ECLI:NL:RBZWB:2021:6662

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
02-156236-21, 02-153468-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging van politieambtenaren met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2021, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder poging tot zware mishandeling en bedreiging van politieambtenaren. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 december 2021, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte, geboren in 1975 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht, werd bijgestaan door raadsman mr. A. Goedkoop.

De tenlastelegging omvatte onder andere het gooien van lege bierflesjes naar verbalisanten, wat door de officier van justitie werd gekwalificeerd als poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel, omdat de verbalisanten zich op een veilige afstand bevonden. De verdachte werd vrijgesproken van dit feit, maar de rechtbank achtte de subsidiaire tenlastelegging van bedreiging met zware mishandeling wel bewezen.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het bedreigen van verbalisanten met een mes en het spuiten van verfspray in hun richting. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte een redelijke vrees bij de verbalisanten hebben kunnen oproepen, wat leidde tot een bewezenverklaring van deze feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychiatrische geschiedenis en eerdere veroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/156236-21 en 02/153468-21
vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1975 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. A. Goedkoop, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 december 2021, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling subsidiair een bedreiging van een aantal verbalisanten. Aan verdachte worden tevens nog een tweetal bedreigingen van verbalisanten, een vernieling en een bedreiging van een buurman ten laste gelegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier alle tenlastegelegde feiten onder beide parketnummers wettig en overtuigend bewezen. Over feit 1 onder parketnummer 02/156236-21 voert zij aan dat de bierflesjes bedoeld waren om de verbalisanten te raken. Dat levert op grond van de jurisprudentie voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel op.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van feit 1 en 4 onder parketnummer 02/156236-21. Voor feit 1 wordt aangevoerd dat er geen sprake is van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Voor feit 4 is er onvoldoende wettig bewijs. Voor feit 3 voert de raadsman aan dat enkel kan worden geconcludeerd dat de auto van aangever is beschadigd maar dat het onduidelijk is of er meerdere auto’s zijn beschadigd.
Voor het feit onder parketnummer 02/153468-21 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02/156236-21
Feit 1 primair tenlastegelegde
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 14 juni 2021 vanaf zijn balkon in zijn woning te Breda lege bierflesjes heeft gegooid naar een aantal verbalisanten dat op straat stond. De vraag, die moet worden beantwoord, is welk tenlastegelegd strafbaar feit deze gedraging oplevert.
Om tot een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling te komen, moet verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarvan is sprake als de verdachte door zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever zwaar lichamelijk letsel kon oplopen. Of dit het geval is, hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat daarvan in deze zaak geen sprake is. De rechtbank heeft op de camerabeelden waargenomen dat de aanwezige verbalisanten op een ruime afstand van het balkon stonden waarvan verdachte zijn lege bierflesjes gooide. Dit wordt ook bevestigd door een aantal verbalisanten in de door hen afgelegde verklaringen. Zo verklaart verbalisant [Naam 1] dat hij op voldoende afstand bleef staan en verbalisant [Naam 2] verklaart dat hij aan de overzijde van de straat stond. Ook verbalisant [Naam 3] verklaart dat de collega’s op ruime afstand stonden zodat ze niet werden geraakt. Deze ruime afstand maakt dat het onvoldoende vast te stellen is of verdachte met een dermate snelheid en op een zo gerichte wijze heeft gegooid dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel was bij de verbalisanten, ook in het geval, zoals verbalisanten relateren, sommige flesje rakelings langs hun hoofd gingen en glasscherven van de flesjes tegen hun broek spatten Daarbij komt dat niet duidelijk is of de lege bierflesjes heel of al kapot waren op het moment dat verdachte deze naar de verbalisanten gooide. Nu de opzet op zwaar lichamelijk letsel niet bewezen kan worden, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit.
Feit 1 subsidiair tenlastegelegd
Uit de camerabeelden is op te maken dat verdachte met kracht lege bierflessen naar de verbalisanten op straat heeft gegooid. De verbalisanten [Naam 4] , [Naam 2] en [Naam 1] hebben hierbij in hun aangiftes verklaard dat de flessen in hun buurt neerkwamen, zij soms opzij moesten springen om flessen te ontwijken en zij glasscherven voelden opspatten tegen hun broek. Verdachte keek ook naar de verbalisanten als hij flessen in hun richting gooide en verbalisant [Naam 2] heeft verklaard dat verdachte in gedrag en houding dreigend overkwam. Verdachte heeft tijdens het gooien van deze flesjes ook geroepen tegen de verbalisanten “hoe graag willen jullie dood” en hij heeft geroepen dat hij hen dood zou gaan maken, hetgeen blijkt uit de verklaringen van verbalisanten [Naam 2] en [Naam 1] alsmede getuige [Naam 5] . De gedragingen en bewoordingen van verdachte zijn van dien aard geweest dat er een redelijke vrees bij aangevers heeft kunnen ontstaan dat zij het leven zouden laten danwel zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
Feit 2
Verdachte heeft enige tijd met een mes op zijn balkon gestaan en heeft hierbij met het mes in de richting gewezen van verbalisant [Naam 3] die met zijn schild richting het balkon van verdachte liep. Dat blijkt uit de verklaringen van de verbalisanten [Naam 3] en [Naam 2] . Verbalisant [Naam 3] en getuige [Naam 6] hebben hieromtrent beiden verklaard dat verdachte de woorden ‘kom maar ik steek je’ heeft gebezigd danwel woorden van gelijke strekking.
De verbalisanten [Naam 7] en [Naam 1] verklaren dat verdachte op enig moment het mes op hen gericht had. Uit verklaringen van de verbalisanten [Naam 7] en [Naam 3] blijkt dat verdachte zich vervolgens heeft gericht tot verbalisant [Naam 3] en op korte afstand, namelijk ongeveer een meter, stekende bewegingen richting hem heeft gemaakt. Op dat moment heeft verbalisant [Naam 7] de situatie dermate dreigend ervaren dat hij verdachte heeft neergeschoten. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen en bewoordingen van verdachte van dien aard zijn geweest dat er een redelijke vrees bij aangevers heeft kunnen ontstaan dat zij het leven zouden laten danwel zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Feit 3
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangever [Naam 8] heeft gezien dat verdachte drie of vier lege bierflessen naar zijn auto heeft gegooid en dat er flessen kapot vielen op zijn auto, zijnde een witte Audi met Bulgaars kenteken. Aangever heeft ook verklaard dat er schade aan zijn auto was die er eerst nog niet was. Door verbalisant [Naam 7] is verklaard dat hij heeft waargenomen dat er een fles terechtkwam op een Audi met een Pools kenteken. Hoewel de auto van aangever een Bulgaars kenteken heeft is de rechtbank van oordeel dat verbalisant [Naam 7] de auto van aangever heeft bedoeld, omdat uit de camerabeelden blijkt dat er tijdens het gooien van de flesjesbier slechts één witte Audi met een buitenlands kenteken stond geparkeerd in de straat. Hoewel verdachte geen vol opzet heeft gehad op het vernielen van de auto van aangever heeft verdachte, door met kracht te gooien met lege bierflessen vanaf zijn balkon naar de straat waar diverse auto’s stonden geparkeerd, de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een auto zou raken en zou beschadigen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het beschadigen van de auto van aangever. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat er meer auto’s dan de auto van aangever zijn beschadigd omdat daarvoor het bewijs ontbreekt in het dossier.
Feit 4
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 4 tenlastegelegde bedreiging van de heer [Naam 6] niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Aangever [Naam 6] heeft aangifte gedaan van bedreiging. Deze aangifte van [Naam 6] vindt echter geen steun in andere bewijsmiddelen. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij buren heeft bedreigd, heeft hij hierbij niet verwezen naar [Naam 6] maar naar een andere buurman, genaamd [Naam 9] . Er kan dan ook niet met zekerheid worden vastgesteld dat verdachte aangever [Naam 6] daadwerkelijk heeft bedreigd en hierbij de woorden heeft gebezigd zoals opgenomen onder feit 4 van de tenlastelegging. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 4 tenlastegelegde.
Parketnummer 02/153468-21
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verbalisanten [Naam 10] en [Naam 11] op 12 juni 2021, vanwege een melding geluidsoverlast, bij verdachte aan de deur zijn geweest. Verbalisanten [Naam 10] en [Naam 11] verklaren dat verdachte hen heeft toegeroepen of “zij dood wilden” en dat “zij wel zouden zien wat er zou gebeuren”. Verdachte heeft vervolgens een spray uit zijn rugzak gehaald. [Naam 10] en [Naam 11] verklaren dat verdachte dicht op hen stond en de spray vervolgens op hen richtte. Zij verklaren eveneens allebei dat zij op een trap stonden en geen kant op konden en zich bedreigd voelden. Uit de verklaringen blijkt dat verdachte vervolgens met een busje, waarvan later bleek dat het verf was, op korte afstand van [Naam 10] en [Naam 11] in hun richting heeft gespoten. Voor de verbalisanten [Naam 10] en [Naam 11] is deze situatie, waarbij verdachte een spuitbus op hen had gericht en op korte afstand hiermee in hun richting heeft gespoten, alsmede de bewoordingen die verdachte voorafgaand daaraan heeft gebruikt, van dien aard geweest dat er bij de verbalisanten een redelijke vrees heeft kunnen ontstaan dat zij het leven zouden laten danwel zwaar letsel zouden oplopen. De rechtbank zal het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen verklaren.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/156236-21
1.
op 14 juni 2021 te Breda, [Naam 4] en [Naam 2] en [Naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een aantal flessen, in de richting van, die [Naam 4] en [Naam 2] en [Naam 1] gegooid en daarbij die [Naam 2] en een of meer person(en) politieambtenaren meermalen dreigend de woorden toegevoegd: ik maak jullie dood, ik maak jullie af’ en “wie van jullie wil er dood?” en “ik maak je dood”;
2.
op 14 juni 2021 te Breda, [Naam 7] en [Naam 3] en [Naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes ter hand genomen en (vervolgens) meermalen dat mes, getoond/opgeheven en daarbij die [Naam 7] en [Naam 3] en [Naam 1] en meermalen de woorden toegevoegd: “kom dan, ik steek je” en “jij gaat eraan” en “ik maak je dood” en aldus door zijn, houding en gedragingen en handelingen voor die Rijk en een of meer persoon(en) politieambtenaren een bedreigende situatie en sfeer doen ontstaan;
3.
hij op 14 juni 2021 te Breda, opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig dat aan [Naam 8] toebehoorde heeft, beschadigd,
Parketnummer 02/153468-21
hij op 12 juni 2021 te Breda
[Naam 10] en [Naam 11] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
door hen, terwijl zij op de trap stonden, (meermalen) de woorden toe te voegen
- " willen jullie dood", en
- " jullie moeten maar eens opletten wat er gaat gebeuren", althans woorden van
gelijke dreigende aard en strekking, en
- met een busje gevuld met verf op korte afstand van [Naam 10] en [Naam 11] in de
richting van hun gezicht te spuiten;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. Als bijzondere voorwaarden dienen de door de reclassering geadviseerde meldplicht, de ambulante behandeling alsmede het begeleid wonen worden opgelegd. De officier van justitie heeft tevens een dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden verzocht. In haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de Pro Justitia rapportage die over verdachte is opgemaakt en waarin is geadviseerd om de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest alsmede oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daartoe voert hij aan dat verdachte op grond van de Pro Justitia rapportage verminderd toerekeningsvatbaar is. Tevens dient rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte, door het schietincident tijdens de aanhouding op 14 juni 2021, een nier en een stukje dikke darm moet missen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De aard en ernst van de feiten
De rechtbank heeft een drietal bedreigingen en een vernieling bewezenverklaard. De bedreigingen waar verdachte zich in een tijdsbestek van twee dagen aan schuldig heeft gemaakt waren bedreigingen jegens politieagenten. Verdachte heeft zich daarnaast niet enkel in bewoordingen dreigend uitgelaten, maar heeft de verbalisanten tevens bedreigd met flessen die hij vanaf zijn balkon gooide, een mes en een verfspuitbus. Met name de bedreiging met het mes is voor de verbalisanten een angstige situatie geweest. Zij hebben zich dermate bedreigd gevoeld dat een van hen genoodzaakt is geweest om zijn dienstwapen te trekken. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, voor twee triviale meldingen van geluidsoverlast, op deze buitenproportionele wijze heeft gehandeld, waarbij hij bovendien geen enkel oog heeft gehad voor de rust en veiligheid van zijn buren, omstanders alsmede voor de bezittingen van anderen. Ook ter zitting heeft verdachte amper blijk gegeven van spijt van zijn gedrag. De rechtbank acht de bedreigingen jegens de verbalisanten zeer ernstig van aard. De verbalisanten werden tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden door verdachte met flessen bekogeld, met een mes bedreigd en bespoten met een verfspray. Verdachte heeft hen hiermee angst aangejaagd en een inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Deze bedreigingen hebben impact gehad op de verbalisanten, die tijdens hun werk onverwachts geconfronteerd werden met deze heftige bedreigingen. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij amper spijt heeft dat hij de politie op deze manier heeft bejegend.
De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte tevens mee dat hij meerdere malen gezagsdragers heeft bedreigd.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het strafblad van verdachte. Dit betreft een fors strafblad en daaruit blijkt dat hij al eerder is veroordeeld voor bedreiging en vernieling. De rechtbank weegt dat in het nadeel van verdachte mee.
De rechtbank houdt rekening met het reclasseringsadvies van 30 september 2021 dat over verdachte is opgesteld. Daarin komt naar voren dat verdachte een langdurige psychiatrische verslavingsgeschiedenis heeft. Verdachte heeft tot zijn detentie in een begeleide woonvorm verbleven. Het huidige ontbreken van begeleiding, woonruimte en behandeling levert naar de mening van de reclassering een verhoogd risico op recidive op.
Geadviseerd wordt om verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke straf onder oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname en begeleid wonen of maatschappelijk opvang.
De rechtbank houdt voorts rekening met het psychologisch rapport van 10 november 2021 dat over verdachte is opgemaakt. Hierin komt naar voren dat er aan de zijde van verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van alcohol en een stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast worden er aanwijzingen gezien die mogelijk kunnen duiden op de aanwezigheid van een autismespectrumstoornis. De psycholoog heeft geadviseerd om de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank heeft geen redenen te twijfelen aan de conclusies en de adviezen van de psycholoog en neemt deze dan ook over.
Tot slot houdt de rechtbank in strafverminderende zin nog rekening met het feit dat verdachte door het uiteindelijke schietincident volgend op de bedreigingen een nier en een stukje dikke darm is kwijtgeraakt en dat dit in de toekomst mogelijk gevolgen voor zijn gezondheid kan hebben.
6.3.3
De straf
Anders dan de officier van justitie gaat de rechtbank niet uit van een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling van het onder feit 1 tenlastegelegde. Om die reden zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan gevorderd door de officier van justitie. Volgens de in de rechtspraak ten aanzien van deze bedreigingen en een vernieling ontwikkelde oriëntatiepunten straftoemeting zou aan verdachte een forse taakstraf dienen te worden opgelegd. Gezien de aard van de bedreigingen, de recidive en aangezien verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats meer heeft en de uitvoering van de taakstraf daarom in de praktijk moeilijk uitvoerbaar zal zijn, acht de rechtbank een gevangenisstraf passender. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Teneinde de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken zal de rechtbank een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank zal dan ook aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Als bijzondere voorwaarden zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen zijnde een meldplicht, een ambulante behandeling alsmede het begeleid wonen.
Gelet op de ernst van de feiten en de recidive moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bevelen dat de opgelegde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De benadeelde partijen

[Naam 7] , [Naam 3] en [Naam 1] hebben inzake de feiten tenlastegelegd onder parketnummer 02/156236-21 een vordering benadeelde partij ingediend evenals het slachtoffer [Naam 8] . [Naam 10] en [Naam 11] hebben inzake de feiten tenlastegelegd onder parketnummer 02/153468-21 een vordering benadeelde partij ingediend.
7.1.
De vordering benadeelde partij van [Naam 7]
heeft een vordering tot immateriële schadevergoeding ingediend van € 608,-. [Naam 7] stelt dat verdachte onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en dat hij als gevolg daarvan schade lijdt. [Naam 7] heeft spanningsklachten ervaren doordat hij door verdachte is bedreigd met een mes. Hij dacht dat verdachte hem zou gaan steken.
De rechtbank overweegt allereerst dat verdachte door zijn handelingen een inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [Naam 7] en mitsdien onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, zodat hij recht heeft op vergoeding van zijn schade als gevolg daarvan.
De rechtbank merkt daarbij op dat ten aanzien van de onder feit 2 bewezenverklaarde bedreiging sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, als bedoeld in artikel 106, aanhef en onder b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Deze aantasting is het gevolg van de bewezenverklaarde bedreiging met de dood en met zware mishandeling van [Naam 7] . Gelet op de gedragingen van de verdachte – het maken van een stekende beweging en het dreigen met een mes – brengen de aard en de ernst van de normschending mee dat een aantasting in de persoon van [Naam 7] voor de hand ligt. Nu [Naam 7] stelt dat hij als gevolg van de bedreiging spanningsklachten en stress heeft ondervonden, heeft hij, anders dan de raadsman aanvoert, gemotiveerd voldaan aan zijn stelplicht, en kan de raadsman niet volstaan met een blote betwisting. In deze omstandigheden ligt de vordering voor toewijzing gereed, tot een bedrag van € 500,-. Voor het restant van zijn vordering zal [Naam 7] niet-ontvankelijk worden verklaard.
Met betrekking tot het toegewezen bedrag van € 500,- zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 14 juni 2021. De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast.
7.2
De vordering benadeelde partij van [Naam 3]
heeft een vordering tot immateriële schadevergoeding ingediend van € 608,-. [Naam 3] stelt dat verdachte onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en dat hij als gevolg daarvan schade lijdt. [Naam 3] geeft aan dat hij bang was dat verdachte hem zou steken. Het incident heeft bij hem mentale klachten veroorzaakt waaronder slecht slapen en onrust.
De rechtbank overweegt allereerst dat verdachte door zijn handelingen een inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [Naam 3] en mitsdien onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, zodat hij recht heeft op vergoeding van zijn schade als gevolg daarvan.
Evenals voor [Naam 7] geldt voor [Naam 3] dat de aard en ernst van de normschending van verdachte, zijnde het maken van een stekende beweging en het dreigen met een mes, meebrengt dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Nu [Naam 3] stelt dat hij als gevolg van de bedreiging mentale klachten heeft ondervonden, heeft hij, anders dan de raadsman aanvoert, gemotiveerd voldaan aan zijn stelplicht, en kan de raadsman niet volstaan met een blote betwisting. In deze omstandigheden ligt de vordering voor toewijzing gereed tot een bedrag van € 500,-.. Voor het restant van zijn vordering zal [Naam 3] niet-ontvankelijk worden verklaard.
Met betrekking tot het toegewezen bedrag van € 500,- zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 14 juni 2021. De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast.
7.3.
De vordering benadeelde partij van [Naam 1]
heeft een vordering tot immateriële schadevergoeding ingediend van € 325,-. [Naam 1] stelt dat verdachte onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en dat hij als gevolg daarvan schade lijdt. [Naam 1] heeft door de bedreiging met een mes door verdachte veel stress ervaren, kon enkele dagen niet slapen en kon zich moeilijk meer ontspannen.
De rechtbank overweegt allereerst dat verdachte door zijn handelingen een inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [Naam 1] en mitsdien onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, zodat hij recht heeft op vergoeding van zijn schade als gevolg daarvan.
Evenals voor [Naam 7] en [Naam 3] geldt voor [Naam 1] dat de aard en ernst van de normschending van verdachte, zijnde het maken van een stekende beweging en het dreigen met een mes, meebrengt dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Nu [Naam 1] stelt dat hij als gevolg van de bedreiging de genoemde klachten heeft ondervonden, heeft hij, anders dan de raadsman aanvoert, gemotiveerd voldaan aan zijn stelplicht, en kan de raadsman niet volstaan met een blote betwisting. In deze omstandigheden ligt de vordering voor toewijzing gereed.
Met betrekking tot het toegewezen bedrag van € 325,- zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 14 juni 2021. De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast.
7.4
De vordering benadeelde partij van [Naam 8]
De benadeelde partij [Naam 8] heeft een materiële schadevergoeding gevorderd van in totaal € 1.331,-. Deze materiële schade zou zijn ontstaan aan zijn auto, die geparkeerd stond in de straat waar de door verdachte gegooide flesjes terecht kwamen.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat [Naam 8] (de omvang van) de schade onvoldoende heeft onderbouwd. Er zijn immers geen foto’s van de schade bijgevoegd. Nu de raadsman de vordering heeft betwist, is nader onderzoek nodig om tot een oordeel over de vordering te komen. Het strafproces leent zich daarvoor niet, zodat de [Naam 8] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering.
7.5
De vordering benadeelde partij van [Naam 10]
Ten aanzien van de bedreiging door verdachte op 12 juni 2021 heeft [Naam 10] een vordering benadeelde partij ingediend van een bedrag van in totaal € 522,19 bestaande uit een materiële schadevergoeding van € 17,19 en een immateriële schadevergoeding van € 505,- euro.
De materiële schadevergoeding is door de verdediging niet betwist. De materiële schade is een rechtstreeks gevolg van dit bewezen verklaarde feit en de rechtbank acht verdachte dan ook aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat het causaal verband ontbreekt tussen de bewezenverklaarde bedreiging en de door [Naam 10] gestelde immateriële schade. De door [Naam 10] gestelde schade, het beschadigen van haar evenwichtsorgaan en de daaruit voortvloeiende hinder tijdens werk en opleiding, is niet veroorzaakt door de bedreiging van verdachte in de vorm van het spuiten van de verfspray in het gezicht van [Naam 10] , maar is ontstaan door de val van de trap. Dit geldt eveneens voor de door [Naam 10] gestelde benauwdheid en het in paniek niet kunnen vinden van de noodknop. De vordering van [Naam 10] zal daarom worden afgewezen.
Met betrekking tot het toegewezen bedrag van € 17,19 zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 12 juni 2021. De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag.
7.6
De vordering benadeelde partij van [Naam 11]
Ten aanzien van de bedreiging door de verdachte op 12 juni 2021 heeft [Naam 11] een bedrag tot immateriële schadevergoeding gevorderd van € 423,- . [Naam 11] heeft hiertoe aangevoerd dat hij letsel heeft opgelopen aan zijn elleboog, nog een aantal dagen last heeft gehad van dit letsel en een aantal dagen gespannen is geweest en slecht heeft geslapen.
De rechtbank is van oordeel dat het causaal verband ontbreekt tussen de bewezenverklaarde bedreiging en de door [Naam 11] gestelde immateriële schade, omdat de door [Naam 11] gestelde schade, het letsel aan zijn elleboog, niet is veroorzaakt door de bedreiging van verdachte in de vorm van het spuiten van de verfspray in het gezicht van [Naam 11] , maar het gevolg is van de val van de trap. Dit geldt eveneens voor de door [Naam 11] gestelde gespannenheid en het slecht slapen. Ook daarvan is niet gesteld of gebleken dat dit het gevolg is van de bedreiging. De vordering van [Naam 11] zal daarom worden afgewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/156236-21
Feit 1 subsidiair
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
Feit 2
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
Feit 3
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort beschadigen
Parketnummer 02/153468-21
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Antes Reclassering, op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, telefoonnummer 088 358 3810. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Binnen dit toezicht werkt verdachte aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe volgt verdachte de begeleidingsmodule Stap voor Stap.
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener (te bepalen door de reclassering). De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte dient zich te houden aan de huisregels en aanwijzingen van de zorgverlener.
Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het
psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
* dat verdachte verblijft in een begeleid of beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
Parketnummer 02/156236-21
Benadeelde partij [Naam 7]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 7] van € 500,- aan immateriële schade; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 juni 2021 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam 7] € 500,- te betalen; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 juni 2021 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Benadeelde partij [Naam 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 3] van € 500,- aan immateriële schade; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 juni 2021 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam 3] € 500,- te betalen; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 juni 2021 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Benadeelde partij [Naam 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 1] van € 325,- aan immateriële schade; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 juni 2021 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam 1] € 325,- te betalen; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 juni 2021 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [Naam 8]
- verklaart de benadeelde partij [Naam 8] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe op nihil;
Parketnummer 02/153468-21
Benadeelde partij [Naam 10]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 10] van € 17,19,- aan materiële schade; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 12 juni 2021 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam 10] 17,19,- te betalen; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 12 juni 2021 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Wijst de vordering voor het overige af.
Benadeelde partij [Naam 11]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [Naam 11] af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. T.M. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.G.E. van Dooren, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 december 2021.
Mr. Sterk, mr. Brouwer en de griffier zijn is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.