Op 30 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eersel. De zaak betreft een omgevingsvergunning die eerder was verleend voor het aanpassen van de theeschenkerij van een derde partij. Verzoekster had beroep ingesteld tegen een bestreden besluit waarin haar bezwaar gegrond werd verklaard, maar het primaire besluit werd herroepen. De rechtbank Oost-Brabant verwees de zaak naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
In de loop van de procedure heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, met het verzoek om vergoeding van de proceskosten. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders, gaf aan zich niet te kunnen vinden in de proceskostenvergoeding, omdat het bestreden besluit niet was ingetrokken naar aanleiding van het beroepschrift. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Awb zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank overwoog dat er geen sprake was van tegemoetkomen aan het beroep van verzoekster, aangezien de verweerder geen vervangend besluit meer zou nemen. Het verzoek om proceskostenvergoeding werd dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de beslissing.