ECLI:NL:RBZWB:2021:6653

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1227
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2014

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. Het betreft een beroep tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014, waarbij de inspecteur op 24 januari 2019 een uitspraak op bezwaar heeft gedaan. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag, die was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 833.536. Daarnaast was er een aanvullende verliesverrekeningsbeschikking van € 6.618 en waren er rentebeschikkingen van respectievelijk € 158.020 en € 71.598 in rekening gebracht.

Het onderzoek ter zitting vond plaats op 9 december 2021 in Roermond, waar zowel de belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren. Tijdens de zitting hebben partijen een compromis bereikt over de in geschil zijnde beschikkingen, wat leidde tot de beslissing van de rechtbank om de navorderingsaanslag en de bijbehorende rentebeschikkingen te vernietigen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en gelastte dat de inspecteur het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 vergoedt.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is aangetoond dat de belanghebbende kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 19/1227
uitspraak van 23 december 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 24 januari 2019 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem over het jaar 2014 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 833.536, alsmede de beschikking waarbij een hoger bedrag aan verlies is verrekend dan bij de aanslag IB/PVV 2014 het geval was, namelijk een aanvullende verliesverrekening van € 6.618 (€ 44.383 -/- € 37.765) (hierna: de aanvullende verliesverrekeningsbeschikking), de bij beschikking in rekening gebrachte revisierente van € 158.020, en de bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 71.598 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.47.01).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2021 te Roermond.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de inspecteur, [inspecteur] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een kopie tegelijk met deze uitspraak wordt verzonden.

1. Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar
  • vernietigt de navorderingsaanslag IB/PVV 2014, de bijbehorende rentebeschikkingen en de aanvullende verliesverrekeningsbeschikking;
  • gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 aan hem vergoedt.

2. Gronden

2.1.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt over hetgeen hen verdeeld hield. Wat betreft de in deze procedure in geschil zijnde beschikkingen houdt het compromis in dat de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2014 en de gelijktijdig met de navorderingsaanslag afgegeven rentebeschikkingen en aanvullende verliesverrekeningsbeschikking moeten worden vernietigd. De rechtbank beslist dienovereenkomstig.
2.2.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
2.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Wel krijgt belanghebbende het griffierecht vergoed.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 23 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.