ECLI:NL:RBZWB:2021:667

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7483
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewetuitkering en niet-ontvankelijk verklaring bezwaar

Op 18 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een Ziektewetuitkering ontvangen, maar het UWV beëindigde deze uitkering per 23 maart 2020. Eiseres ontving het primaire besluit op 29 april 2020, nadat zij eerder geen kennis had genomen van het besluit dat op 19 maart 2020 was verzonden. Het UWV verklaarde het bezwaar van eiseres tegen de beëindiging van de uitkering niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar te laat was ingediend. Eiseres stelde dat zij het primaire besluit niet had ontvangen en dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding.

Tijdens de zitting op 7 januari 2021 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat zij geen afhaalbericht had ontvangen van PostNL. Het UWV daarentegen stelde dat het primaire besluit aangetekend was verzonden en dat de bezorging niet was gelukt. De rechtbank oordeelde dat het UWV niet voldoende had aangetoond dat het primaire besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt. De rechtbank concludeerde dat het primaire besluit niet in werking was getreden, omdat het niet op de voorgeschreven manier aan eiseres was bekendgemaakt. Hierdoor was de bezwaartermijn niet overschreden en was het beroep van eiseres gegrond.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het UWV en droeg het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die op € 1.068,00 werden vastgesteld. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE AWB 20/7483

uitspraak van 18 februari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. S. Klootwijk,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; Breda), verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de Ziektewetuitkering van eiseres beëindigd vanaf 23 maart 2020.
In het besluit van 26 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 7 januari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door S. Barto.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). In het onderzoeksverslag van 17 maart 2020 schrijft de verzekeringsarts van verweerder dat eiseres per 23 maart 2020 arbeidsgeschikt is voor de functie van leerkracht in het basisonderwijs. Dit is eiseres medegedeeld in het primaire besluit van 19 maart 2020. In dit besluit is tevens vermeld dat eiseres, indien zij het niet met de beslissing eens is, tot en met 2 april 2020 een bezwaarschrift kan indienen.
Op 24 april 2020 heeft eiseres contact opgenomen met verweerder. Op 29 april 2020 heeft eiseres het door haar opgevraagde besluit ontvangen en op 12 mei 2020 heeft zij bezwaar gemaakt.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het primaire besluit aangetekend is verzonden, de bezwaartermijn liep tot en met 2 april 2020 en eiseres pas op 12 mei 2020 bezwaar heeft gemaakt.
Geschil
2. Tussen partijen is in geschil of het besluit op de juiste wijze bekend is gemaakt en – als dat het geval is – of de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Standpunt partijen
3.1
Eiseres voert aan dat zij het primaire besluit niet heeft ontvangen. Zij heeft van PostNL ook geen afhaalbericht van aangetekend verzonden post ontvangen. Eiseres heeft nadat zij het primaire besluit op 29 april 2020 alsnog heeft ontvangen op 12 mei 2020 bezwaar ingediend. Er is dan ook sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Ter zitting heeft eiseres hieraan toegevoegd dat zij niet kan vaststellen dat de track & trace code van PostNL met kenmerk 3SRRC13790497 hoort bij het primaire besluit.
3.2
Het UWV voert aan dat het primaire besluit aangetekend is verzonden. Volgens PostNL Track & Trace is het primaire besluit op 24 maart 2020 aan eiseres aangeboden maar is de bezorging niet gelukt. PostNL heeft een afhaalbericht achtergelaten maar eiseres heeft de brief niet afgehaald. Uit de verzendadministratie die zich in de postkamer bevindt, blijkt dat de track & trace code bij het adres van eiseres hoort.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
5.1
De rechtbank moet zich bij de toetsing van het bestreden besluit beperken tot de vraag of het UWV het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat zij het bezwaarschrift te laat heeft ingediend. Aan een beoordeling van de inhoud van de zaak komt de rechtbank daarom niet toe.
5.2
Volgens vaste rechtspraak moet in geval van toezending van een besluit voor de vaststelling dat aan de wettelijke voorwaarden voor het aanvangen van de bezwaartermijn is voldaan, zowel de verzending als de ontvangst van het besluit komen vast te staan, danwel voldoende aannemelijk te zijn gemaakt (zie ECLI:NL:CRVB:2004:AR4755).
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het UWV er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat het primaire besluit aangetekend is verzonden aan eiseres omdat op basis van de stukken die in deze procedure voorhanden zijn geen link kan worden vastgesteld tussen het primaire besluit en de genoemde track & trace code. Het primaire besluit bevat weliswaar in de aanhef de opmerking ‘AANTEKENEN’ maar een sticker met een track & trace code ontbreekt op het besluit. Er kan daarom niet worden vastgesteld of deze overeenkomt met de track & trace code van PostNL met kenmerk 3SRRC13790497 waarvan de volggegevens zijn overgelegd. Het UWV heeft bovendien nagelaten een verzendbewijs of een kopie van de verzendadministratie in het geding te brengen ter ondersteuning van haar stelling dat het primaire besluit aan eiseres is verzonden.
5.4
Gelet hierop, en nu volgens het UWV het primaire besluit ook niet per gewone post is verzonden, kan niet worden vastgesteld dat het primaire besluit op de in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorgeschreven manier aan eiseres bekend is gemaakt. Dit leidt er toe dat het primaire besluit op dat moment niet in werking is getreden (artikel 3:40 Awb).
5.5
Vast staat dat eiseres het primaire besluit op 29 april 2020 alsnog heeft ontvangen. De rechtbank gaat daarom uit van 29 april 2020 als datum van bekendmaking van het primaire besluit. Op dat moment ging de bezwaartermijn lopen. Eiseres heeft op 12 mei 2020 dan ook tijdig bezwaar gemaakt. Van overschrijding van de bezwaartermijn is geen sprake. Wat partijen daarover hebben aangevoerd hoeft dan ook niet besproken te worden.
5.6
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het UWV moet binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
5.7
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
5.8
De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.068,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,00 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.J.M. Stoof, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier op 18 februari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Wettelijk kader
Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
In artikel 75j van ZW is bepaald dat paragraaf 3 van toepassing is op geschillen van geneeskundige aard over het al dan niet bestaan of voortbestaan van ongeschiktheid tot werken.
In artikel 75k van de ZW, voor zover van belang, is bepaald dat in afwijking van artikel 6:7 van de Awb de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in een geschil als bedoeld in artikel 75j twee weken bedraagt.