ECLI:NL:RBZWB:2021:6780
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake zijn recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het bestreden besluit dateert van 23 oktober 2020. Na een nieuwe beslissing op bezwaar van het UWV op 18 november 2021, heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.
De rechtbank overweegt dat, op grond van artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen, en veroordeelt het UWV in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze kosten vast op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en komt tot een totaalbedrag van € 4.284,32, inclusief kosten voor medisch advies en omzetbelasting.
De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en is openbaar gemaakt op 30 december 2021. De griffier, mr. S. Constant, was niet in de gelegenheid om de uitspraak mede te ondertekenen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.