderrechter heeft overgelegd.
Op 15 december 2021 heeft de kinderrechter de zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige] , die apart is gehoord, bijgestaan door mr. N.A. Koole;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een tweetal vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling.

De feiten

Bij beschikking van 18 juli 2018 is [minderjarige] onder voogdij gesteld van Stichting Intervence, rechtsvoorganger van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland.
Bij beschikking van 6 december 2021 is een spoedmachtiging voor opname en verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp (zonder voorafgaand horen van de belanghebbende) verleend voor [minderjarige] tot 20 december 2021. Het resterende verzoek is aangehouden.
[minderjarige] verblijft op basis van voornoemde beschikking bij [zorginstelling] (hierna: [zorginstelling] ).

De verzoeken

C/02/392470 / JE RK 21-2469 (spoedmachtiging gesloten)
Op dit punt in de procedure moet de kinderrechter beoordelen of zich feiten en/of omstandigheden voordoen die er toe leiden dat de spoedbeslissing van 6 december 2021 met ingang van heden dient te worden herroepen. Verder moet de kinderrechter nog een beoordeling geven over het resterende deel van het verzoek om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de (resterende) duur van twee weken.
C/02/392545 / JE RK 21-2497 (reguliere machtiging)
De GI heeft een machtiging gesloten jeugdhulp van [minderjarige] verzocht voor de duur van zes maanden.
De gedragswetenschapper heeft ingestemd met het verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp. Dit blijkt uit zijn verklaring van 10 december 2021.

De standpunten

De GI handhaaft haar verzoek. Door een aantal omstandigheden, waaronder ook omstandigheden die buiten [minderjarige] liggen, is zij in een neerwaartse spiraal terechtgekomen. Bij Het Anker waren er veel wisselingen en waren er zorgen over de groepsveiligheid. [minderjarige] kreeg hier minder grenzen geboden dan zij nodig heeft. Het Anker is als gevolg van de bestaande zorgen per direct gesloten waarna [minderjarige] is overgeplaatst naar de Buitenhovelaan. [minderjarige] reageerde op de situatie bij Het Anker met zelfbepalend en agressief gedrag. Het is belangrijk dat [minderjarige] een veilige haven heeft bij de moeder van haar vriendin (hierna: mevrouw [moeder vriendin] ). De GI vindt alleen dat gelet op het gedrag van [minderjarige] de plek bij mevrouw [moeder vriendin] niet passend is voor een meer permanente plaatsing op dit moment. [minderjarige] heeft passende hulpverlening nodig voor haar problematiek waarbij binnen de opvoedsituatie adequate grenzen moeten worden gesteld. Het is de vraag of mevrouw [moeder vriendin] dit kan bieden of dat hier ook escalaties zullen plaatsvinden. Het is daarom voor nu nodig dat [minderjarige] stabiliseert, behandeling krijgt en vervolgens doorstroomt naar een meer passende groep. De GI wil wel de komende periode nader onderzoeken of een netwerkplaatsing van [minderjarige] bij mevrouw [moeder vriendin] op de lange termijn mogelijk is. Dit onderzoek dient wel zorgvuldig te gebeuren en daarnaast vindt de GI het belangrijk dat eerst de behandeling opstart zodat een netwerkplaatsing meer kans van slagen heeft. De GI verzoekt daarom de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter en tijdens de mondelinge behandeling gezegd niet achter het verzoek te staan. Zij mag namelijk bij mevrouw [moeder vriendin] komen wonen en wil dit ook graag. Het is daar rustig en ze voelt zich daar veilig. Ze komt al twee jaar in het gezin van mevrouw [moeder vriendin] en heeft ook de afgelopen tijd voor langere periodes en met toestemming van de GI in het gezin verbleven. [minderjarige] is daar nog nooit boos geworden. Er is één keer een misverstand geweest, maar ze heeft dit ook snel na het incident weer weten uit te praten. Ze heeft al jaren niet het gevoel gehad bij een gezin te horen, en een plaatsing bij mevrouw [moeder vriendin] biedt haar deze kans. In het verleden heeft er ook een pleegkind bij mevrouw [moeder vriendin] gewoond. [minderjarige] wil vanuit de veilige omgeving bij mevrouw [moeder vriendin] ook weer therapie volgen. Deze is eerder gestopt omdat ze het heel heftig vond en haar de optie werd geboden te stoppen met de therapie. Nu ziet ze in dat het volgen van therapie wel het beste voor haar is, maar zij wenst dit te kunnen doen vanuit een veilige omgeving. Wanneer besloten wordt dat [minderjarige] niet bij mevrouw [moeder vriendin] kan wonen, wil ze het liefst terug naar de Buitenhovelaan. Dit zou wel betekenen dat ze dan weer dichterbij haar moeder woont, hetgeen minder goed werkt dan wanneer zij op enige afstand van elkaar wonen. [minderjarige] is bereid om therapie voor haar boosheid te volgen. Verder benoemt [minderjarige] dat de vermoedens van drugsgebruik onjuist zijn. Zij heeft bij binnenkomst bij [zorginstelling] ook een urinecontrole moeten doen en ook hieruit blijkt dat zij geen drugs heeft gebruikt.
De advocaat van [minderjarige] verzoekt namens om afwijzing van het reguliere verzoek. Subsidiair verzoekt hij het reguliere verzoek aan te houden. De advocaat ziet in verblijf bij mevrouw [moeder vriendin] namelijk een goed alternatief dat de GI nog onvoldoende heeft onderzocht. De GI heeft het gezin van mevrouw [moeder vriendin] wel in kaart gebracht als escapemogelijkheid, maar heeft niet onderzocht of [minderjarige] meer permanent in het gezin zou kunnen wonen. De GI heeft in haar stukken ook verzuimd nader te onderbouwen waarom zij van mening zijn dat het gezin van mevrouw [moeder vriendin] alleen goed is als escape adres. Ook de gedragswetenschapper heeft deze informatie niet kunnen meewegen in zijn oordeel nu hierover niets is opgenomen in de stukken. De advocaat vindt dat de plaatsing van [minderjarige] bij mevrouw [moeder vriendin] eerst beter onderzocht moet worden voordat een machtiging voor gesloten jeugdhulp kan worden verleend; er is immers een mogelijk alternatief voor handen. De GI schrijft in het verzoek dat mevrouw [moeder vriendin] een positieve invloed en ingang heeft bij [minderjarige] en dat [minderjarige] zich ook laat sturen door mevrouw [moeder vriendin] . [minderjarige] heeft in haar leven nooit een veilige omgeving binnen een gezin gehad. De advocaat vindt daarom dat deze kans moet worden aangegrepen. De advocaat refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter voor zover dit ziet op het verzoek spoedmachtiging gesloten jeugdhulp.
De Raad vindt dat de GI nader had moeten onderzoeken of een netwerkplaatsing bij mevrouw [moeder vriendin] een reële optie is. Onvoldoende duidelijk is waarom de GI ermee instemt dat [minderjarige] meerdere dagen van de week bij mevrouw [moeder vriendin] verblijft maar een permanent verblijf niet passend zou zijn. De Raad adviseert het verzoek tot de spoedmachtiging te bekrachtigen en het reguliere verzoek af te wijzen en anders de beslissing daarop aan te houden. De komende periode dient nader onderzoek te worden gedaan naar de mogelijkheid van een netwerkplaatsing in combinatie met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Namens de Raad wordt toegezegd dat de Raad mee zal werken aan een versneld onderzoek naar de geschiktheid van mevrouw [moeder vriendin] als netwerkpleeggezin.
De moeder staat achter een plaatsing van [minderjarige] bij mevrouw [moeder vriendin] . Ze ziet dat [minderjarige] goed met mevrouw [moeder vriendin] kan praten, ook wanneer zij zich gestrest voelt. De moeder vindt het jammer dat de GI niets heeft gedaan met de waarschuwingen dat [minderjarige] beter niet bij een groep in Middelburg kan worden geplaatst. De escalaties die vervolgens hebben plaatsgevonden maken dat er nu geen andere groep meer geschikt is behalve dan een gesloten groep. De moeder vindt dat [minderjarige] daar eigenlijk niet op haar plek zit, maar juist een veilige omgeving nodig heeft waar zij zichzelf kan zijn. De moeder heeft het idee dat de GI een plaatsing bij mevrouw [moeder vriendin] tegenwerkt.

De verdere beoordeling

Spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet, dient onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk te zijn in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de jeugdige die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren of een ernstig vermoeden daarvan. Bovendien dient een uithuisplaatsing noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die de jeugdige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
Bij voornoemde beschikking van 6 december 2021 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 6 december 2021 en tot 20 december 2021, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbende. De belanghebbende is thans in de gelegenheid gesteld haar standpunt kenbaar te maken. Naar aanleiding daarvan is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven tot een ander oordeel.
Uit de stukken en hetgeen besproken is tijdens de mondelinge behandeling, volgt dat [minderjarige] ontregeld is geraakt doordat de situatie bij de groep Het Anker niet goed voor haar was. Deze groep is volgens de informatie van de GI wegens een onveilig pedagogisch leefklimaat vrij plots gesloten waarna [minderjarige] (voor haar onverwacht) is overgeplaatst naar een andere groep in een andere stad. Mede doordat [minderjarige] binnen Het Anker te weinig structuur en grenzen heeft gekregen en daardoor weer meer zelfbepalend gedrag is gaan vertonen, was de wisseling naar de nieuwe groep moeilijk voor [minderjarige] en ageerde zij hiertegen. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een incident waarbij zij agressief was en vernielingen heeft aangericht in haar kamer en de ramen van de woning van de moeder heeft ingegooid. Gezien de genoemde ontregeling die gepaard ging met zelfbepalend en agressief gedrag, acht de kinderrechter het noodzakelijk dat [minderjarige] binnen de kaders die de gesloten plaatsing biedt, tot rust komt en stabiliseert om vanuit die situatie passende vervolgstappen te kunnen nemen. Het resterende gedeelte van het verzoek tot een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp zal daarom worden toegewezen, zodat deze machtiging geldt tot 3 januari 2022.
Machtiging gesloten jeugdhulp
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De kinderrechter stelt voorop dat een gesloten plaatsing een zeer ingrijpende maatregel is die enkel als ultimum remedium dient te worden ingezet. In het geval van [minderjarige] is op basis van de stukken en de mondelinge behandeling gebleken dat er mogelijk een alternatief is voor de plaatsing binnen een gesloten kader. Mevrouw [moeder vriendin] , heeft namelijk aangegeven dat [minderjarige] bij haar mag komen wonen. [minderjarige] verblijft met instemming van de GI geregeld gedurende meerdere dagen bij mevrouw [moeder vriendin] , die volgens de GI een positieve invloed op [minderjarige] heeft en haar kan sturen. De GI heeft naar voren gebracht dat mevrouw [moeder vriendin] fungeert als escapemogelijkheid voor tijdelijke opvang maar heeft niet duidelijk onderbouwd om welke reden mevrouw [moeder vriendin] [minderjarige] niet permanent zou kunnen opvangen. De kinderrechter volgt dan ook het advies van de Raad, inhoudende dat er versneld onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijkheid van een netwerkplaatsing bij mevrouw [moeder vriendin] (eventueel) in combinatie met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Nu er mogelijk een alternatief is voor een gesloten plaatsing, zal de kinderrechter het verzoek om [minderjarige] voor de duur van zes maanden gesloten te plaatsten afwijzen. Wanneer uit onderzoek volgt dat verblijf bij mevrouw [moeder vriendin] geen passende oplossing is en een gesloten plaatsing toch noodzakelijk is, kan de GI opnieuw een verzoek voor een machtiging gesloten plaatsing indienen. Dan zal ook opnieuw een gedragswetenschapper met [minderjarige] in gesprek gaan en deze gedragswetenschapper kan dan ook kennis nemen van overwegingen van de GI ten aanzien van een netwerkplaatsing bij mevrouw [moeder vriendin] en dit bij zijn of haar beoordeling betrekken.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
C/02/392470 / JE RK 21-2469 (spoedmachtiging gesloten)
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 20 december 2021 en tot 3 januari 2022;
C/02/392545 / JE RK 21-2497 (reguliere machtiging)
wijst het verzoek machtiging gesloten jeugdhulp af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2021 door mr. N.C.W. Haesen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.C. Cornelisse, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 22 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.