ECLI:NL:RBZWB:2021:6715
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake beëindiging WIA-uitkering door niet tijdig betalen griffierecht en ontbreken machtiging
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A.A. Stoop-Klaassen, beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die op 18 augustus 2021 de WIA-uitkering van eiser heeft beëindigd. De rechtbank heeft het beroep echter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het verschuldigde griffierecht van € 49,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had eiser in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van de brieven te betalen, maar eiser heeft hier geen gehoor aan gegeven en geen verontschuldiging voor het verzuim aangedragen.
Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat de gemachtigde van eiser geen machtiging heeft ingediend om aan te tonen dat zij bevoegd was om namens eiser beroep in te stellen. De rechtbank had de gemachtigde verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen, maar ook hier is geen actie ondernomen.
Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en heeft zij de beslissing genomen om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan op 29 december 2021 en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.