In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. Het betreft een beroep tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014, waarbij de inspecteur op 24 januari 2019 een uitspraak op bezwaar heeft gedaan. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag, die was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 833.536. Daarnaast was er een aanvullende verliesverrekeningsbeschikking van € 6.618 en waren er rentebeschikkingen van respectievelijk € 158.020 en € 71.598 in rekening gebracht.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 9 december 2021 in Roermond, waar zowel de belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren. Tijdens de zitting hebben partijen een compromis bereikt over de in geschil zijnde beschikkingen, wat leidde tot de beslissing van de rechtbank om de navorderingsaanslag en de bijbehorende rentebeschikkingen te vernietigen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en gelastte dat de inspecteur het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 vergoedt.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is aangetoond dat de belanghebbende kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.