ECLI:NL:RBZWB:2021:6687
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake NOW-subsidie
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 mei 2021, dat betrekking had op de vaststelling van de definitieve tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1). Na een wijziging van het bestreden besluit op 23 november 2021 door de minister, heeft verzoekster haar beroep ingetrokken. Verzoekster heeft vervolgens verzocht om de minister te veroordelen in de proceskosten.
De minister heeft in zijn brief van 26 november 2021 aangegeven dat de gemachtigde pas in de beroepsprocedure betrokken is en dat alleen de kosten van beroep voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat de minister aan verzoekster is tegemoetgekomen en veroordeelt de minister in de proceskosten tot een bedrag van € 748,--. Daarnaast merkt de rechtbank op dat de minister het griffierecht van € 360,-- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.