ECLI:NL:RBZWB:2021:6695

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
02-239415-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot verkrachting, vrijheidsberoving en mishandeling met eendaadse samenloop

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 december 2021, is de verdachte veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder poging tot verkrachting, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 september 2021, waarbij de verdachte de aangeefster, na een feest, naar zijn woning heeft gebracht. Daar heeft hij geprobeerd haar te verkrachten, haar mishandeld en haar van haar vrijheid beroofd. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen. De verdachte heeft ontkend en een alternatieve verklaring gegeven, maar de rechtbank heeft deze niet geloofwaardig geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster, die langdurige psychische gevolgen ondervindt van het voorval. De beslissing is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-239415-21
vonnis van de meervoudige kamer van 30 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg,
raadsman mr. H. Mink, advocaat te Oost-Souburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 december 2021, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 september 2021:
feit 1heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te verkrachten dan wel heeft aangerand;
feit 2heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van haar vrijheid te beroven;
feit 3[slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar te slaan, te stompen en in een wurggreep vast te pakken;
feit 4zich schuldig heeft gemaakt aan het niet opvolgen van een ambtelijk gegeven bevel.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging verkrachting, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van aangeefster. De verklaring van aangeefster is betrouwbaar en wordt ondersteund door verschillende bewijsmiddelen.
Verder acht de officier van justitie bewezen dat verdachte niet heeft voldaan aan het bevel om zijn medewerking te verlenen aan het middelenonderzoek.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verkrachting, het plegen van ontuchtige handelen, een (poging tot) wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van aangeefster. Verdachte geeft een alternatieve verklaring van hoe het die nacht gelopen is. Aangeefster had ook het nodige gedronken, heeft zelf haar shirt uitgetrokken en kreeg daarna spijt en is weggegaan. Zij is bovendien fysiek sterker dan verdachte, waarmee het door haar geschetste scenario niet te rijmen valt. Het letsel van aangeefster is zonder medische verklaring niet te duiden en niet specifiek genoeg om daar een poging verkrachting of ontuchtige handelingen uit af te leiden, noch de mishandeling. Verdachte deed altijd de deur op de ketting omdat die slecht sloot en heeft uiteindelijk zelf de ketting eraf gehaald toen aangeefster wilde vertrekken. Ook heeft verdachte niet zijn medewerking geweigerd aan het middelenonderzoek; hij is immers ook door de politie geconfronteerd met de bevindingen uit één van onderzoeken. Verdachte dient dan ook integraal van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 5 september 2021 heeft aangeefster verdachte na een feest van hun werkgever naar huis gebracht. Aangeefster heeft vervolgens nog een kop thee gedronken bij verdachte. Over wat er zich daarna in de woning van verdachte tussen verdachte en aangeefster heeft afgespeeld, lopen de verklaringen van aangeefster en verdachte uiteen.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
De rechtbank stelt vast dat aangeefster op essentiële onderdelen consistent heeft verklaard en specifiek heeft omschreven wat er is gebeurd in de woning van verdachte. Aangeefster verklaart dat ze door verdachte zijn slaapkamer is ingetrokken, waarbij hij haar shirt heeft uitgetrokken terwijl hij haar in een wurggreep had. Ook heeft hij haar geslagen en gestompt en tegen een muur aangeduwd. Verder heeft hij geprobeerd haar broek naar beneden te trekken, die daardoor is gescheurd. Zij is uiteindelijk met behulp van de buurman van verdachte de woning ontvlucht. Haar aangifte wordt bovendien op essentiële onderdelen ondersteund door de navolgende bewijsmiddelen.
Zo heeft de getuige [naam 1] (de buurman van verdachte) onder meer verklaard dat hij die nacht kabaal hoorde uit de woning van verdachte. Toen hij naar de gang liep en voor de woning van verdachte stond, hoorde hij een vrouwenstem roepen: “Stop, ik wil dit niet”. Vervolgens ging de voordeur van de woning van verdachte open en zag hij aangeefster met paniek in haar ogen. De buurman is tegen de deur gaan schoppen en slaan en heeft aangeefster uiteindelijk toen de deur weer open ging kunnen vastpakken en weg weten te trekken.
Ook relateren de verbalisanten over de gemoedstoestand van aangeefster toen ze ter plaatse waren gekomen. Haar gezicht was behuild en zij zag er verdrietig uit. De verbalisanten relateren verder dat ze zien dat de haren van aangeefster in de war zaten en dat zij geen shirt droeg. Dit shirt is later aangetroffen in de woning van verdachte. Verder blijkt uit foto’s dat de broek van aangeefster kapot is gescheurd.
Tot slot bevinden zich nog foto’s en beschrijvingen in het dossier van het letsel dat door de verbalisanten is waargenomen bij zowel aangeefster als verdachte. Dit letsel past bij de verklaring van aangeefster dat zij verdachte in zijn arm heeft gebeten en geknepen en dat zij door verdachte is beetgepakt, geslagen/gestompt en tegen de muur is geduwd.
In voornoemde bewijsmiddelen ziet de rechtbank voldoende steun voor de verklaring van aangeefster dat verdachte in de woning heeft geprobeerd haar te dwingen tot seksuele handelingen.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen. Zij vindt deze geloofwaardig en acht deze bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank zal die verklaringen bij de beoordeling van de zaak verder tot uitgangspunt nemen.
Feit 1 primair: poging verkrachting
Gelet op de verklaringen van aangeefster en de overige bewijsmiddelen in het dossier, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de gedragingen heeft verricht die in de tenlastelegging onder feit 1 primair zijn omschreven.
Deze handelingen, met uitzondering van het afpakken van de sleutels van aangeefster, moeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm als begin van uitvoering van het misdrijf van verkrachting worden aangemerkt. Daarbij duiden de door verdachte gebezigde woorden dat hij aangeefster wilde neuken overduidelijk op een intentie tot geslachtgemeenschap.
Uitsluitend doordat aangeefster zich heeft verzet en het haar is gelukt weg te komen uit de woning van verdachte, met behulp van de buurman, heeft verdachte de door hem beoogde verkrachting niet kunnen voltooien.
Dit leidt tot de conclusie dat sprake is van een poging tot verkrachting.
Feit 2: wederrechtelijke vrijheidsberoving
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte de gedragingen heeft verricht die in de tenlastelegging onder feit 2 zijn omschreven. De rechtbank verwijst hiervoor naar de verklaring van aangeefster, die op bepaalde onderdelen wordt ondersteund door de verklaring van de buurman. Verder heeft ook verdachte ter zitting verklaard dat het kettingslot op de voordeur op slot zat. Hierdoor is voor aangeefster een situatie ontstaan waar zij zich niet aan kon onttrekken.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Feit 3: mishandeling
De rechtbank acht gelet op de verklaring van aangeefster, de foto’s en de beschrijving van het letsel van aangeefster bewezen dat verdachte aangeefster heeft geslagen, gestompt en haar in een wurggreep heeft vastgepakt. Het scenario dat het letsel zou zijn ontstaan doordat de deur nog op het kettingslot zat en onverhoeds werd opengetrokken, vindt weerlegging in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Feit 4: niet opvolgen ambtelijk bevel
Gelet op de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan en aldus niet heeft voldaan aan een bevel van ambtenaren [slachtoffer 2] en [naam 2] , krachtens de artikelen 55d lid 1 onder a en 55e lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten 1, 2 en 3 geldt dat sprake is van steeds één samenstel van verschillende gedragingen die drie zelfstandige strafbare feiten opleveren. Immers, verdachte heeft aangeefster die nacht geprobeerd te verkrachten, maar haar ook wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd en mishandeld. Deze gedragingen vloeien voort uit één en hetzelfde wilsbesluit van verdachte. Hierbij geldt dat met voornoemde strafbare feiten hetzelfde rechtsbelang wordt geschonden en ook dat deze naar maatstaven van tijd en plaats zodanig samenvallen dat sprake is van één feit dat onder meer strafbepalingen is te rubriceren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 1, 2 en 3.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 5 september 2021 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld [slachtoffer 1]
te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit
of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1]
, opzettelijk die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes woning naar de slaapkamer heeft getrokken
en die [slachtoffer 1] op bed heeft geduwd/gegooid en die [slachtoffer 1] in een wurggreep heeft
vastgepakt en die [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen en gestompt en het
shirt van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en getracht heeft de bh van die [slachtoffer 1] uit te trekken en getracht heeft de broek van die [slachtoffer 1] uit te trekken, waardoor de broek scheurde en gezegd heeft tegen die [slachtoffer 1] dat hij haar wilde neuken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
op 5 september 2021 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland,
[slachtoffer 1]
opzettelijkwederrechtelijk van de vrijheid
heeft beroofd en beroofd gehouden immers heeft hijdie [slachtoffer 1] in zijn woning vastgepakt en de sleutels van die [slachtoffer 1]
afgepakt en de voordeur met een kettingslot afgesloten en die [slachtoffer 1] meermalen geslagen/gestompt en hardhandig tegen een muur geduwd en de voordeur dichtgeslagen op het moment dat die [slachtoffer 1] met hulp van een buurman de woning probeerde uit te vluchten;
feit3
op 5 september 2021 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen te slaan en te stompen en in een wurggreep vast te pakken;
feit 4
op 5 september 2021 te Middelburg opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d, lid 1 Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [slachtoffer 2] , Brigadier bij politie eenheid Zeeland-West-Brabant, belast met de uitoefening van enig toezicht en belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten,
door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan een onderzoek van uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen, indien de rechtbank tot een gedeeltelijke bewezenverklaring komt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van aangeefster. Aangeefster heeft verdachte die nacht na een feest op hun werk naar huis gebracht, waarna verdachte misbruik van de situatie heeft gemaakt door haar te proberen te verkrachten, daarbij te mishandelen en van haar vrijheid te beroven. Met zijn handelen heeft verdachte een bedreigende situatie voor aangeefster gecreëerd, waarbij hij inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke integriteit en haar bewegingsvrijheid.
Verdachte heeft zich bij het plegen van de bewezen verklaarde feiten laten leiden door zijn lustgevoelens en geen waarde gehecht aan de wil van aangeefster en de gevolgen die zijn gedragingen voor haar zouden hebben. Deze feiten moeten voor de aangeefster bijzonder angstig en traumatisch zijn geweest. Slachtoffers van dergelijke feiten ondervinden, naar de ervaring leert, veelal langdurige psychisch nadelige gevolgen van het gebeurde. Dit volgt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangeefster. Daarin beschrijft aangeefster dat het gebeuren die nacht een nachtmerrie voor haar was, die nog met vlagen terugkomt.
Daarnaast heeft verdachte geweigerd te voldoen aan een bevel van een opsporingsambtenaar. Verdachte laat hiermee zien geen respect te hebben voor de autoriteit van de politie.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel van het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder voor zeden- en geweldsdelicten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de ernst van de gepleegde feiten, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank ziet in de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, noch in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanknopingspunten om van dit uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank is van oordeel dat het zwaartepunt in het bepalen van de strafmaat in dit geval ligt bij de poging tot verkrachting. Voor wat betreft de mishandeling en de wederrechtelijke vrijheidsberoving is sprake van eendaadse samenloop met die poging tot verkrachting. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank daarom als uitgangspunt genomen wat doorgaans wordt opgelegd voor een poging tot verkrachting en acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS. De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten bij een verkrachting uitgaan van een gevangenisstraf van 24 maanden. Omdat het in deze zaak bij een poging is gebleven, zal de rechtbank dit oriëntatiepunt met een derde verlagen, zodat er 16 maanden gevangenisstraf resteren. Het niet opvolgen van een ambtelijk bevel zal in deze zaak niet verder leiden tot een strafverhoging.
De rechtbank acht, alles overwegende, dan ook een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 55, 57, 184, 242, 282, 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van:
feit 1: poging tot verkrachting en
feit 2: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en
feit 3: mishandeling;
feit 4: opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met de uitoefening van enig toezicht en belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 16 (zestien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F. Bethlehem, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. A.B. Scheltema Beduin rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 december 2021.
Mr. Bethlehem is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.